VB 23017 - Beding van aanwas
- Nummer
- 23017
- Datum beslissing
- 17 juli 2023
- Publicatiedatum
- 30 augustus 2023
Heffing
- Erfbelasting
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.1.0.3. VCF
- art. 2.7.1.0.5. VCF
- art. 2.8.1.0.1. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. Deze aanvraag strekt ertoe te vernemen of het voorgelegde kanscontract tussen hierna vermelde kopers kwalificeert als een kanscontract ten bezwarende titel en dat:
1.1. Het sluiten van het kanscontract niet onderworpen zal zijn aan schenkbelasting en bijgevolg de artikel 2.8.1.0.1 VCF niet van toepassing zal zijn;
1.2. Bij overlijden van één van de kopers de artikelen 2.7.1.0.3, 3° en 2.7.1.0.5 VCF niet van toepassing zullen zijn en er geen erfbelasting verschuldigd zal zijn;
1.3. Deze verrichting geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door notarissen […], te […] namens:
2.1. de heer X, RR […], geboren te […] op xx.xx.1939, wonende te […].
2.2. Mevrouw Y, RR […], geboren te […] op xx.xx.1946, wonende te […].
3. De kopers zijn noch gehuwd, noch wettelijk samenwonend. Zij zijn sinds geruime tijd een koppel en zij hebben in 2010-2012 wettelijk samengewoond. Zij hebben geen voornemen om in het aangekochte goed samen te wonen. Beide kopers zijn nog in goede gezondheid. Zij wonen beiden reeds meer dan vijf jaar in het Vlaamse gewest. Zij hebben geen gemeenschappelijke kinderen. Hun financiële inleg zal gelijk zijn.
4. Het betrokken onroerend goed betreft;
STAD […] (1° afdeling)
In een nieuwbouwcomplex in oprichting genaamd Residentie […] op een perceel grond gelegen te […], aan de nieuw aan te leggen weg […], gekadastreerd volgens titel en basisakte sectie B deel van nummer […], en volgens recent kadastraal uittreksel sectie B, nummer […], groot volgens het proces-verbaal van opmeting en afpaling, negenennegentig are negentwintig centiare (99a 29ca).
Dit plan werd gehecht aan de akte van verkaveling verleden voor ondergetekende notaris […] te […], en notarissen […] te […] en […] te […] op xx.xx.2020.
I. In Residentie […] met kadastraal partitienummer voor de deelvereniging […]:
Appartement […], kadastraal perceelnummer […], met als toekomstig adres: […], begrijpende:
a) In privatieve en exclusieve eigendom:
Inkomhal met vestiaire, badkamer, toilet, slaapkamer 1, slaapkamer 2, leefruimte met open keuken, berging, terras.
b) In mede-eigendom en gedwongen onverdeeldheid:
- Drieëntachtig/tienduizendste (83/10.000ste) in de algemene gemene delen van […], waaronder de grond.
- Drieëntachtig/duizend negenhonderd veertigsten (83/1.940sten) in de particulier gemene delen van Residentie […].
II. De garagebox […], kadastraal perceelnummer […], begrijpende:
a) In privatieve en exclusieve eigendom:
De garagebox zelf met haar poort.
b) In mede-eigendom en gedwongen onverdeeldheid:
Zeven/tienduizendste (7/10.000ste) in de algemene gemene delen van Residentie […], waaronder de grond.
III. De kelderberging […], kadastraal perceelnummer […], begrijpende:
a) in privatieve en exclusieve eigendom:
de kelderberging met haar deur.
b) in mede-eigendom en gedwongen onverdeeldheid:
één/tienduizendste (1/10.000ste) in de algemene gemene delen van Residentie […], waaronder de grond.
Basisakte hoofdvereniging: akte verleden voor notaris […] te […], met tussenkomst van notaris […] te […], en notaris […] te […] op xx.xx.2020, overgeschreven op het kantoor rechtszekerheid […] op xx.xx.2020, […].
Basisakte deelvereniging: akte verleden voor notaris […] te […], met tussenkomst van notaris […] te […], en notaris […] te […] op xx.xx.2020, overgeschreven op het kantoor rechtszekerheid […] op xx.xx.2020, formaliteitsnummer […].
