Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 24037 - Optioneel beding van aanwas onroerend goed Vlaamse Belastingdienst

VB 24037 - Optioneel beding van aanwas onroerend goed

Voorafgaande beslissing
Nummer
24037
Datum beslissing
29 juli 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting
  • Verdeelrecht
  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 1.1.0.0.2. VCF
  • art. 2.10.1.0.1. VCF
  • art. 2.10.1.0.4. VCF
  • art. 2.7.1.0.1. VCF
  • art. 2.7.1.0.2. VCF
  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 2.9.1.0.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. Onderhavige aanvraag tot voorafgaande beslissing strekt er toe te vernemen dat:

1.1. Het voorgelegde aanwascontract met optie, zoals opgenomen in bijlage 1, tussen de echtgenoten X-Y kwalificeert als een kanscontract en dus ten bezwarende titel;

1.2. Indien dit contract in België wordt geregistreerd, de artikelen 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1, § 1 VCF niet van toepassing zullen zijn en er derhalve geen schenkbelasting zal verschuldigd zijn;

1.3. Bij overlijden van één van de echtgenoten evenmin de artikelen 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3 en 2.7.1.0.5 VCF van toepassing zullen zijn, zodat er geen erfbelasting verschuldigd zal zijn;

1.4. Bij overlijden van één van de echtgenoten evenmin artikelen 1.1.0.0.2, 22° en 2.10.1.0.1 VCF van toepassing zullen zijn, zodat er geen verdeelrecht wordt geheven in overeenstemming met artikel 2.10.1.0.4 VCF;

1.5. Bij overlijden van één van de echtgenoten evenmin de artikelen 1.1.0.0.2, 24° en 2.9.1.0.1 VCF van toepassing zullen zijn aangezien het onroerend goed te Spanje is gelegen, zodat er geen verkooprecht wordt geheven;

1.6. Deze verrichting geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

2. De heer en mevrouw X-Y verzoeken ten slotte, overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §4, lid 1 VCF, dat, gelet op het voorwerp van de aanvraag, de termijn waarvoor de beslissing ter zake zal genomen worden, langer zal zijn dan vijf jaar. Meer bepaald verzoeken zij om een geldigheidsduur van de afgeleverde beslissing tot en met het overlijden van één van hen beiden.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

3. De voorafgaande beslissing wordt gevraagd door de heer X, van Nederlandse nationaliteit, geboren te […] (Nederland) op xx.xx.1933, met rijksregisternummer […], en zijn echtgenote, mevrouw Y, van Nederlandse nationaliteit, geboren te […] (Nederland) op xx.xx.1937, met rijksregisternummer […].

Op heden wonen zij samen te […]. Hierbij merken wij op dat de echtgenoten hun fiscale woonplaats sinds meer dan vijf jaar in het Vlaamse Gewest hebben.

Zij waren gehuwd onder het Nederlands huwelijksstelsel van scheiding van goederen blijkens akte verleden voor notaris […] te […] (Nederland), op xx.xx.1963, gewijzigd blijkens akte verleden voor notaris […] te […] (Nederland) op xx.xx.1971, gewijzigd blijkens akte verleden voor notaris […] te […] (Nederland) op xx.xx.1998, en gewijzigd bij akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2023 waarbij zij hun stelsel wijzigden naar een stelsel van zuivere scheiding van goederen naar Belgisch recht, sindsdien niet meer gewijzigd (bijlage 2 bij de aanvraag).

Ze hebben samen één gemeenschappelijk en meerderjarig kind, te weten mevrouw Z, geboren te […] (Nederland) op xx.xx.1965, met rijksregisternummer […], wonende te […], Spanje.

II.B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. De aanvragers-echtgenoten wensen tussen hen een aanwascontract met optie af te sluiten met betrekking tot het volgend onroerend goed, dewelke hen in volle eigendom toebehoort, ieder voor de onverdeelde helft (bijlage 3 bij de aanvraag): Onroerend goed gelegen te Spanje, […].

Het aanwascontract met optie zal tevens betrekking hebben op de vruchten, de opbrengsten en de meerwaarden van dit onroerend goed. Ook alle goederen die bij wijze van contractuele en wettelijke zaakvervanging in de plaats zouden treden van het onroerend goed, zullen aan het aanwascontract onderworpen zijn.

Het ontwerp van het voorgenomen aanwascontract met optie is terug te vinden in bijlage 1 bij de aanvraag.

