Gedaan met laden. U bevindt zich op: Opwekkers en energiestromen in de EPC NR-software Invoer in de EPC NR-software
Opwekkers en energiestromen in de EPC NR-software
Opwekkers en energiestromen worden ingevoerd op het niveau van de opdracht.
Aanmaken van een opwekker
- Een opwekker kan een invloed hebben op zowel het energielabel (via metingen) als de energiescore (via installaties). Ook kan eenzelfde opwekker meerdere gebouweenheden op een zelfde site bedienen. Door de opwekker in te voeren op niveau van de opdracht wordt dubbele invoer vermeden.
- De specifieke gegevens die u voor een opwekker moet invoeren, variëren per opwekker. Raadpleeg het inspectieprotocol voor meer informatie.
- Geef de opwekker een unieke naam. De software genereert een automatische naam, maar u kan deze dus overschrijven.
Hieronder vindt u een voorbeeld van hoe u een PV-installatie, een ketel en een warmtepomp invoert.
Aanmaken energiestromen
Energiestromen kunnen centraal aangemaakt worden op het scherm van de opdracht. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie types energiestromen:
- Inkomende stroom: energie die de scope binnen komt. Doorgaans gaat het om een aansluiting op het distributienet elektriciteit of gas.
- Geëxporteerde stroom: energie die de scope verlaat. Typische voorbeelden zijn injectie van overproductie aan elektriciteit naar het net en het voeden van een net voor externe warmtelevering met opwekkers binnen de scope.
- Energiegebruik buiten de eenheid: dit is een specifiek geval van een geëxporteerde stroom. Bepaalde elektriciteitsgebruiken zitten vervat in het totale gebruik van de scope maar moet u niet meenemen bij de bepaling van het energielabel. Deze geeft u in als ‘Energiegebruik buiten eenheid’. Een typisch voorbeeld is het elektriciteitsgebruik voor laadpalen.