Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 22037 - Uitbreng gemeenschapppelijk vermogen gevolgd door een kanscontract Vlaamse Belastingdienst

VB 22037 - Uitbreng gemeenschapppelijk vermogen gevolgd door een kanscontract

Voorafgaande beslissing
Nummer
22037
Datum beslissing
24 oktober 2022
Publicatiedatum
10 november 2022

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe de bevestiging te verkrijgen dat:

1.1. het beding van aanwas (in bijlage bij de aanvraag - stuk 8) kwalificeert als een kanscontract onder bezwarende titel;

1.2. het beding van aanwas geen schenking is en de uitwerking ervan niet onderworpen is aan de schenkbelasting overeenkomstig de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2, VCF;

1.3. het beding van aanwas niet is onderworpen aan de heffing van erfbelasting overeenkomstig de artikelen 2.7.1.0.3 VCF en 2.7.1.0.5 VCF;

1.4. de uitbreng van de Aandelen uit de huwelijksgemeenschap, gevolgd door het afsluiten van het beding van aanwas m.b.t. deze Aandelen, rekening houdend met de uiteengezette gegevens, geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

2. De aanvragers verzoeken uitdrukkelijk, overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1 , § 4, eerste lid, VCF, dat, gelet op het voorwerp van de aanvraag, de termijn waarvoor de beslissing wordt getroffen, langer zal zijn dan vijf jaar. Meer bepaald verzoeken zij om een geldigheidsduur van de afgeleverde beslissing tot en met het overlijden van één van hen beiden.

3. Met betrekking tot de publicatie van de voorafgaande beslissing overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, § 5 VCF, en in het bijzonder met betrekking tot het anonimiseren van de voorafgaande beslissing, verzoeken de partijen de Vlaamse Belastingdienst niet alleen de persoonsgegevens van de partijen te anonimiseren, maar hetzelfde te doen voor alle concrete gegevens die via publiek toegankelijke databanken, en in het bijzonder de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) en het Belgisch staatsblad, te consulteren zijn. Partijen denken daarbij onder meer, zonder echter exhaustief te zijn, aan alle gegevens met betrekking tot de notariële akten, de gegevens van de betrokken vermogensbestanddelen en de bedragen/waarden vermeld in onderhavige aanvraag.

Deze vraag tot het anonimiseren van alle feitelijke informatie waarvan sprake in onderhavige aanvraag gebeurt met het oog op de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer, en rekening houdende met het feit dat via opzoeking van deze gegevens via één of meerdere databanken de identiteit van de partijen makkelijk kan worden achterhaald.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

4. De aanvraag wordt ingediend door:

4.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.xxxx; RR […] en

4.2. Mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.xxxx, RR […],

Samen wonend te […].

Zij worden hierna ook gezamenlijk "Aanvragers" genoemd.

5. Aanvragers zijn gehuwd op xx.xx.1994 volgens het wettelijk stelsel en hebben geen huwelijkscontract gesloten. Aanvragers hebben hun woonplaats sedert meer dan vijf jaar in het Vlaams Gewest gevestigd.

6. De aanvragers hebben geen gezamenlijke kinderen.

De heer X heeft 1 dochter uit een vorig huwelijk, die meerderjarig is: mevrouw Z, geboren op xx.xx.xxxx, RR […].

Mevrouw Y heeft geen kinderen.

7. Het gemeenschappelijk vermogen van aanvragers bestaat uit:

• een onroerend goed in […] met inboedel

• bankrekeningen bij verschillende bankinstellingen

• […] aandelen van de BV A, met zetel te […], KBO […], opgericht op xx.xx.2005 :

8. De heer X heeft geen eigen vermogen.

9. Mevrouw Y bezit een belangrijk eigen vermogen, bestaande uit aandelen van vennootschappen van de familie […] (zie in bijlage bij de aanvraag stuk 1: overzicht van aandelen van Aanvragers in familievennootschappen):

• […] aandelen van de BV A voornoemd

• […] aandelen van de vennootschap B, met zetel te […], KBO […], opgericht op xx.xx.1987

• […] aandelen vennootschap C, met zetel te […], KBO […], opgericht op xx.xx.1989

• […] aandelen van de vennootschap D, met zetel te […], KBO […], opgericht op xx.xx.1991

Het betreft vennootschappen die door de vader van Aanvraagster, de heer […], werden opgericht, en waarvan de aandelen in het verleden reeds werden geschonken aan mevrouw Y en haar zus […], voornamelijk in naakte eigendom met voorbehoud van vruchtgebruik voor de schenker.