III. Motivering van de aanvraag

5. Principe

Een aanwascontract wordt door de Vlaamse Belastingdienst omschreven als een contract tussen twee of meerdere partijen waarbij overeengekomen wordt dat het onverdeelde aandeel van de eerststervende in volle eigendom of in vruchtgebruik op een bepaald goed, dat ze samen aankopen of dat zij reeds in onverdeeldheid bezitten, onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de eerststervende, van rechtswege zal aanwassen en dus verkregen zal worden door de overlevende deelgeno(o)t(en). De tegenprestatie bestaat in een evenwichtige kans voor elke deelgenoot om het aandeel van de andere in het goed te verwerven, indien hij de langstlevende is.

Het aanwascontract wordt optioneel voorzien. Het contract krijgt dan bij het overlijden van de eerststervende geen automatische uitwerking. De langstlevende moet binnen een welbepaalde termijn na het overlijden op formele wijze zijn keuze voor het aanwascontract bevestigen. Aan het uitoefenen van de optie wordt in afwijking van artikel 5.147 Burgerlijk Wetboek terugwerkende kracht toegekend tot het moment van overlijden van de eerststervende partij.

Vanuit fiscaal oogpunt wordt onder de hierna bepaalde voorwaarden aanvaard dat het betrokken goed niet is onderworpen aan erf- of schenkbelasting , noch aan het verdeel- of verkooprecht.

Voor een aanwascontract met betrekking tot onroerende goederen, zoals in voorliggend geval, geldt dat het aanwascontract:

  • Beperkt moet zijn, via een beschikking onder bijzondere titel;
  • Ten bezwarende titel moet zijn.

6. Onder bijzondere titel

Het aanwascontract is onder bijzondere titel wanneer het contract niet de algemeenheid van goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

7. Ten bezwarende titel: een evenwichtig kanscontract

Het aanwascontract betreft een contract ten bezwarende titel, wat verklaard wordt door het gegeven dat de kansen van elk van de partijen om de aanspraken in vruchtgebruik of in volle eigendom op het gehele goed te verkrijgen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het beding van aanwas, etc.

Compensatie wordt niet aanvaard. Ongelijkheid qua overlevingskansen kan niet gecompenseerd worden door ongelijkheid qua inleg. Dat zijn twee verschillende evenwichten. Door een grotere inleg vergroot de kans immers niet om de andere mede-eigenaar te overleven.

De kwalificatie van een contract ten bezwarende titel kan niet alleen volgen uit de concrete omstandigheden van de gelijkaardige levensverwachting en de gelijkwaardige inleg, maar kan tevens volgen uit de bewoordingen van het contract, zoals onder meer de opname van een vervreemdingsverbod en het verbod van het verlenen van een volmacht alsook het niet uitdrukkelijk in de tijd beperkt zijn van het aanwascontract.

Deze evenwichtigheid van kansen wordt beoordeeld op het moment van het sluiten van het contract.

De kwalificatie van het aanwascontract als ten bezwarende titel, sluit de heffing van erf- of schenkbelasting in hoofde van de artikelen 2.8.1.0.1 juncto artikel 2.8.4.1.1, §1 VCF en van de artikelen 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3 en 2.7.1.0.5 VCF uit. Wij verwijzen dienaangaande naar de beslissingen door uw dienst genomen door de jaren heen.

8. Met betrekking tot artikel 4.243 BW

Het aanwascontract betreft een kanscontract onder bijzondere titel en ten bezwarende titel onder de opschortende voorwaarde van vooroverlijden van een contractant. Artikel 4.243 van het Burgerlijk Wetboek stelt dat toegelaten zijn de contracten dewelke ten bezwarende titel en onder bijzondere titel zijn gesloten, ongeacht of deze contracten kwalificeren als erfovereenkomst.

9. Echtgenoten gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen

Dat een aanwascontract mogelijk is tussen echtgenoten wordt door de Vlaamse Belastingadministratie zelf bevestigd. In onderhavig geval zijn de echtgenoten gehuwd onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen (zie bijlage 2 bij de aanvraag).

10. Toepassing in casu

10.1. Onder bijzondere titel

Het aanwascontract met optie dat de echtgenoten, de heer en mevrouw X-Y, wensen af te sluiten heeft betrekking op het hoger vermelde onroerend goed dat zij in onverdeeldheid aanhouden, ieder ten belope van de helft.