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
5. De aanvragers wensen voormelde aankoop te doen met een beding van aanwas in optie VE/BE/VG.
Dit beding in optie werd op vraag van het besluitvormingsorgaan verduidelijkt op xx.xx.23. In de akte van aankoop wordt volgende clausule opgenomen:
“BEDING VAN AANWAS MET OPTIE (VOLLE EIGENDOM/ BLOTE EIGENDOM/ VRUCHTGEBRUIK)
Om hun samenwonen te organiseren en de langstlevende te beschermen bij het overlijden van één van hen komen de kopers overeen een bijzondere onverdeeldheid tussen hen in het leven te roepen voor het bij deze aangekochte goed, dat als een doelvermogen wordt aanzien.
De kopers komen met name overeen dat, bij het overlijden van de eerststervende onder hen en zonder terugwerkende kracht, de volle eigendom van het deel van de eerststervende in het goed zal aanwassen bij het deel van de overlevende, doch enkel op voorwaarde dat deze laatste hiervoor uitdrukkelijk, op de wijze en binnen de termijn hierna gepreciseerd, opteert na het overlijden van de eerststervende. Aldus staat elk van de kopers, onder voormelde voorwaarde, de volle eigendom van zijn deel af aan de andere onder de opschortende voorwaarde van zijn vooroverlijden; als tegenprestatie voor deze afstand verkrijgt de overdrager een kans om de volle eigendom van het deel van de andere te verkrijgen, indien hij het langst leeft.
Deze overeenkomst is wederkerig toegestaan en aanvaard ten bezwarende titel, als kanscontract, onder de hiernavolgende modaliteiten en voorwaarden:
1) De langstlevende van de beide kopers dient zijn wil om het bovenvermeld recht van aanwas uit te oefenen uitdrukkelijk kenbaar maken door middel van een verklaring afgelegd bij notariële akte binnen een termijn van vier maanden na het overlijden van de eerststervende van de kopers. Deze termijn geldt als vervaltermijn. Bij ontstentenis van uitdrukkelijke wilsuitdrukking op voormelde wijze en binnen voormelde termijn zal de langstlevende van de kopers geacht worden onherroepelijk te hebben verzaakt aan het voordeel van het recht van aanwas.
In deze verklaring zal de langstlevende van de kopers mogen opteren om het aanwasbeding te beperken tot de blote eigendom of het levenslang vruchtgebruik van het deel van de eerststervende in het goed. In dat geval moeten alle bepalingen van dit beding van aanwas waar sprake is van “de volle eigendom” gelezen worden als “de blote eigendom” of “het levenslang vruchtgebruik” en dient de eerste zin van artikel 6) te worden gelezen als volgt:
- als de langstlevende kiest voor de aanwas in vruchtgebruik:
“Er wordt bedongen dat de langstlevende van beide kopers, naast zijn eigen (aandeel in de hierna vermelde) kredieten en schulden, de interesten van de kredieten dient verder te betalen die door de eerststervende werden aangegaan met het oog op de aankoop, eventuele bebouwing, verbouwing of verandering van het goed waarop dit beding betrekking heeft, alsmede (het aandeel van de eerststervende in) alle daarmee verband houdende schulden die niet via periodieke aflossingen worden terugbetaald (na aanwending van eventuele schuldsaldoverzekeringen) in verhouding tot de waarde van het vruchtgebruik van de langstlevende, berekend overeenkomstig artikel 4.64, §3 van het Burgerlijk Wetboek op overlijdensdatum van de eerststervende.”;
- als de langstlevende kiest voor de aanwas in blote eigendom en het vruchtgebruik niet op een of andere wijze toekomt aan de langstlevende (als dat wel het geval is verkrijgt de langstlevende de volle eigendom, deels ingevolge dit aanwasbeding en deels op een andere wijze, en dient artikel 6) te worden toegepast):
“Er wordt bedongen dat de langstlevende van beide kopers, naast zijn eigen (aandeel in de hierna vermelde) kredieten en schulden, de kapitaalaflossingen van de kredieten dient verder te betalen die door of voor rekening van de eerststervende werden aangegaan met het oog op de aankoop, eventuele bebouwing, verbouwing of verandering van het goed waarop dit beding betrekking heeft, alsmede (het aandeel van de eerststervende in) alle daarmee verband houdende schulden die niet via periodieke aflossingen worden terugbetaald (na aanwending van eventuele schuldsaldoverzekeringen) in verhouding tot de waarde van de blote eigendom, berekend overeenkomstig artikel 4.64, §3 van het Burgerlijk Wetboek op overlijdensdatum van de eerststervende.”