Vennootschap C is de vastgoedvennootschap van de familie […].

10. BV A werd eveneens door de heer […] opgericht (zie in bijlage bij de aanvraag stuk 2: oprichtingsakte). De heer […] heeft de aandelen die hij bij oprichting heeft verkregen […] in volle eigendom geschonken aan mevrouw Y. Deze staan uitsluitend op haar naam en behoren tot haar eigen vermogen.

Op xx.xx.2010 hebben de aanvragers beslist tot een kapitaalverhoging in BV A door inbreng van een schuldvordering in rekening-courant van de vennootschap ten belope van […] EUR, waarvoor […] aandelen werden uitgegeven, […] aan elk (zie in bijlage bij de aanvraag stuk 3: statutenwijziging […] - Bijlagen BS xx.xx.2010 en stuk 4) .

BV A is tevens eigenaar van de gezinswoning van aanvragers.

11. BV A houdt […] aandelen van Vennootschap C (op een totaal van […] aandelen). De aandelen van Vennootschap C zijn in handen van (zie in bijlage bij de aanvraag stuk 5):

  • Aanvraagster en haar zus […] hebben elk […] aandelen in blote eigendom;
  • De ouders van aanvraagster hebben elk […] aandelen in vruchtgebruik BV A heeft […] aandelen
  • BV […], de managementvennootschap van zus […] heeft […] aandelen.

12. De echtgenoten bevestigen dat geen huwelijkscontract werd opgesteld, noch dat enige regeling werd getroffen voor het geval van overlijden van één van beide aanvragers.

II. B. Beschrijving van de reeds gedane verrichting(en)

13. De Aanvragers wensen de aandelen in BV A die tot de huwgemeenschap behoren, zijnde […] aandelen (hierna "de Aandelen") uit te brengen uit de huwgemeenschap. De Aandelen zullen dan in onverdeeldheid toebehoren aan de Aanvragers, elk ten belope van de helft.

De overige roerende en onroerende goederen blijven in de huwelijksgemeenschap.

14. De Aanvragers wensen verder onderling een beding van aanwas te sluiten betreffende de voormelde Aandelen, waarbij zij bij wijze van kanscontract onder bezwarende titel overeenkomen dat bij het overlijden van de eerststervende van hen beiden, zijn of haar (onverdeelde) Aandelen zullen toekomen aan de langstlevende van hen beiden.

Elk van de Aanvragers staat zodoende zijn/haar Aandelen in volle eigendom af aan de andere, onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden, en elk van de Aanvragers verkrijgt als tegenprestatie voor deze afstand een gelijke kans om de volle eigendom van de Aandelen toebehorende aan de andere echtgenoot te verwerven, indien hij of zij het langst leeft.

Het voorgenomen kanscontract is ingegeven vanuit de intentie van de Aanvragers om de langstlevende onder hen te beschermen bij overlijden van de eerststervende en maximale zeggenschap over de Aandelen en bijgevolg over de gezinswoning en de aandelen Vennootschap C te bieden. Op die manier kunnen aanvragers zichzelf een stevige uitgangspositie toekennen voor het geval zij zelf de langstlevende zijn.

Aanvragers wensen vandaag zekerheid te bekomen dat de langstlevende van hen de voornoemde Aandelen in natura zal verwerven, zodat hij/zij verder de Aandelen kan beheren en beslissen over de bestemming van de gezinswoning en over de aandelen Vennootschap C, samen met de zus en ouders van aanvraagster, zonder hierbij inspraak te moeten dulden van de dochter van de Aanvrager indien deze eerst zou overlijden. De beweegredenen van de Aanvragers worden hierna nog verder toegelicht.

III. Motivering van de aanvraag

15. SLUITEN VAN EEN BEDING VAN AANWAS MET BETREKKING TOT ONVERDEELDE AANDELEN

15.1. GEEN ERF- OF SCHENKBELASTING OVEREENKOMSTIG ART. 2.8.1.0.1 , 2.8.4.1.1, §2 , 2.7.1.0.3 OF 2.7.1.0.5 VCF

In haar standpunt nr. 17044 dd. 11 oktober 2021 (oorspronkelijk gepubliceerd op 29 januari 2018) zette de Vlaamse Belastingdienst de voorwaarden uiteen waaraan een aanwasbeding moet voldoen opdat het op fiscaal vlak aanvaard zou kunnen worden (i.e. dat de betrokken goederen niet onderworpen zullen worden aan de erfbelasting of de schenkbelasting).