Aangezien het contract betrekking heeft op één onroerend goed en bijgevolg hiertoe beperkt is, kan dit worden beschouwd als zijnde ten bijzondere titel. Voor de volledigheid wensen wij naar een voorafgaande beslissing te verwijzen waarin uw dienst oordeelde dat ingeval het contract wordt beprekt tot één onroerend goed, dit inderdaad kan worden beschouwd als een contract ten bijzondere titel.

In het voorliggend aanwascontract met optie wordt tevens voorzien in conventionele zaakvervanging (zie puntje 6 in bijlage 1 bij de aanvraag) zodat alles wat er in de plaats komt van het oorspronkelijk onroerend goed tevens deel uitmaakt van het kanscontract. Het betreft een loutere toepassing van het algemeen principe van artikel 3.10 van het Burgerlijk Wetboek. Uw dienst aanvaardde reeds dat zaakvervanging speelt als deze conventioneel is voorzien of plaatsvindt uit kracht van de wet overeenkomstig artikel 3.10 van het Burgerlijk Wetboek.

Het voorliggende aanwascontract met optie dat de echtgenoten, de heer en mevrouw X-Y, voornemens zijn te sluiten, kwalificeert aldus als onder bijzondere titel.

10.2. Ten bezwarende titel: een evenwichtig kanscontract

Het aanwascontract met optie dat de echtgenoten, de heer en mevrouw X-Y, wensen af te sluiten kwalificeert als een (kans)contract ten bezwarende titel. Het bezwarende karakter wordt ondersteund door de volgende feitelijke gegevens waaruit blijkt dat de echtgenoten een evenwichtig kanscontract voor ogen hebben en animo speculandi wensen te handelen:

10.2.1. Een gelijkaardige levensverwachting bij het afsluiten van de overeenkomst, wat aangetoond wordt door:

  • De gelijkaardige leeftijd van partijen, die op heden respectievelijk 90 jaar oud en 86 jaar oud zijn zodat in casu een leeftijdsverschil van minder dan vier jaar voorligt. Wij verwijzen hiervoor naar Voorafgaande Beslissingen waarbij een groter leeftijdsverschil voorlag en uw dienst oordeelde dat er sprake was van een gelijkaardige levensverwachting;
  • Bovendien verkeren partijen in eenzelfde goede gezondheidstoestand. Dit blijkt uit de attesten afgeleverd ingevolge de medische onderzoeken van de partijen (bijlage 4 bij de aanvraag);
  • Wij verwijzen tevens naar de Voorafgaande Beslissing nr. 22061 d.d. 9 januari 2023 waarbij uw dienst oordeelde dat er sprake is van een gelijkaardige levensverwachting bij een aanwascontract afgesloten tussen partijen die beiden 89 jaar oud waren op het moment van de contractsluiting; ter herinnering heeft uw dienst trouwens reeds geoordeeld dat de levensverwachting van de aanvragers (de heer en mevrouw X-Y) gelijkaardig zijn in het kader van de voorafgaande beslissing nr. VB 23072 d.d. 18 december 2023 m.b.t. een aanwascontract voor hun Luxemburgse effectenportefeuille.

10.2.2. Gelijkwaardige inleg wat wordt aangetoond door het feit dat beide partijen onverdeeld eigenaar zijn van het voormelde onroerend goed, ieder ten belope van de helft;

10.3. Het aanwascontract met optie waarvan sprake bevat een vervreemdingsverbod. Het is de partijen niet toegestaan om op gelijk welke wijze over hun onverdeeld aandeel in het onroerend goed te beschikken, zonder het akkoord van de andere partij en dit zo lang het contract uitwerking heeft. Elke daad van beheer of beschikking die gesteld wordt, zal met andere woorden de expliciete en persoonlijke handeling van beide partijen noodzaken. Het gaat om een geldig vervreemdingsverbod dat voldoet aan de dubbele voorwaarde van artikel 3.53 van het Burgerlijk Wetboek. Het beantwoordt immers aan een rechtmatig belang, met name het maximaal beschermen van elk van de partijen door het onroerend goed zo veel als mogelijk te bewaren, en is in de tijd beperkt, met name de duur van het aanwascontract;

10.4. Het aanwascontract met optie dat voorligt wordt aangegaan voor onbepaalde duur. De afwezigheid van einddatum leidt ertoe dat het contract, behoudens toepassing van artikel 3.77 BW, slechts kan opgeheven worden mits wederzijds akkoord van de partijen.