Als de langstlevende kiest voor de aanwas in vruchtgebruik is dit vruchtgebruik, behoudens met zijn/haar toestemming, niet vatbaar voor omzetting en wordt de vruchtgebruiker vermoed, behoudens tegenbewijs door de blote eigenaar die steeds een beschrijving van het goed mag vragen, het goed te hebben ontvangen in de staat waarin het zich bevindt op het einde van het vruchtgebruik.
2) Beide partijen schatten voor zichzelf de kans om te overleven gelijkwaardig.
3) Deze overeenkomst vervalt van rechtswege na de vaststelling, per aangetekende brief te melden aan de andere koper, van het feit dat partijen niet meer samenwonen gedurende een ononderbroken periode van zes maanden (bij duurzame ontwrichting van hun relatie, dus geen toevallige feitelijke scheiding of een door de omstandigheden opgedrongen feitelijke scheiding ingevolge een verblijf in het buitenland omwille van beroepsredenen, een verblijf in een ziekenhuis, woonzorgcentrum, assistentiewoning, enzovoort), wat door alle rechtsmiddelen kan bewezen worden.
Dit verval, dat als een ontbindende voorwaarde van het aanwasbeding moet worden aanzien, is ingegeven door de determinerende beweegreden voor het opnemen van ervan in deze akte, zijnde de wens van de kopers om hun gezamenlijk levenskader bij het overlijden van een van hen veilig te stellen in hoofde van de langstlevende zodat, indien partijen hun samenwoning in de toekomst zouden beëindigen op een duurzame wijze, het aanwasbeding wegens het wegvallen van de determinerende oorzaak eveneens geacht moet worden te zijn weggevallen.
In de hypothese dat een einde zou gemaakt worden aan deze overeenkomst door de verzending van een aangetekende brief, zoals hierboven uiteengezet, kan elk van beide partijen op zijn kosten het einde van de overeenkomst laten vaststellen bij authentieke akte en deze op het bevoegde kantoor rechtszekerheid laten overschrijven. Hiertoe geven de kopers elkaar onherroepelijk volmacht, met machtiging voor de notaris om deze akte te verlijden op voorlegging van het bewijs van het versturen van deze aangetekende brief.
Daarnaast kunnen partijen op elk ogenblik gezamenlijk deze overeenkomst wijzigen of het einde van deze overeenkomst laten vaststellen bij notariële akte onderworpen aan de formaliteit van overschrijving op het kantoor rechtszekerheid.
Indien partijen met elkaar in het huwelijk zouden treden komt er van rechtswege een einde aan deze overeenkomst vanaf de dag van het in kracht van gewijsde treden van het echtscheidingsvonnis of -arrest, dan wel – in geval van (anticipatieve) inbreng in de huwelijksgemeenschap – vanaf de dag van het huwelijk, behoudens andersluidend beding in hun huwelijksovereenkomst.
Indien er een einde komt aan dit aanwasbeding is artikel 3.75 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing en kan iedere partij de uit onverdeeldheidtreding vorderen overeenkomstig artikel 1207 van het Gerechtelijk Wetboek.
4) De aanwas heeft eveneens betrekking op alle eventuele bouwwerken, verbouwingen of veranderingen die op of aan het goed zouden uitgevoerd worden. Bij gebrek aan tegenbewijs wordt de stilzwijgende instemming van de beide partijen hieromtrent vermoed.