Overeenkomstig het standpunt, wordt het beding van aanwas omschreven als een overeen­komst tussen twee partijen waarbij overeengekomen wordt dat het onverdeelde aandeel van de eerststervende in volle eigendom ( of in vruchtgebruik) op een bepaald goed, dat ze samen in onverdeeldheid bezitten, onder opschortende voorwaarde van overlijden van de eerststervende, van rechtswege zal aanwassen en dus verkregen zal worden door de overlevende deelgenoot.

De tegenprestatie bestaat in een evenwichtige kans voor elke deelgenoot om het aandeel van de andere in het goed te verwerven, indien hij de langstlevende is.

Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan erf-/schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan verkooprecht) mits voldaan is aan de volgende voorwaarden.

15.1.1. Algemeen: voorwaarden Standpunt nr. 17044

Zo moet het beding van aanwas:

• Beperkt zijn via beschikking onder bijzondere titel;

• Ten bezwarende titel zijn;

• Opgenomen zijn in een notariële akte in zoverre het betrekking heeft op onroerende goederen.

In zoverre het beding van aanwas tussen echtgenoten wordt gesloten, dient het betrekking te hebben op de eigen goederen van de echtgenoten die in onverdeeldheid worden aangehouden. Het kan geen betrekking hebben op goederen die in de huwgemeenschap vallen.

In casu voldoet het kanscontract aan alle voorwaarden, zoals uiteengezet door de Vlaamse Belastingdienst in haar standpunt nr. 17044. Dit wordt hieronder nader toegelicht.

15.1.2. Concrete toetsing

15.1.2.1. VORM

De beschreven overeenkomst zal onderhands (niet-notarieel) worden afgesloten. Een aanwasbeding moet enkel in een notariële akte worden opgenomen indien het betrekking heeft op onroerende goederen. Aangezien het beding van aanwas in casu enkel betrekking heeft op een roerend goed, belet niets dat Aanvragers het beding van aanwas onderhands afsluiten.

15.1.2.2. TEN BIJZONDERE TITEL

In haar standpunt nummer 17044 stelt de Vlaamse Belastingdienst dat de overeenkomst van aanwas onder bijzondere titel is: "wanneer de overeenkomst of het beding niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden".

Aan deze voorwaarde is in casu voldaan, aangezien het beding van aanwas enkel betrekking heeft op een specifiek omschreven roerend goed (en de goederen die er ingevolge zakelijke subrogatie voor in de plaats zullen komen), met name de […] Aandelen.

Gelet op het voorgaande kwalificeert het beding van aanwas in casu aldus als een kanscontract ten bijzondere titel.

15.1.2.3. TEN BEZWARENDE TITEL

Een kanscontract wordt traditioneel gekwalificeerd als een overeenkomst onder bezwarende titel. Het bezwarend karakter volgt uit het feit dat de partijen gelijke kansen bezitten om het goed in totaliteit te verkrijgen. Het is hierbij van belang dat er een kansengelijkheid tussen de partijen bestaat. De gelijkheid van kansen worden beoordeeld op het moment van het sluiten van de overeenkomst[1].

In haar standpunt met nummer 17044 stelt de Vlaamse Belastingdienst dat het aanwasbeding wordt aanzien als een overeenkomst ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Daartoe wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

De berekening van de kansengelijkheid vindt plaats aan de hand van een inschatting van de effectieve levensverwachting van iedere partij. Daarbij wordt rekening gehouden met de gemiddelde levensverwachting, alsook met specifieke omstandigheden, zoals de gezondheidstoestand van de partijen. De rechtbanken en hoven leggen een soepele interpretatie hiervan aan de dag.

Dat de Aanvragers voornemens zijn een evenwichtig kanscontract met gelijkheid van kansen te sluiten, blijkt uit de volgende elementen:

• Een gelijkaardige leeftijd, de heer X (geboren op xx.xx.) is thans x jaar oud, mevrouw Y (geboren op xx.xx.xxxx) is thans x jaar oud. Het leeftijdsverschil bedraagt minder dan 12 maanden (zie in bijlage bij de aanvraag stuk 6: uittreksels rijksregister);

• Eenzelfde goede gezondheid; teneinde de kansengelijkheid te bewijzen, brengen Aanvragers een medisch getuigschrift bij dat zij in goede gezondheid verkeren ( stuk 7);