Al deze elementen in acht genomen, dient men te concluderen dat het contract die de heer X en zijn echtgenote, mevrouw Y, voornemens zijn af te sluiten, kwalificeert als een evenwichtig kanscontract ten bezwarende titel en ten gevolge hiervan de artikelen 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 2.7.1.0.5 en art. 2.8.1.0.1 io 2.8.4.1.1, § 1 VCF geen toepassing kunnen vinden.

10.5. Noteer dat het voorliggend aanwascontract optioneel is bedongen met terugwerkende kracht van het uitoefenen van de optie tot op datum van overlijden van de eerststervende partij (zie puntje 1 in bijlage 1 bij de aanvraag). Wij verwijzen hiervoor naar de Voorafgaande Beslissing nr. 23017 d.d. 17 juli 2023 (gepubliceerd op 30 augustus 2023) waarin uw dienst het volgende stelt:

“Een optioneel beding van aanwas is een beding onder opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van één van de echtgenoten en van het lichten van de optie door de langstlevende echtgenoot (cf. Hof van Cassatie 24 maart 2017, F.16.0067.N). Een beding onder opschortende voorwaarde heeft, als het is opgesteld na 1 januari 2023, bij vervulling van de voorwaarde uitwerking voor de toekomst (art. 5.147 van het Burgerlijk Wetboek). Het onroerend goed dat het voorwerp uitmaakt van het optioneel beding van aanwas waarbij de optie wordt gelicht na het overlijden is bijgevolg onderworpen aan de erfbelasting bij gebrek aan terugwerkende kracht van het optioneel beding van aanwas.

Indien het kanscontract evenwel voorziet in een terugwerking tot op het ogenblik van overlijden van de eerststervende zal er bij dit overlijden geen erfbelasting, geheven worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.3 VCF en 2.7.1.0.5 VCF, maar wel verkooprecht” (eigen onderlijning).

De optie verbonden aan het aanwascontract waarvan sprake, waarvan de uitoefening terugwerkt tot op het moment van overlijden van de eerststervende, laat het besluit dat de artikelen 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 2.7.1.0.5 en art. 2.8.1.0.1 io 2.8.4.1.1, § 1 VCF geen toepassing kunnen vinden aldus ongewijzigd.

11. Verdeel- en verkooprecht niet van toepassing

Artikel 2.10.1.0.1 VCF bepaalt dat het verdeelrecht van toepassing is op onder meer de registratie of verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende de verdeling van onroerende goederen of een afstand onder bezwarende titel onder mede-eigenaars van onverdeelde delen in onroerende goederen.

Artikel 1.1.0.0.2, 22° VCF bepaalt verder wat onder verdeelrecht moet worden verstaan en verduidelijkt dat het hierbij moet gaan om in België gelegen onroerende goederen.

Artikel 2.10.1.0.4 VCF sluit uitdrukkelijk de toepassing van het verdeelrecht op een beding van aanwas.

Inzake het aanwascontract met betrekking tot onroerende goederen, maakt uw dienst dus ook geen toepassing van het verdeelrecht, maar wordt er telkens gesteld dat het aanwascontract aanleiding geeft tot de heffing van een verkooprecht (voor onroerende goederen die in België zijn gelegen) .

Artikel 2.9.1.0.1 VCF bepaalt dat het verkooprecht wordt gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende overdracht onder bezwarende titel van eigendom of vruchtgebruik van onroerende goederen.

Artikel 1.1.0.0.2, 24° VCF bepaalt verder wat onder verkooprecht moet worden verstaan en verduidelijkt dat het hierbij moet gaan om in België gelegen onroerende goederen.

Aangezien het onroerend goed waarop het aanwascontract betrekking heeft, is gelegen te Spanje (Catalonië) Empuriabravia, Norfeu 26a, kan het aanwascontract geen aanleiding geven tot de heffing van een verkooprecht in België.

Het voorliggende aanwascontract met optie dat de echtgenoten, de heer en mevrouw X-Y, voornemens zijn te sluiten, zal geen aanleiding geven tot de heffing van een verdeelrecht of verkooprecht.

12. Geldigheidsduur van de voorafgaande beslissing

De aanvragers willen ten slotte vriendelijk vragen dat de geldigheid van de voorafgaande beslissing zich in de tijd zou uitstrekken tot aan het overlijden van één van de echtgenoten.

