Opbouw schildelen in de EPC NR-software
Onder de titel ‘Opbouw schildelen’ kunt u de opbouw en thermische eigenschappen van de verschillende types schildelen van de eenheid invoeren.
Invoer schildelen
De opbouw van een schildeel kunt u pas invoeren nadat u de geometrie van dit type schildeel hebt gedefinieerd. Na het invoeren van de geometrie van een type schildeel (bv. hellend dak) verschijnt in het scherm van de eenheid een blokje bij ‘opbouw schildelen’. Zonder dit blokje kan geen opbouw van voor een hellend dak ingevoerd worden.
Voor elk type schildeel ingevoerd bij ‘Geometrie’ verschijnt een blokje bij ‘Opbouw schildelen’. In dit voorbeeld is er bij geometrie aangegeven dat er een deel plat dak, een deel hellend dak en dakvensters in het hellend dak. Deze types schildelen verschijnen allemaal onder ‘Opbouw schildelen’.
U maakt voor elk type minstens 1 opbouw aan. U voegt een opbouw toe door op de drie puntjes rechts bovenaan het blok te klikken en vervolgens ‘Opbouw toevoegen’ te selecteren.
In dit voorbeeld werd er voor het hellend dak al 1 opbouw toegevoegd. De opbouw van een schildeel kunt u pas invoeren nadat u de geometrie van dit type schildeel hebt gedefinieerd. Na het invoeren van de geometrie van een type schildeel (bv. hellend dak) verschijnt in het scherm van de eenheid een blokje bij ‘opbouw schildelen’. Zonder dit blokje kan geen opbouw van voor een hellend dak ingevoerd worden.
Invoer opbouw opake schildelen
Voor elk type schildeel dat in de geometrie werd ingevoerd (plat dak, hellend dak, buitenmuur, vloer op volle grond, , …) moeten thermische eigenschappen worden gedefinieerd. U moet dus minstens één opbouw per schildeel toevoegen. Meerdere opbouwen per type zijn mogelijk.
De invoer van de thermische eigenschappen van een opaak schildeel kan op twee manieren gebeuren:
- directe invoer van de U-waarde van een schildeel
- definitie van de wandopbouw: basislaag + isolatie + luchtlaag (indien aanwezig).
In het voorbeeld hieronder bestaat het plat dak bv. voor 25% uit een dakgedeelte waarvan de thermische eigenschappen in detail gekend zijn (= U-waarde 0,7 W/(m²K)) en voor 75% uit een dakgedeelte waarvan de samenstelling werd vastgesteld.
U-waarde gekend
Voor de invoer van het dakgedeelte met gekende U-waarde, gaat u als volgt te werk:
- Geef de opbouw een unieke naam. De software genereert een automatische naam op basis van het type. Deze is overschrijfbaar.
- Maak een inschatting van de grootte en voeg het juiste percentage toe. Standaard gaat de software uit van één opbouw per type (= 100 %). Pas aan indien nodig.
- Indien de U-waarde van het hellend dak gekend is, vink dit aan en voer de gekende U-waarde in.
U-waarde niet gekend
Wanneer de U-waarde niet gekend is, moet de opbouw van het schildeel ingevoerd worden. Deze bestaat steeds uit een basislaag en daarnaast mogelijk een isolatielaag en/of luchtlaag. Op basis van deze invoer berekent de software de U-waarde.
- Indien de U-waarde onbekend is, vraagt de software invoer over het type en materiaal van het schildeel (A).
- Indien een isolatielaag aanwezig is, vinkt u dit veld aan. Na invoer van de eerste isolatielaag, kunt u nog een extra isolatielaag toevoegen door op ‘Voeg een tweede isolatielaag toe’ te klikken (B). Er kunnen maximum twee isolatielagen per schildeel ingevoerd worden.
- Onderaan verschijnt het resultaat van de berekende U-waarde (C).
Invoer opbouw transparante schildelen
Onder transparante schildelen worden vensters, dakvensters en lichte gevels verstaan. Net als bij daken, gevels en vloeren kan hier de U-waarde direct ingevoerd worden of kan de U-waarde berekend worden op basis van de ingevoerde eigenschappen. De manier van invoer voor transparante delen is echter iets anders. De invoer van lichte gevels, vensters in gevels en dakvensters is gelijklopend.
- Als de U-waarde van het venster gekend is, geeft u dit aan door ‘U-waarde bekend’ aan te vinken en de waarde rechtstreeks in te voeren (A).
- Voor handhaving in het kader van de renovatieverplichting, voert u de U-waarde, g-waarde en type van beglazing altijd in, zelfs al is U-waarde van het venster gekend (B).
- De U-waarde of het type van de profielen moeten alleen ingevoerd worden wanneer de U-waarde onbekend is (C).
Onderaan verschijnt het resultaat van de berekende U-waarde.
Als de g-waarde en U-waarde van de beglazing of het profiel onbekend zijn, toont de software ook de berekende waardes.