• Een gelijkwaardige inleg in het beding van aanwas: de […] Aandelen worden door Aanvragers aangehouden in onverdeeldheid. Ze zijn elk voor de onverdeelde helft eigenaar van deze Aandelen;

• Ook uit de bepalingen van het beding van aanwas blijkt dat Aanvragers een evenwichtige overeenkomst wensen te sluiten;

• Een strikt vervreemdingsverbod (zie artikel 1 .5 van het ontwerp in bijlage bij de aanvraag gevoegd);

• Het beding van aanwas wordt aangegaan voor een bepaalde duur van 5 jaar, telkens automatisch verlengbaar voor een periode van 5 jaar. De overeenkomst wordt aangegaan onder de ontbindende voorwaarde van beëindiging van de samenwoning van Aanvragers van zodra ze feitelijk gescheiden wonen ingevolge duurzame beëindiging van het huwelijk.

Het opnemen van een ontbindende voorwaarde van beëindiging van de samenwoning in gevolge duurzame beëindiging van het huwelijk, staat een zekere regeling niet in de weg. In dat geval wensen de echtgenoten immers de langstlevende niet langer te beschermen. De geldigheid van een dergelijke ontbindende voorwaarde wordt ook uitdrukkelijk aanvaard ingevolge rechtspraak van het Hof van Cassatie[2], alsook ingevolge wettelijke verankering[3].

Hoewel Aanvragers wel een ontbindende voorwaarde inschrijven bij beëindiging van het huwelijk, wordt via het kanscontract de ( dagelijkse) onzekerheid vermeden over een eventuele herroeping van een schenking of wijziging van een testament;

• Ten slotte wordt herhaald dat de Aanvragers animo speculandi handelen.

Tussenconclusie: Hieruit volgt dat de Aanvragers een gelijkaardige levensverwachting hebben en een gelijkwaardige inleg doen. Het beding van aanwas dat zij wensen te sluiten, dient dan ook te worden gekwalificeerd als een evenwichtig beding van aanwas ten bezwarende titel. Het beding van aanwas is bovendien ten bijzondere titel. Het is derhalve geen verboden erfovereenkomst.

Het bezwarende karakter sluit de taxatie in de erf- of registratiebelasting ingevolge de artikelen 2.7.1.0.3, 3°, art. 2.7.1.0.5, art. 2.8.1.0.1 jo 2.8.4.1.1, § 2, VCF uit.

15.2. INTENTIES VAN DE PARTIJEN - NIET FISCALE MOTIEVEN

Het voorzien in een regeling met betrekking tot de Aandelen BV A is vooreerst ingegeven door de wens van elke echtgenoot om de levenskwaliteit en levensstandaard te behouden voor het geval zij zelf de langstlevende zijn, alsook om hen de nodige zekerheid en flexibiliteit te bieden.

Bij hun overlijden wensen de echtgenoten de volledige zeggenschap over de Aandelen te verkrijgen, en daarmee hun recht op bewoning van de gezinswoning en het beheer van de aandelen van de familievennootschap Vennootschap C veilig te stellen.

Dit geldt des te meer in geval van overlijden van de heer X. In dat geval wenst zijn echtgenote niet dat de dochter van de heer X mede aandeelhouder zou worden van de Aandelen, waardoor het recht op gebruik van de gezinswoning door Aanvraagster in het gedrang zou kunnen komen en de dochter zeggenschap zou kunnen krijgen over de aandelen van de familievennootschap Vennootschap C, die toebehoort aan de familie […].

Een beding van aanwas sluit het dichtste aan bij hun bekommernissen om de volgende redenen:

• Een beding van aanwas is niet eenzijdig herroepelijk, het is enkel wijzigbaar mits toestemming van beide partijen. Een uitzondering werd voorzien voor het geval van echtscheiding, doch in dat geval vervalt ook de wens om de langstlevende te beschermen;

• De dochter van de heer X kan de toebedeling niet aanvechten op basis van inkorting, hetgeen een belangrijk voordeel is.

• De echtgenoten hebben de zekerheid dat zij de goederen in natura bekomen bij het overlijden van de eerste van hen.

Deze zekerheid kan niet gerealiseerd worden door middel van een legaat vermaakt in een testament (aangezien dit steeds eenzijdig herroepbaar en vatbaar is voor inkorting door de kinderen) noch door een schenking dewelke tussen echtgenoten steeds herroepbaar is (tenzij ze zou verleden worden bij huwelijkscontract, doch deze schenking is ook vatbaar voor inkorting door de dochter).

