Gedaan met laden. U bevindt zich op: Ruimteverwarmingsclusters Ruimteverwarming

Ruimteverwarmingsclusters

Uitgewerkte voorbeelden over ruimteverwarmingsinstallaties en de bijbehorende ruimteclustering.

Ruimteverwarmingsclusters bepalen

  • Stap 1
    • Direct verwarmde ruimtes die bediend worden door dezelfde unieke combinatie van opwekkers worden samengenomen in 1 ruimtecluster.
    • De direct verwarmde ruimten binnen 1 ruimtecluster zijn niet noodzakelijk aaneengesloten.
  • Stap 2
    • Indirect verwarmde ruimte deelt minstens 1 niet-permanente opening met minstens 1 direct verwarmde ruimte uit 1 ruimtecluster → indirect verwarmde ruimte wordt volledig toegewezen aan die ruimtecluster
    • Indirect verwarmde ruimte deelt meerdere niet permanente openingen met direct verwarmde ruimten uit verschillende ruimteclusters: indirect verwarmde ruimte wordt toegewezen aan
      1. aangrenzende ruimtecluster waarmee deze de grootste oppervlakte aan niet-permanente openingen deelt
      2. ruimtecluster waarmee deze het grootste ongeïsoleerde scheidingsoppervlak (horizontaal, verticaal of schuin) deelt
      3. realistische inschatting, hou een motivatie bij in het grafisch dossier.
  • Stap 3
    • Ruimten die noch direct noch indirect verwarmd zijn met een netto-vloeroppervlakte ≤ 6 m² of die ontoegankelijk zijn:
      • Wijs deze ruimten toe aan de ruimtecluster waarmee deze het grootste ongeïsoleerde scheidingsoppervlak delen
      • Zijn deze oppervlakken met verschillende ruimteclusters gelijk, maak dan een realistische inschatting en hou hiervoor een motivatie bij in het grafisch dossier
      • Zijn er geen ongeïsoleerde scheidingsoppervlakken, wijs dan de ruimte toe aan de grootste aangrenzende ruimtecluster.
    • Ruimten die noch direct noch indirect verwarmd zijn met een netto-vloeroppervlakte > 6 m²
      • Groepeer deze ruimten in een aparte onverwarmde ruimtecluster.
      • De ruimten in deze onverwarmde ruimtecluster zijn niet noodzakelijk grenzend aan elkaar.
  • Stap 4
    • Gebruik dezelfde werkwijze als voor de berekening van het beschermde volume.
    • De totale som van alle ruimteclusters mag niet afwijken van het berekende beschermde volume.
  • Stap 5

    Voer ruimteclusters in en koppel ze aan de ruimteverwarmingsinstallaties

Centrale opwekker met één of meerdere afgiftesystemen

Eén centrale opwekker

  • Een woning met een beschermd volume van 640 m³ wordt verwarmd door een niet-condenserende gasketel. Alle ruimten zijn direct verwarmd door radiatoren.

    Hoe wordt dit ingevoerd?

    • Er is maar 1 verwarmingsinstallatie aanwezig in de woning (RV1). Het beschermde volume van de woning vormt één ruimtecluster (RC1) die wordt toegewezen aan de niet-condenserende gasketel met radiatoren/convectoren als afgiftesysteem door RC1 in de software te linken aan RV1.
  • Een woning met een beschermd volume van 840 m³ wordt volledig direct verwarmd door een niet-condenserende gasketel. In de leefruimte zijn vloerconvectoren aanwezig, maar in de slaapkamers en badkamer zijn radiatoren geplaatst.

    Hoe wordt dit ingevoerd?

    • De radiatoren en convectoren worden als eenzelfde afgiftesysteem beschouwd. Bijgevolg is er maar 1 verwarmingsinstallatie in de woning (RV1). Het beschermde volume van de woning vormt één ruimtecluster (RC1) die wordt toegewezen aan de niet-condenserende gasketel met radiatoren/convectoren als afgiftesysteem door RC1 in de software te linken aan RV1.
  • Een woning met een beschermd volume van 540 m³ wordt verwarmd door een condenserende gasketel. De leefruimte en open keuken vormen één ruimte en worden verwarmd via vloerverwarming. In de drie slaapkamers en badkamer zijn radiatoren geplaatst. Alle binnenmuren zijn ongeïsoleerd.