13. Niet-fiscale motieven

Partijen wensen dit aanwascontract met optie te sluiten met onderstaande niet-fiscale motieven:

  • Partijen wensen elkaar te beschermen in die zin dat de huidige levensstandaard die zij genieten ook na overlijden van één van hen kan worden behouden door de langstlevende. Bovendien behoudt de langstlevende partij dankzij het aanwascontract met optie voldoende flexibiliteit wat betreft het beheer en de beschikking van het onroerend goed aangezien hij/zij niet in samenloop komt met andere erfgenamen.
  • Voorts wensen zij te voorzien in een regeling die reservebestendig is. Zij wensen niet dat hun enig kind, of haar kinderen bij plaatsvervulling, kunnen opkomen tegen de aldus opgezette bescherming van de langstlevende partij. Het enig kind van de partijen is immers ongeneeslijk ziek en ondergaat thans een experimentele kankerbehandeling in Spanje. Indien partijen de langstlevende zouden beschermen middels een schenking of testament en het enig kind niet meer in leven zou zijn op het moment dat één van de partijen komt te overlijden, bestaat het risico dat (één van haar) kind(eren) (de kleinkinderen van partijen) – waarvan één nog minderjarig is - de inkorting zou vorderen. Partijen wensen dit risico uit te sluiten. Middels een testament of schenking kunnen partijen de gewenste wederzijdse bescherming dus niet bekomen zodat dit aanwascontract met optie voor de partijen de enige wenselijke oplossing vormt.
  • De partijen kiezen bewust voor een wederzijds contract dat hen in principe beiden bindt, behoudens toepassing van de eenzijdige opzeggingsmogelijkheid van artikel 3.77 van het Burgerlijk Wetboek. Partijen moeten in deze hypothese een redelijke opzeggingstermijn overeenkomen en indien dit niet mogelijk blijkt zal de rechter deze termijn bepalen rekening houdende met de elementen vermeld in artikel 3.77 van het Burgerlijk Wetboek. Een testament biedt in deze minder waarborgen aangezien er geen controle bestaat op een eenzijdige wijziging of herroeping hiervan. Hetzelfde geldt voor schenkingen tussen echtgenoten gedaan buiten huwelijksovereenkomst om, dewelke te alle tijde eenzijdig herroepbaar zijn. Het voorliggend aanwascontract met optie vormt in deze dus de meest geschikte regeling. De ontbindende voorwaarde van feitelijke scheiding, hangende vordering tot echtscheiding of gelijktijdig overlijden bij hetzelfde incident (zie puntje 9 in bijlage 1 bij de aanvraag) doet hieraan geen afbreuk.

Indien en in de mate het besluitvormingsorgaan zou stellen dat er sprake is van fiscaal misbruik, hetgeen volgens de aanvragers niet het geval is, dan nog maakt het voorliggend aanwascontract met optie geen fiscaal misbruik uit in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF. Er zijn immers niet-fiscale motieven die voldoende opwegen tegen de fiscale motieven.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

14. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

15. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerrechtelijk vlak.

16. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

  • Artikel 1.1.0.0.2, eerste lid, 22° en 24°, dat luidt als volgt:

In deze codex wordt verstaan onder: …

22° verdeelrecht : de belasting die onder de benaming `registratierecht op de gedeeltelijke of gehele verdelingen van in België gelegen onroerende goederen, de afstanden onder bezwarende titel, onder mede-eigenaars, van onverdeelde delen in soortgelijke goederen, en de omzettingen overeenkomstig artikel 4.61 en 4.62 van het Burgerlijk Wetboek, zelfs indien er geen onverdeeldheid is' geheven wordt overeenkomstig de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten en conform de bepalingen van titel 2, hoofdstuk 10, van deze codex;

23° verkeersbelasting : de belastingen die geheven worden overeenkomstig de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten en conform de bepalingen van titel 2, hoofdstuk 2, van deze codex;

24° verkooprecht : de belasting die onder de benaming `registratierecht op de overdrachten onder bezwarende titel van in België gelegen onroerende goederen met uitsluiting van de overdrachten die het gevolg zijn van een inbreng in een vennootschap behalve voor zover het een inbreng betreft door een natuurlijke persoon van een woning in een Belgische vennootschap' geheven wordt overeenkomstig de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten en conform de bepalingen van titel 2, hoofdstuk 9, van deze codex;

”.

  • Artikel 2.7.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

Overeenkomstig artikel 3, 4°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten wordt het successierecht en het recht van overgang gevestigd op de goederen die overgaan ingevolge het overlijden.”;

  • Artikel 2.7.1.0.2 VCF dat luidt als volgt:

De erfbelasting is verschuldigd ongeacht of de verkrijging gebeurt ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.