Een vordering tot inkorting is sedert de hervorming van het erfrecht weliswaar een vordering in waarde, en niet in natura, maar dit zou betekenen dat de langstlevende liquide middelen dient vrij te maken om de Aandelen te kunnen behouden waardoor de levensstandaard van de langstlevende in het gedrang kan komen.

Aanvragers wijzen er op dat de dochter haar erfrechtelijke aanspraken blijft behouden op het aandeel van haar vader in het gemeenschappelijk vermogen, zijnde een onroerend goed in […] en het roerend vermogen. Enkel de Aandelen van de BV A zullen om voormelde redenen uit de huwelijksgemeenschap gebracht worden.

De reden waarom de Aanvrager een beding van aanwas verkiezen boven een keuze-of verblijvingsbeding op te nemen in een huwelijkscontract is gelegen in het feit dat de echtgenoten voor zichzelf de mogelijkheid willen behouden om eenzijdig terug te komen op deze overeenkomst door het kanscontract dat zij zullen aangaan (voor een bepaalde duur van 5 jaar met een automatische hernieuwing voor een periode van 5 jaar) niet te verlengen door schriftelijk te verklaren dat zij het kanscontract niet wensen te verlengen. Indien de Aanvragers zouden gebruik maken van een keuze-of verblijvingsbeding zou het akkoord van beide echtgenoten noodzakelijk zijn.

Aanvragers verwijzen naar volgende voorafgaande beslissingen waar uw Dienst mede rekening houdend met voormelde motieven heeft bevestigd dat het beding van aanwas tussen echtgenoten geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF:

  • VB nr. 21074 dd. 17 januari 2022: beding van aanwas m.b.t. een onverdeelde effectenportefeuille tussen echtgenoten gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen met een TIGV en een facultatief finaal verrekenbeding; de echtgenoten hebben geen gezamenlijke kinderen maar wel elk kinderen uit een vorige relatie.
  • VB nr. 22017 dd. 25 april 2022 : beding van aanwas m.b.t. spaar- en beleggingsrekeningen tussen echtgenoten zonder kinderen, gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen met een TIGV.
  • VB nr. 22005: beding van aanwas m.b.t. beleggingsportefeuilles tussen echtgenoten gehuwd met scheiding van goederen en finaal verrekenbeding; de echtgenoten hebben voorafgaand aan het beding van aanwas wederzijdse schenkingen herroepen en het optioneel finaal verrekenbeding geschrapt uit het huwelijkscontract.

Conclusie: Gelet op het voorgaande, zijn de Aanvragers ervan overtuigd dat er voldoende niet-fiscale motieven in casu aanwezig zijn en dat de uitbreng van de Aandelen uit de huwelijksgemeenschap, gevolgd door een beding van aanwas m.b.t. deze Aandelen geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

IV. Beslissing

16. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

17. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

18. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

19. Artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3°, VCF stelt duidelijk dat de aanvraag de verwijzing moet bevatten naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan.

De voorafgaande beslissing heeft bijgevolg enkel betrekking op die specifieke artikelen waarnaar in de aanvraag uitdrukkelijk verwezen wordt.

Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;

- Artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF dat luidt als volgt:

Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :

1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;

2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;

- Artikel 2.7.1.0.3 VCF dat luidt als volgt:

Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :

1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;

2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”;

- Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”.

- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.

20. Het feit dat een beding van aanwas/kanscontract tussen echtgenoten wordt afgesloten maakt dit contract op zich niet ongeldig. Wanneer een dergelijk beding van aanwas wordt afgesloten tussen echtgenoten, zoals in onderhavig geval, moet het slaan op de eigen goederen van de echtgenoten die ze in onverdeeldheid bezitten of die hun eigen zijn (verkrijging voor het huwelijk of ingevolge erfenis of schenking vanwege bloedverwanten of door uitbreng uit het gemeenschappelijk vermogen), in casu de aandelen van de BV A.

21. Er wordt in principe vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is. De beslissing van SP 17044 belet evenwel niet dat artikel 3.17.0.0.2 VCF (fiscaal misbruik) wordt ingeroepen.

22. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

23. Het contract is in casu onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op de roerende goederen (aandelen) die specifiek in de overeenkomst worden omschreven.

24. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.

25. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

26. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...

27. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

28. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De echtgenoten hebben respectievelijk een leeftijd van 59 jaar en 58 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren wat wordt gestaafd met de voorlegging van medische attesten (bijlage 7 bij de aanvraag).

29. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

30. Uit de gegevens vermeld in het ontwerp van contract houdende beding van aanwas gevoegd bij de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is. De aandelen behoren de echtgenoten voor een gelijk aantal toe.

31. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing m.b.t. het kanscontract kan worden besloten dat het in casu om een kanscontract gaat en er bijgevolg noch erfbelasting, noch schenkbelasting geheven zal worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.3 VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2, VCF. Deze conclusie belet evenwel Vlabel niet om de toepassing van artikel 3.17.0.0.2 VCF in te roepen.

32. Elke rechtshandeling/geheel van rechtshandelingen, gesteld vanaf 1 juni 2012, kan afgetoetst worden aan de algemene antimisbruikbepaling, thans vervat in artikel 3.17.0.0.2 VCF. De verrichting maakt geen fiscaal misbruik uit indien er ook niet-fiscale motieven aan ten grondslag liggen. Herkwalificatie is mogelijk indien de belastingplichtige niet kan aantonen dat de geviseerde verrichting(en) ook niet-fiscale doelstellingen hebben, en dat deze niet-fiscale doelstellingen voldoende opwegen tegen de fiscale motieven.

33. De artikelen van titel 2, hoofdstuk 7 (erfbelasting) van de VCF vormen de rechtsgrond voor de heffing van de erfbelasting. De artikelen van titel 2, hoofdstuk 8 (schenkbelasting) vormen de rechtsgrond voor de heffing van de schenkbelasting. Bij deze bepalingen wordt er geen onderscheid gemaakt tussen specifieke en algemene bepalingen. Evenwel is het zo dat de bepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF voorkomt dat men zich door gebruik van bepaalde rechtshandelingen buiten het toepassingsgebied van een heffingsbepaling stelt enkel en alleen vanwege fiscale motieven.

34. Een beding van aanwas is een kanscontract ten bezwarende titel en kan afgesloten worden voor zowel roerende als onroerende goederen.

Men spreekt van een beding van aanwas indien de goederen waarop het beding slaat onverdeeld eigendom zijn van de partijen. Indien het eigen goederen betreft gaat het om een kanscontract. Dit onderscheid betreft de terminologie en maakt geen verschil uit voor de fiscale behandeling.

Gehuwden kunnen dus ofwel een beding van aanwas afsluiten ten aanzien van de eigen goederen in het geval men spreekt van een kanscontract. Ingeval het gaat om goederen die zij in onverdeeldheid bezitten (niet behorende tot het gemeenschappelijk vermogen) spreekt men van een beding van aanwas. Gehuwden kunnen evenwel nooit een dergelijk contract afsluiten met betrekking tot de goederen die tot de huwgemeenschap behoren. In se zouden de echtgenoten in casu zonder de uitbreng geen contract met een beding van aanwas betreffende de aandelen van de BV A kunnen aangaan.

Het kanscontract zorgt er evenwel voor dat de rechten van de eerststervende in de betrokken goederen bij de langstlevende terechtkomen zonder dat deze deel zullen uitmaken van de nalatenschap van de eerststervende en aldus zonder het verschuldigd zijn van enige erfbelasting overgaan naar het vermogen van de langstlevende. Evenmin zal bij het sluiten van het beding van aanwas schenkbelasting verschuldigd zijn. Het beding van aanwas/kanscontract wordt immers beschouwd als een rechtshandeling onder bezwarende titel (dus niet ten kosteloze titel).

Wanneer de rechten betreffende roerende of onroerende goederen uit de huwgemeenschap worden gebracht en die rechten korte termijn hierna het voorwerp uitmaken van een beding van aanwas tussen de echtgenoten, worden niet alleen de artikelen van titel 2, hoofdstuk 8 (schenkbelasting) VCF en de artikelen van titel 2, hoofdstuk 7 (erfbelasting) VCF gefrustreerd, maar de hele werking van de schenkbelasting en de erfbelasting.

De schenkbelasting wordt geheven op de overdracht ten kosteloze titel van roerende en onroerende goederen tijdens het leven van de schenker (art. 2.8.1.0.1 VCF). Terwijl de erfbelasting wordt geheven op deze overdrachten ingevolge het overlijden (artikelen 2.7.1.0.2 VCF). Deze grondregels lopen volledig parallel met de regels van het burgerlijk recht verwoord in Boek IV “Nalatenschappen, schenkingen en testamenten” van het Burgerlijk Wetboek.