    Plattegronden van de woning

    Hoe wordt dit ingevoerd?

    Bepaling van de verwarmingsinstallaties

    • Er is maar 1 verwarmingsinstallatie aanwezig in de woning: een condenserende gasketel met als type afgiftesysteem ‘combinatie van radiatoren/convectoren én oppervlakteverwarming’ (RV1).

    Bepaling van de ruimteverwarmingsclusters

    • Volgende ruimten zijn direct verwarmd:
      • Leefruimte en open keuken (243 m³)
      • 3 Slaapkamers (150 m³)
      • Badkamer (30 m³)
    • Volgende ruimten zijn niet direct verwarmd:
      • hal gelijkvloers en trap (30 m³)
      • nachthal (30 m³)
      • wc (2 m² ; 5 m³)
      • berging (25 m³)
      • wasplaats (30 m³)
    • De garage maakt geen deel uit van het beschermde volume.

    Stappenplan

    • Stap 1: De direct verwarmde ruimten worden samengenomen in ruimtecluster RC1. Het gaat over de leefruimte, de open keuken, de slaapkamers en de badkamer.
    • Stap 2: De hal gelijkvloers en trap, berging, wasplaats en nachthal worden indirect verwarmd via niet-permanente openingen met direct verwarmde ruimten en worden toegevoegd aan ruimtecluster RC1.
    • Stap 3:
      • De wc is niet direct en niet indirect verwarmd. Ze heeft een netto vloeroppervlakte < 6 m² en deelt een ongeïsoleerd scheidingsoppervlak met de verwarmde ruimtecluster. Ze wordt dus toegekend aan de verwarmde ruimtecluster RC1.
      • De garage behoort niet tot het beschermd volume en wordt niet ingedeeld in een ruimtecluster.

    Invoer

    Het beschermde volume van de volledige woning zonder de garage vormt één ruimtecluster (RC1) die wordt toegekend aan de condenserende gasketel met als type afgiftesysteem ‘combinatie van radiatoren/convectoren én oppervlakteverwarming’ door in de software RC1 te linken aan RV1.

Centrale en decentrale opwekker

Combinatie van centrale opwekkers en decentrale opwekkers

  • Een woning (510 m³) wordt verwarmd met een niet-condenserende stookolieketel. In alle ruimten van de woning staat een radiator. In de zithoek (60 m³) is - naast die radiator - ook een volledig open gashaard aanwezig. Hoe wordt dit ingevoerd?

    • De open gashaard is sfeerverwarming en wordt niet als verwarmingsinstallatie ingerekend.
    • Er is dus slechts 1 verwarmingsinstallatie in de woning (RV1). Het beschermde volume van de volledige woning vormt één ruimtecluster (RC1) en wordt toegewezen aan de niet-condenserende stookolieketel met radiatoren als afgiftesysteem door in de software RC1 aan RV1 te linken.
  • In een appartementsgebouw wordt in collectieve verwarming voorzien door een cascadesysteem van een condenserende en een niet-condenserende gasketel. Dit verwarmingssysteem bedient alle appartementen van het appartementsgebouw.

    • In één van de appartementen (250 m³) is ook een gesloten gashaard geplaatst in de leefruimte (100 m³). Alle ruimten van het appartement zijn voorzien van radiatoren die bediend worden door het cascadesysteem.

    Hoe wordt dit ingevoerd?

    Bepaling van de verwarmingsinstallaties

    Er zijn 2 verwarmingsinstallaties aanwezig:

    • RV1: Een centrale collectieve installatie met 2 opwekkers: de condenserende gasketel en de niet-condenserende gasketel. Het afgiftesysteem bestaat uit de radiatoren.
    • RV2: De decentrale gashaard

    Bepaling van de ruimteverwarmingsclusters

    Alle ruimten zijn direct verwarmd.

