Gedaan met laden. U bevindt zich op: Nagaan of de meetgegevens realistisch zijn EPC NR: Controle meetgegevens

Nagaan of de meetgegevens realistisch zijn

Bij deze stap gaat de energiedeskundige na of de meetgegevens realistisch zijn en dus kunnen kloppen. Het is vooral de bedoeling dat meetgegevens die overduidelijk fout zijn niet zomaar worden ingerekend voor het energielabel.

Algemene aanpak

Door de grote verscheidenheid aan mogelijke metingen en situaties is er geen vaste werkwijze om na te gaan of de meetgegevens realistisch zijn. In eerste instantie bekijkt u de meetgegevens kritisch en met gezond verstand. Wanneer bv. het elektriciteitsgebruik van een kantoorgebouw dat tijdens de meetperiode in gebruik was maar 3 000 kWh bedraagt, is er vermoedelijk iets mis. Dit is immers een gebruik dat te verwachten valt voor een gemiddeld gezin en is dus onrealistisch laag voor dit gebouw.

Een abnormaal verloop van de meetwaardes kan liggen aan een defect van de meter of een andere reden hebben (bv. een defect van de installatie). Wanneer de afwijkende meting kan verklaard worden en wel een correcte meting van het energiegebruik is, kan deze alsnog gebruikt worden. Wanneer deze niet verklaard kan worden of bij twijfel, worden de meetgegevens verworpen.

Hieronder staan ook enkele tips en eenvoudige controles die al een groot deel van de foute meetgegevens aan het licht zal brengen:

  • Beginwaarde = eindwaarde: de meterstand is ongewijzigd gedurende de meetperiode, dit kan wijzen op een defect van de meter.
  • Ontbrekende waarden (bv. bij uitlezing per maand): bv. het stookoliegebruik wordt maandelijks genoteerd, maar voor de maanden december en januari is er geen stookoliegebruik. De beginmeterstand is ook niet genoteerd, waardoor het verschil met de eindmeterstand niet kan gemaakt worden. Vermoedelijk werd het stookoliegebruik dus niet opgemeten tijdens deze maanden.
  • De meetwaardes zijn constant doorheen de tijd: bv. het elektriciteitsgebruik van een warmtepomp is voor elke maand exact hetzelfde. Dit duidt meestal op een fout in het meettoestel of de sensor.
  • Vergelijk de meetwaarden met enkele benchmarks:
    • Zet de meetwaarden om naar een energiegebruik per m². Is deze waarde realistisch voor het type gebouw?
    • Een PV-installatie heeft een typische jaaropbrengst in kWh = 0.85 x Wp. Dus een installatie van 10 kWp zal iets in de grootte-orde van 8500 kWh produceren per jaar.
    • De opbrengst van windmolens is afhankelijk van de windsnelheid. Typisch zijn gemiddelde windsnelheden 3 à 4 m/s, al kan dit uiteraard wel afwijken i.f.v. de ligging en de hoogte van het gebouw.
    • Wanneer voor een opwekker meerdere meetlocaties worden opgemeten, kan het rendement worden ingeschat. Is deze waarde realistisch?
      • Voor een ketel is het gemiddelde rendement over de meetperiode gelijk aan de geproduceerde warmte gedeeld door de hoeveelheid opgemeten brandstof (gas, stookolie, …).
      • Voor een WKK is het totale rendement (elektrisch + thermisch) doorgaans in de grootte-orde van 85%.
      • Bij een warmtepomp gelden de volgende typische waardes voor de SPF (jaar-COP’s):
        • 3 à 5 voor elektrische warmtepompen (lucht-warmtepompen eerder lager dan bodem-warmtepompen)
        • 1,1 à 1,5 voor gaswarmtepompen.

Voorbeelden