5) De langstlevende van beide kopers in wiens voordeel de aanwas tot stand komt zal aan de erfgenamen of rechtsopvolgers van de eerststervende geen enkele vergoeding verschuldigd zijn uit hoofde van deze overeenkomst, gezien het hier om een kanscontract gaat. Het bezwarend karakter van deze overeenkomst wordt onderstreept door het oogmerk van elke deelgenoot om te worden beschermd voor het geval hij de langstlevende zou zijn.
6) Er wordt bedongen dat de langstlevende van beide kopers alle financieringen en openstaande bedragen dient verder te betalen, aangegaan met het oog op de gezamenlijke aankoop, eventuele bebouwing, verbouwing of verandering, na aanwending van eventuele schuldsaldoverzekeringen. De kopers erkennen door ondergetekende notaris te zijn gewezen op het belang van de keuze van de begunstigde van deze verzekeringen.
7) Zolang deze overeenkomst van kracht blijft tussen de kopers kunnen zij het goed niet vervreemden, noch ten bezwarende titel, noch om niet, de verdeling of veiling ervan niet vragen, het goed niet hypothekeren en er geen enkele erfdienstbaarheid op toestaan, tenzij met wederzijds akkoord.
Tevens hebben de kopers, zolang deze overeenkomst van kracht blijft tussen hen, het gezamenlijk genot van het goed op last gezamenlijk de lasten ervan te dragen, elk in verhouding tot zijn eigendomsrechten, onverminderd de eventuele toepassing van artikel 1477 § 3 van het oud Burgerlijk Wetboek dat wettelijk samenwonenden oplegt bij te dragen in de lasten van het samenleven naar evenredigheid van hun mogelijkheden.
Indien het samenwonen ophoudt te bestaan en slechts één van de kopers het goed blijft bewonen zal hij of zij aan de andere koper een woonstvergoeding moeten betalen gelijk aan de helft van de normale huurwaarde van het goed. Behoudens overeenkomst tussen partijen zal deze vergoeding bepaald worden door een deskundige die op verzoek van de meest gerede partij wordt aangeduid door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van de ligging van het goed. De deskundige wordt vrijgesteld van alle formaliteiten; zijn kostenstaat zal door beide partijen worden gedragen, ieder voor de helft.
8) De kopers verklaren te weten dat er naar aanleiding van de in artikel 1) vermelde akte door de langstlevende registratierechten zullen verschuldigd zijn op de waarde van de rechten, voorwerp van de aanwas, wat doorgaans tot een hogere taxatie leidt dan de ingevolge een verkrijging via erfenis verschuldigde registratierechten/erfbelasting (waarvoor er zelfs vrijstelling kan zijn).
9) De bepalingen vervat in de artikelen 3) en 7) gelden in ieder geval met ingang vanaf heden en zolang deze overeenkomst van kracht blijft tussen de kopers, teneinde een rechtsgeldige overeenkomst tot stand te kunnen brengen tussen hen, dit wil zeggen onafhankelijk van het al dan niet uitoefenen van de optie vervat in artikel 1) door de langstlevende hunner.
10) Een eventuele nietigheid van een bepaling van dit beding van aanwas betreft enkel die specifieke bepaling, die in dat geval voor niet geschreven moet worden gehouden, maar kan, volgens de uitdrukkelijke wil van partijen, niet de nietigheid van het volledige beding van aanwas voor gevolg hebben
III. Motivering van de aanvraag
6. In haar standpunt nr 17044 dd. 19 september 2018 (oorspronkelijk gepubliceerd op 29 januari 2018) zette de Vlaamse Belastingdienst de voorwaarden uiteen waaraan een aanwasbeding (kanscontract) moet voldoen opdat het op fiscaal vlak aanvaard zou kunnen worden (i.e. dat de betrokken goederen niet onderworpen zullen worden aan de erfbelasting of de schenkbelasting).
Het beding van aanwas betreft een contract ten bezwarende titel wanneer de kans evenwichtig zijn. Beide partijen hebben een gelijke kans om eigendomsaanspraken op het gehele goed te verkrijgen door de aanwas van het aandeel van de overleden contractant. Deze gelijkheid van kansen wordt beoordeeld op het moment van het sluiten van de overeenkomst. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn. Een gelijkwaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen.