    • De leefruimte wordt bediend door de 2 verwarmingsinstallaties en vormt een aparte ruimtecluster RC1.
    • De overige ruimten behoren tot ruimtecluster RC2 die enkel bediend wordt door de centrale collectieve installatie met 2 opwekkers.
    • Ruimtecluster RC1 (100m³) wordt in de software gelinkt aan RV1 en RV2
    • Ruimtecluster RC2 (150 m³) wordt in de software gelinkt aan RV1
  • In een eengezinswoning met een beschermd volume van 420 m³ wordt de leefruimte (170 m³) verwarmd met een pelletkachel en vloerverwarming. De open keuken (45 m³) staat in verbinding met de leefruimte en de studeerkamer (45 m³). De open keuken en de studeerkamer hebben ook vloerverwarming. De slaapkamers (2x45 m³) en de gang (30 m³) worden verwarmd met radiatoren. De badkamer (40 m³) wordt verwarmd door vloerverwarming en een radiator. De radiatoren en de vloerverwarming worden door dezelfde condensatieketel op stookolie gevoed. Alle ruimten zijn direct verwarmd.

    Hoe wordt dit ingevoerd?

    Bepaling van de verwarmingsinstallaties

    Er zijn 2 verwarmingsinstallaties aanwezig:

    • RV1: Een centrale individuele installatie met een condenserende stookolieketel. Het afgiftesysteem is van het type ‘combinatie van radiatoren/convectoren én oppervlakteverwarming’
    • RV2: De decentrale pelletkachel

    Bepaling van de ruimteverwarmingsclusters

    Alle ruimten zijn direct verwarmd.

    • De leefruimte, open keuken en studeerkamer vormen één ruimte die wordt bediend door de 2 verwarmingsinstallaties en vormt een aparte ruimtecluster RC1.
    • De overige ruimten behoren tot ruimtecluster RC2 die enkel bediend wordt door de centrale individuele installatie.
    • Ruimtecluster RC1 (260 m³) wordt in de software gelinkt aan RV1 en RV2
    • Ruimtecluster RC2 (160 m³) wordt in de software gelinkt aan RV1
  • In een passiefwoning wordt de verwarming verzorgd door naverwarming van de ventilatielucht (elektrisch weerstandselement verwerkt in de ventilatie-inrichting). Deze warme ventilatielucht wordt ingeblazen in de leefruimte die in verbinding staat met de open keuken, en in de verschillende slaapkamers.
    In de woonruimte is ook een gesloten gaskachel aanwezig.
    De andere ruimten worden indirect verwarmd (berging, hal-nachthal-trap-overloop) of zijn onverwarmd (wc, badkamer). Alle binnenmuren zijn ongeïsoleerd.

    Hoe wordt dit ingevoerd?

    Plattegronden passiefwoning
    Opdeling van het beschermde volume
    Totaal beschermd volume

    525 m³

    Leefruimte150 m³
    Open keuken70 m³
    Hal en nachthal
    (incl. trap en overloop)
    90 m³
    Toilet (onder trap) 5 m³
    Berging45 m³
    Slaapkamers 35+45+60 m³ = 140 m³
    Badkamer 25 m³

    Bepaling van de verwarmingsinstallaties

    De gaskachel mag niet als sfeerverwarming worden beschouwd.
    Er zijn dus 2 verschillende verwarmingsinstallaties:

    • RV1: De centrale individuele installatie met als opwekker elektrische weerstandsverwarming en als afgiftesysteem ‘luchtverwarming’
    • RV2: De decentrale gaskachel

    Bepaling van de ruimteverwarmingsclusters

    Stap 1: Cluster de direct verwarmde ruimten die bediend worden door dezelfde combinatie van ruimteverwarmingsinstallaties

    • De leefruimte (zithoek en eetkamer) en de open keuken worden door beide installaties RV1 en RV2 bediend en vormen één ruimtecluster RC1.
    • De slaapkamers worden enkel verwarmd door het centrale ventilatiesysteem RV1 en vormen een aparte ruimtecluster RC2.