Naast het geval, vermeld in het eerste lid, is de erfbelasting ook verschuldigd op een verkrijging van vruchtgebruik met toepassing van artikel 4.18 van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende voor het overlijden van de schenker aan het vruchtgebruik heeft verzaakt conform het derde lid van het voormelde artikel.”.

  • Artikel 2.7.1.0.3 VCF dat luidt als volgt:

Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :

1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;

2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”;

  • Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”.

  • Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;

  • Artikel 2.8.4.1.1, §1, VCF dat luidt als volgt:

Ҥ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen :

TABEL I

verkrijging in rechte lijn en tussen partners

gedeelte van de schenking

A
schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

3

-

150.000,01

250.000

9

4500

250.000,01

450.000

18

13.500

450.000,01

27

49.500


TABEL II

tarief tussen alle andere personen

gedeelte van de schenking

A schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

10

-

150.000,01

250.000

20

15.000

250.000,01

450.000

30

35.000

450.000,01

40

95.000

”;

  • Artikel 2.9.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt het verkooprecht gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende overdracht onder bezwarende titel van eigendom of vruchtgebruik van onroerende goederen, met uitsluiting van de inbrengen, vermeld in artikel 115bis van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten.”.

  • Artikel 2.10.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt het verdeelrecht gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende :

1° gedeeltelijke of gehele verdelingen van onroerende goederen;

2° afstanden onder bezwarende titel, onder mede-eigenaars, van onverdeelde delen in onroerende goederen;

3° omzetting als vermeld in artikel 4.61 en 4.62 van het Burgerlijk Wetboek, zelfs als er geen onverdeeldheid is.”.

  • Artikel 2.10.1.0.4 VCF dat luidt als volt:

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de uitvoering van een beding van terugval of van aanwas.”.

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.

17. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen in België gelegen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

18. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

19. In casu gaat het om de beoordeling van een beding van aanwas m.b.t. de onverdeelde helft in een onroerend goed gelegen in Spanje.

20. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.

21. Het contract wordt aanzien als een beding van aanwas ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

22. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...

23. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

24. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De partijen hebben respectievelijk een leeftijd van 90 jaar en 86 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren wat wordt gestaafd met de voorlegging van medische attesten.

25. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

26. Uit de gegevens vermeld in het contract blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is, nl. de onverdeelde helft van het voormelde onroerend goed te Spanje.

27. De overdracht onder bezwarende titel van onroerende goederen die niet in België zijn gelegen zijn niet onderworpen aan het verkooprecht noch aan het verdeelrecht.

28. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing en haar bijlage kan worden besloten dat het in casu om een beding van aanwas gaat en er bijgevolg noch erfbelasting, noch schenkbelasting, noch het verkooprecht, noch het verdeelrecht geheven zal worden in toepassing van de artikelen 1.1.0.0.2, eerste lid, 22° en 24°, VCF, 2.7.1.0.1 VCF, 2.7.1.0.2 VCF, 2.7.1.0.3 VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF, 2.8.4.1.1 VCF, 2.9.1.0.1 VCF, 2.10.1.0.1 VCF; 2.10.1.0.4 VCF. Indien evenwel uit de feiten bij overlijden van één van de partijen blijkt dat de kansen bij het sluiten van het contract uiteindelijk niet gelijkwaardig waren omdat één van de partijen kort na het sluiten van het contract niet onverwacht is komen te overlijden zal de erfbelasting van toepassing zijn.

29. Een optioneel beding van aanwas is een beding onder opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van één van de partijen en van het lichten van de optie door de langstlevende van de partijen (cf. Hof van Cassatie 24 maart 2017, F.16.0067.N). Een beding onder opschortende voorwaarde heeft, als het is opgesteld na 1 januari 2023, bij vervulling van de voorwaarde uitwerking voor de toekomst (art. 5.147 van het Burgerlijk Wetboek). Het onroerend goed dat het voorwerp uitmaakt van het optioneel beding van aanwas waarbij de optie wordt gelicht na het overlijden is bijgevolg onderworpen aan de erfbelasting bij gebrek aan terugwerkende kracht van het optioneel beding van aanwas.

Indien het beding van aanwas evenwel voorziet in een terugwerking tot op het ogenblik van overlijden van de eerststervende zal er bij dit overlijden geen erfbelasting geheven worden. Het onroerend goed komt de langstlevende toe ingevolge de toepassing van een geldig beding van aanwas en dus ten bezwarende titel..

30. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt in casu geen fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF. Bovendien liggen er ook niet-fiscale motieven aan het contract ten grondslag.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.