De schenkbelasting wordt geheven over de verkoopwaarde van het geschonken goed terwijl de erfbelasting wordt geheven over de verkoopwaarde van het (gehele) vermogen van de erflater op het moment van overlijden.

Indien, in casu, een eigen goed tijdens het leven van beide partners aan één van de partners ten kosteloze titel zou worden overgedragen zou de schenkbelasting worden geheven tenzij er een vrijstelling kan worden ingeroepen. Indien deze overdracht plaats zou vinden bij het overlijden van een van de partners dan zal de erfbelasting op deze verkrijging geheven worden.

35. Gezien door het sluiten van een aanwasovereenkomst/kanscontract de langstlevende van de contractanten het voorwerp van de overeenkomst/het contract bekomt bij het overlijden van de eerststervende van hen zal hierna dieper worden ingegaan op een bepaling van de erfbelasting die gefrustreerd wordt. Op dat ogenblik kan er immers geen schenkbelasting meer van toepassing zijn. Desalniettemin vermijden de aanvragers de schenkbelasting op het ogenblik dat zij een aanwasovereenkomst/kanscontract sluiten. Dit laatste contract wordt immers beschouwd als ten bezwarende titel en niet om niet zoals bij een schenking.

In het algemeen kan gesteld worden dat via de erfbelasting bij het overlijden een deel van het vermogen naar de overheid overgeheveld, die die middelen dan kan gebruiken voor doelstellingen van algemeen belang[4]. Door zich buiten het toepassingsgebied van Titel 2, Hoofdstuk 7, van de Vlaamse Codex te plaatsen wordt deze doelstelling van algemeen belang in gevaar gebracht.

36. Het besluitvormingsorgaan kan zich vinden in een doordachte successieplanning (keuze voor de minst belaste weg) voorzover deze planning de fiscale regels neergelegd in de VCF respecteert. De voorgenomen verrichting echter maakt fiscaal misbruik uit in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF gelet op het feit dat het sluiten van het kanscontract binnen korte termijn (eenheid van opzet) volgt op de uitbreng van goederen van het gemeenschappelijk vermogen. Zonder de uitbreng van de goederen van het gemeenschappelijk vermogen kan er geen beding van aanwas/kanscontract worden gesloten. Er moet immers sprake zijn van eigen of onverdeelde goederen van de echtgenoten. Door de geplande opeenvolgende verrichtingen plaatsen de echtgenoten zich buiten het toepassingsgebied van de schenk- en erfbelasting.

Meer bepaald plaatsen de aanvragers zich buiten het toepassingsgebied van artikel 2.7.1.0.4 VCF.

Artikel 2.7.1.0.4 VCF luidt als volgt:

De langstlevende echtgenoot die ingevolge een huwelijksovereenkomst die niet aan de regels voor de schenkingen is onderworpen, meer dan de helft van de gemeenschap toegekend krijgt, wordt voor de heffing van de erfbelasting gelijkgesteld met de langstlevende echtgenoot die, als niet wordt afgeweken van de gelijke verdeling van de gemeenschap, het deel van de andere echtgenoot krachtens een schenking onder de levenden of een uiterste wilsbeschikking geheel of gedeeltelijk verkrijgt.”.

Om te voorkomen dat de erflater door het stellen van handelingen of opzetten van constructies welke volgens het gemeen recht de erfbelasting niet kunnen opeisbaar maken, de betaling van erfbelasting zou vermijden, heeft de wetgever enkele fictiebepalingen ingevoerd, waaronder het art. 2.7.1.0.4 VCF (opvolger van het artikel 5 van het Wetboek der Successierechten).

Deze doelstelling blijkt ook uit de tekst van de memorie van toelichting van de Wet van 11 oktober 1919, waarbij de fictiebepalingen oorspronkelijk werden ingevoerd. Daar staat het volgende te lezen: “Zij hebben de strekking te beletten dat de overledene bij zijn leven niet over zijne goederen beschikte ten voordele van personen, wien hij wenscht zijn nalatenschap over te maken en zulks vrij van belasting of door betaling van een registratierecht minder dan het erfenisrecht dat normaal opvorderbaar is ”.

Concreet heeft het art. 2.7.1.0.4 VCF als doelstelling te vermijden dat echtgenoten elkaar het volledige gemeenschappelijk vermogen (lees: meer dan de helft van de gemeenschap) zouden toebedelen bij overlijden van een der echtgenoten zonder hierbij erfbelasting te betalen. In casu wordt door de uitbreng van de aandelen gevolgd door het sluiten van een kanscontract vermeden dat artikel 2.7.1.0.4 VCF toepassing kan vinden.