    Stap 2: Wijs de indirect verwarmde ruimtes toe aan de gepaste ruimtecluster

    • De berging deelt alleen niet-permanente openingen met de ruimtecluster RC1 en wordt toegevoegd aan deze ruimtecluster.
    • De ruimte die de hal, trap, overloop en nachthal omvat, wordt indirect verwarmd door beide ruimteclusters. De ruimte deelt immers niet-permanente openingen met direct verwarmde ruimten uit beide ruimteclusters. De ruimte deelt echter de grootste oppervlakte aan niet-permanente openingen met de ruimtecluster RC2 en wordt daarom aan deze ruimtecluster toegevoegd.

    Stap 3: Wijs onverwarmde ruimtes toe aan de gepaste ruimtecluster

    • De wc heeft een netto vloeroppervlakte van minder dan 6 m². Ze deelt de grootste ongeïsoleerde scheidingsoppervlak met de ruimtecluster RC1 en wordt aan deze ruimtecluster toegevoegd.
    • De badkamer heeft een netto vloeroppervlakte van meer dan 6 m² en moet apart geclusterd worden als een onverwarmde ruimtecluster RC3.

    Stap 4: Bereken de volumes van de ruimteclusters

    • Ruimtecluster RC1 = 150 m³ + 70 m³ + 45 m³ + 5 m³ = 270 m³
    • Ruimtecluster RC2 = 140 m³ + 90 m³ = 230 m³
    • Onverwarmde ruimtecluster RC3 = 25 m³

    Stap 5: Koppel de ruimteclusters aan de verwarmingsinstallaties die ze bedienen.

    • Ruimtecluster RC1 wordt in de software gelinkt aan RV1 en RV2
    • Ruimtecluster RC2 wordt gelinkt aan RV1
    • Onverwarmde ruimtecluster RC3 wordt gelinkt aan RV3. RV3 is een installatie van het type ‘geen’.

Meerdere opwekkers en meerdere afgiftesystemen

Combinatie van centrale opwekkers met verschillende afgiftesystemen en decentrale opwekkers

  • Hoe worden de ruimteverwarmingsinstallaties en -clusters van onderstaande woning bepaald en hoe worden deze in de software ingevoerd?

    Identificeer eerst de aanwezige ruimteverwarmingsinstallaties

    Er zijn minstens 2 installaties:

    • 1 centrale met hybride warmtepomp = 1 installatie met 2 geschakelde opwekkers
      • opwekker 1: warmtepomp
      • opwekker 2: ketel
      • afgifte: 1 syteem: combinatie van radiatoren en vloerverwarming
    • 1 decentrale: pelletkachel (hout overig)

    Stel dan de ruimteclusters samen

    Stap 1: Cluster de direct verwarmde ruimten bediend door identieke (combinatie van) verwarmingsinstallaties in een ruimtecluster.

    • Ruimtecluster leefruimte
    • Ruimtecluster slaapkamers

    Stap 2: Wijs indirect verwarmde ruimten toe aan de gepaste ruimtecluster.

    Toewijzing van de hal aan ruimtecluster ‘slaapkamers’.

    Hal

    Stap 2 in beeld: Toewijzing van de hal.

    Berging

    Stap 2: Wijs indirect verwarmde ruimten toe aan de gepaste ruimtecluster.

    Toewijzing van de berging aan ruimtecluster ‘slaapkamers’.

    Berging

    Stap 2 in beeld: Toewijzing van de berging.

    Garage

    Stap 3: Wijs de onverwarmde ruimtes toe aan de gepaste ruimtecluster

    Garage > 6 m² → aparte onverwarmde ruimtecluster met installatie van het type ‘geen’

    Garage

    Stap 3 in beeld: Onverwarmde ruimtecluster ‘garage’.

    3D zicht van de ruimteclusters

    Stap 4: Bereken het volume van de ruimteclusters.