In casu verschillen de kopers 7 jaar. Hierbij verwijs ik naar enkele voorafgaande beslissingen waarin ook sprake is van een gelijkaardig leeftijdsverschil en waar uw dienst van oordeel was dat dit leeftijdsverschil geen afbreuk doet aan de kansengelijkheid en dus dat er sprake is van een kanscontract onder bezwarende titel. (Voorafg. Beslissing ref 20014 – ref 18013 – ref 17058 – ref 17025). De kopers verkeren nog in goede gezondheid. Een element dat meespeelt is het feit dat beide kopers ook van dezelfde generatie zijn.
Beide kopers doen elke een gelijke inleg voor de aankoop.
- 7. Het is de wens van de aanvragers om hun gezamenlijk levenskader bij het overlijden van een van hen veilig te stellen in hoofde van de langstlevende.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
8. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.
De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.
9. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:
- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;
- Artikel 2.7.1.0.3, 3°, VCF dat luidt als volgt:
“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :
…
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.”;
- Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:
“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.
Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.
§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.
De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”;
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”
10. De aanvragers verklaren dat zij met betrekking tot het onroerend goed vermeld onder punt 4 een beding van aanwas/kanscontract in optie volle eigendom/blote eigendom/vruchtgebruik wensen af te sluiten.
11. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen in een beding van aanwas niet zijn onderworpen aan de erfbelasting of schenkbelasting (maar bij onroerende goederen, zoals in casu, wel aan het verkooprecht) mits het contract, beperkt is via een beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.
Voor de onroerende goederen is bovendien vereist dat het beding van aanwas opgenomen is in een authentieke akte.
12. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.
13. Het contract is in casu onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op het onder punt 4 vermelde onroerende goederen, dat de aanvragers elk voor de helft in volle eigendom zullen bezitten.
14. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.
15. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract etc...
16. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.
17. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De echtgenoten hebben respectievelijk een leeftijd van 84 jaar en 77 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren.
18. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).
19. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers op het ogenblik van het afsluiten van het contract gelijkwaardig is, nl. de overdeelde helft volle eigendom van de onroerende goederen vermeld onder punt 4.
20. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing en haar bijlage kan worden besloten dat het in casu om een kanscontract gaat en er bijgevolg geen schenkbelasting geheven zal worden in toepassing van artikel 2.8.1.0.1 VCF.
Een optioneel beding van aanwas is een beding onder opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van één van de echtgenoten en van het lichten van de optie door de langstlevende echtgenoot (cf. Hof van Cassatie 24 maart 2017, F.16.0067.N). Een beding onder opschortende voorwaarde heeft, als het is opgesteld na 1 januari 2023, bij vervulling van de voorwaarde uitwerking voor de toekomst (art. 5.147 van het Burgerlijk Wetboek). Het onroerend goed dat het voorwerp uitmaakt van het optioneel beding van aanwas waarbij de optie wordt gelicht na het overlijden is bijgevolg onderworpen aan de erfbelasting bij gebrek aan terugwerkende kracht van het optioneel beding van aanwas.
Indien het kanscontract evenwel voorziet in een terugwerking tot op het ogenblik van overlijden van de eerststervende zal er bij dit overlijden geen erfbelasting, geheven worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.3 VCF en 2.7.1.0.5 VCF, maar wel verkooprecht.
In casu wordt vermeld: De kopers komen met name overeen dat, bij het overlijden van de eerststervende….
Hieruit blijkt duidelijk de bedoeling van de partijen is om er voor te zorgen dat het beding van aanwas met terugwerkende kracht uitwerking heeft op het ogenblik van het overlijden.
21. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt in casu geen fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF aangezien er ook niet-fiscale motieven aan het contract ten grondslag liggen, tenzij uit de feiten blijkt dat de kansen uiteindelijk niet gelijkwaardig waren omdat één van de partijen kort na het sluiten van het contract niet onverwacht is komen te overlijden.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratie- en erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3°, VCF spreekt deze beslissing zich niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.