Eens de voorwaarden gesteld in de fictievoorwaarden (o.m. artikel 2.7.1.0.4 VCF) vervuld, is de gelijkstelling met nagelaten goederen op het fiscaalrechtelijke vlak volledig, d.w.z. dat de goederen voor de heffing van de erfbelasting als deel uitmakende van de nalatenschap moeten worden beschouwd.

Het is in casu duidelijk dat door de voorgenomen rechtshandelingen de doelstelling van het artikel 2.7.1.0.4 VCF als fictiebepaling wordt gefrustreerd, met name wordt doelbewust vermeden dat de aandelen aan artikel 2.7.1.0.4 VCF kunnen worden onderworpen. Er is voor die keuze geen andere wezenlijke verklaring dan belastingbesparing.

37. Bovendien wegen de niet-fiscale motieven die aan de contracten ten grondslag liggen onvoldoende op tegen de fiscale motieven.

Aangezien slechts de heer X een dochter heeft uit een vorige relatie zullen zijn rechten m.b.t. de goederen van het gemeenschappelijk vermogen bij gebrek aan een andersluidend testament bij zijn overlijden toekomen aan de langstlevende, mevrouw Y voor het vruchtgebruik en aan zijn dochter voor de blote eigendom. Het vruchtgebruik op aandelen betekent dat mevrouw Y het stemrecht en het recht op vruchten heeft. Van zeggenschap over de aandelen van de familievennootschap NV [...], die toebehoort aan de familie […] tijdens het leven van mevrouw Y kan bijgevolg geen sprake zijn. Na haar overlijden uiteraard wel. Een verblijvingsbeding zou hier soelaas bieden.

Het beding van aanwas/kanscontract heeft evenwel tot gevolg dat bij overlijden van mevrouw haar rechten m.b.t. de goederen van het gemeenschappelijk vermogen die werden uitgebracht en waarmee het contract betreffende het aanwasbeding werd gesloten in het vermogen van de heer X terecht komen. Indien deze laatste zou overlijden komt de volle eigendom de […] aandelen van de BV A in het vermogen van de dochter terecht zonder dat de familie […] hier nog vat op heeft. Dit kan gelet op de motivering in de aanvraag niet de bedoeling zijn.

Een restlegaat zou eerder tegemoetkomen aan deze wens.

Met de uitbreng uit het gemeenschappelijk vermogen en het sluiten van het beding van aanwas m.b.t. die goederen binnen een korte termijn is het duidelijk dat de echtgenoten zich buiten de werking van de schenkbelasting en de erfbelasting hebben willen stellen. Vlabel zal daarom met de voorgenomen verrichtingen (uitbreng uit het gemeenschappelijk vermogen en het sluiten van een kanscontract m.b.t. de uitgebrachte goederen) geen rekening houden bij het overlijden van de eerststervende.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.

Voetnoten

[1] R. BARBAIX , Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen-Cambridge, lntersentia, 344; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 415 e.v.: Antwerpen 30 juni 2015, T.Not 2016, afl. 5, 364.

[2] Cass. 21 oktober 2016, T.Not. 2017, 49, noot V. SAGAERT

[3] Art. 1100/ l. §4, lid 1 oud BW: Zie ook in J. BAEL “Het nieuwe basisartikel inzake het verbod van erfovereenkomsten: artikel 1100/l van het Burgerlijk Wetboek na de aanpassing door de wet van 22 juli 2018 .”, T.Not. 2018, nr. 12, (962) 988-989; E. DHAUWE, “2018: het jaar van het aanwasbeding. Aandachtspunten voor de praktijk” Nieuwsbrief Successierechten 2019, afl. 2, (6) 8-9.

[4] Zie onder meer Vl. Parl. Stuk 1520 (2017-2018) – Nr. 1 van 14 maart 2018: Verslag van de hoorzittingen namens de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting over de impact van de federale hervorming van het erfrecht op het Vlaams beleid: “De overheid heeft middelen nodig om haar taken te vervullen. Daarom is het belangrijk dat ze die middelen op een zo efficiënt mogelijke manier kan bekomen. Indien de opbrengst van een efficiënte belasting daalt, dan moet men een andere, minder efficiënte belasting verhogen of de uitgaven doen verminderen. Zo niet zal de openbare schuld toenemen.” https://www.vlaamsparlement.be/parlementaire-documenten/parlementaire-initiatieven/1240330