    Er zijn 3 ruimteclusters.

    Softwarescherm

    Stap 5: Voer de ruimteverwarmingsinstallaties in.

    Er zijn 3 installaties:

    • 1 centrale met 2 geschakelde opwekkers
    • 1 decentrale
    • 1 van het type ‘geen’
    Softwarescherm

    Stap 5: Koppel de ruimteclusters aan de ruimteverwarmingsinstallaties die de cluster verwarmen

    • Ruimtecluster leefruimte: gekoppeld aan 2 installaties
      • de centrale installatie met 2 geschakelde opwekkers (warmtepomp en ketel)
      • de decentrale pelletkachel
    • Ruimtecluster garage: gekoppeld aan installatie van het type ‘geen’
    • Overige ruimtecluster: gekoppeld aan centrale installatie
  • Een ongeïsoleerde woning met een open keuken heeft een beschermd volume van 500 m³. Elke ruimte met uitzondering van de veranda is voorzien van radiatoren. De veranda zonder verwarming is gelegen binnen het beschermde volume en is toegankelijk via de woonkamer. Volgende opwekkers zijn aanwezig:

    • Een condensatieketel op gas bedient de radiatoren in de woning.
    • Er is een pelletkachel aanwezig in de woonkamer.
    • De badkamer wordt bijkomend verwarmd door elektrische vloerverwarming.

    Volumes:

    • Open keuken: 40 m³
    • Woonkamer: 100 m³
    • Veranda: 40 m³
    • Badkamer: 30 m³
    • Andere ruimten: 290 m³

    Hoe wordt dit ingevoerd?

    Bepaling van de verwarmingsinstallaties

    Er zijn 3 verwarmingsinstallaties aanwezig:

    • RV1: Een centrale individuele installatie met een condenserende gasketel met radiatoren als afgiftesysteem
    • RV2: De decentrale pelletkachel
    • RV3: De decentrale elektrische oppervlakteverwarming

    Bepaling van de ruimteverwarmingsclusters

    Stap 1: Cluster de direct verwarmde ruimtes die bediend worden door dezelfde combinatie van verwarmingsinstallaties

    • De woonkamer wordt zowel door de pelletkachel als door de condensatieketel verwarmd en vormt ruimtecluster RC1. De open keuken vormt één ruimte met de woonkamer en behoort eveneens tot RC1.
    • De badkamer wordt verwarmd door de condensatieketel en de decentrale vloerverwarming en vormt ruimtecluster RC2.
    • De overige direct verwarmde ruimten worden enkel bediend door de condensatieketel en worden geclusterd in ruimtecluster RC3.

    Stap 2: Wijs de indirect verwarmde ruimtes toe aan de gepaste ruimtecluster

    • De veranda is de enige aanwezige indirect verwarmde ruimte. Ze deelt een niet-permanente opening in een ongeïsoleerde muur met de woonkamer en wordt daarom volledig toegewezen aan ruimtecluster RC1.

    Stap 3: Niet van toepassing

    Stap 4: Bereken de volumes van de ruimteclusters

    • Ruimtecluster RC1 = 100 m³ + 40 m³ + 40 m³ = 180 m³
    • Ruimtecluster RC2 = 30 m³
    • Ruimtecluster RC3 = 290 m³

    Stap 5: Koppel de ruimteclusters aan de ruimteverwarmingsinstallaties die ze bedienen

    • Ruimtecluster RC1 (180m³) wordt in de software gelinkt aan RV1 en RV2
    • Ruimtecluster RC2 (30m³) wordt in de software gelinkt aan RV1 en RV3
    • Ruimtecluster RC3 (290m³) wordt in de software gelinkt aan RV1
  • Een appartement heeft een beschermd volume van 250 m³. Alle ruimten worden direct verwarmd door een collectieve gascondensatieketel in combinatie met een niet-condenserende (pieklast)ketel die radiatoren bedient (= geschakelde opwekkers).
    In de woonkamer is ook een split lucht-lucht-warmtepomp aanwezig die kan koelen en verwarmen (reversibele lucht/lucht warmtepomp). Verder is er in de woonkamer een pelletkachel met een watercircuit aanwezig dat gekoppeld is aan de vloerverwarming en onafhankelijk is van de andere installaties in de woonkamer. De woning heeft een open keuken.

    Volumes:

    • Open keuken: 30 m³
    • Woonkamer: 120 m³
    • Andere ruimten: 100 m³

    Hoe wordt dit ingevoerd?

    Bepaling van de verwarmingsinstallaties

    • De split warmtepomp in de woonkamer moet beschouwd worden als een verwarmingsinstallatie, ook al zou de warmtepomp hoofdzakelijk bedoeld zijn om te koelen.
    • De pelletkachel is gekoppeld aan een vloerverwarmingssysteem en wordt opgesplitst in een centraal en een decentraal systeem (zie deel VI Watervoerende kachel). De vloerverwarming in de woonkamer, die bediend wordt door het watercircuit van de pelletkachel, wordt verwaarloosd, omdat ze in dezelfde ruimte ligt als de pelletkachel. Aangezien het watercircuit geen afgifte-elementen in andere ruimten bedient, wordt het centrale systeem van de pelletkachel volledig verwaarloosd.

    Er zijn dus 3 verwarmingsinstallaties te beschouwen:

    • RV1: centrale installatie met 2 opwekkers: collectieve condensatieketel en niet-condenserende pieklastketel. Het afgiftesysteem bestaat uit radiatoren.
    • RV2: decentrale pelletkachel
    • RV3: centrale installatie met reversibele lucht/lucht warmtepomp

    Bepaling van de ruimteverwarmingsclusters

      Alle ruimten zijn direct verwarmd.

      • De woonkamer wordt verwarmd zowel door de lucht/lucht warmtepomp, de pelletkachel als door de collectieve condensatieketel die geschakeld is met de niet-condenserende (pieklast)ketel. De woonkamer vormt ruimtecluster RC1. De open keuken vormt één ruimte met de woonkamer en behoort eveneens tot RC1.
      • De overige ruimten worden verwarmd door de collectieve condensatieketel die geschakeld is met de niet-condenserende (pieklast)ketel en vormen ruimtecluster RC2.

      De ruimteverwarmingsclusters zijn:

      • RC1 (120+30m³=150m³) wordt in de software gekoppeld aan RV1 en RV2 en RV3
      • RC2 (100m³) wordt in de software gekoppeld aan RV1

    Bijzondere situaties

    • Moet een onverwarmde en niet toegankelijke zijdelingse daktip (rondom rond geïsoleerd) met een netto vloeroppervlakte van minder dan 6 m² bij de verwarmingscluster van de onder- of naastliggende verdieping worden genomen op basis van stap 2 (toewijzing van indirect verwarmde ruimten)?

      • Als de daktip niet toegankelijk is dan impliceert dit dat er geen niet-permanente opening aanwezig is. De zoldertip is in dat geval niet indirect verwarmd en kan niet in stap 2 toegewezen worden.
      • Ontoegankelijke ruimten worden in stap 3 toegewezen aan de aangrenzende ruimtecluster waarmee de ruimte de grootste ongeïsoleerde scheidingsoppervlakte deelt, ongeacht hun oppervlakte. Deze ruimtecluster ligt niet altijd op dezelfde verdieping.
    • In een woning met radiatoren en een open sfeerhaard werd de gasketel (opwekker) verwijderd.

      Welke ruimteverwarmingsinstallaties moeten ingevoerd worden?

      • De open sfeerhaard wordt niet als verwarmingsinstallatie beschouwd. Er wordt wel aangeduid dat een open haard op stukhout aanwezig is.
      • Er moet een installatie aangemaakt worden van het type ‘onvolledig (enkel afgifte)’ (RV1). Het beschermde volume van de volledige woning is één ruimtecluster (RC1) die in de software wordt gekoppeld aan RV1.