VB 19052 - Inbreng van onroerende goederen in een maatschap
- Nummer
- 19052
- Datum beslissing
- 4 november 2019
- Publicatiedatum
- 10 april 2020
Heffing
- Verkooprecht
Wettelijke basis
- art. 2.9.1.0.1. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt er toe te vernemen of er Vlaamse registratiebelasting verschuldigd is bij de inbreng van onroerende goederen in een burgerlijke maatschap.
II. Omschrijving van de verrichtingen
II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door […], advocaten met kantoor te […], namens:
2.1. Mevrouw X, van Belgische nationaliteit, (nationaal nummer […]), geboren te […], op xx.xx.1934, weduwe van de heer W, wonende te […].
2.2. De Heer Y, van Belgische nationaliteit, geboren te […], op xx.xx.1964 (nationaal nummer […]), wonende te […].
2.3. De Heer Z, van Belgische nationaliteit, (nationaal nummer […]), geboren te […], op xx.xx.1969, wonende te […].
De Heer Y en de Heer Z zijn broers en zijn de twee kinderen van Mevrouw X.
3. De betrokken onroerende goederen zijn:
3.1. Gemeente […]
Een woonhuis op en met grond en aanhorigheden, gelegen […] (volgens titel […]), gekadastreerd volgens titel sectie C nummer […] voor een oppervlakte van twee aren achtendertig centiaren (2a 38ca), thans gekadastreerd sectie C nummer […] voor eenzelfde oppervlakte.
2. Gemeente […]
Een appartementsgebouw gelegen […] (volgens titel een woonhuis met tuin), [...].
3. Gemeente […]
Een bakkerij op en met grond en aanhorigheden, gelegen […] (volgens titel een onroerend complex met industriële bestemming omvattende een industrieel complex en gelegen […]), [...].
4. Gemeente […]
Een villa met tuin op en met grond en aanhorigheden, gelegen […].
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
5. De aanvragers hebben de bedoeling om vermogensbestanddelen in te brengen in een structuur onder de vorm van een maatschap, om in gezamenlijk overleg het vermogen op langere termijn te beheren.
6. Zij zijn derhalve zinnens een dergelijke maatschap op te richten teneinde onroerende goederen in te brengen waarvan zij reeds eigenaars zijn in de hierna volgende verhoudingen:
Mevrouw X, voormeld, is eigenaar van de betrokken onroerende goederen voor de helft in volle eigendom en voor de andere helft in vruchtgebruik;
De heer Y en de heer Z, beiden voormeld, zijn elk eigenaar van de betrokken onroerende goederen ten belope van één/vierde (1/4de) in blote eigendom.
7. De aanvragers voorzien dat deze inbreng in de maatschap geschiedt bij wijze van wederbelegging, zodat de inbreng van vruchtgebruik/blote eigendom van een bepaald vermogensbestanddeel bij wijze van zaakvervanging wordt vergoed door het vruchtgebruik/de blote eigendom van het ter vergoeding van de inbreng toegewezen deel in de maatschap.
8. De partijen zouden in ruil voor hun inbreng de volgende aandelen verkrijgen:
8.1. Mevrouw X zou de aandelen met nummers 1 tot en met 10.000 in volle eigendom en de aandelen met nummers 10.001 tot en met 20.000 in vruchtgebruik verkrijgen;
8.2. De Heer Y zou de aandelen met nummers 10.001 tot en met 15.000 in blote eigendom verkrijgen;
8.3. De Heer Z zou de aandelen met nummers 15.001 tot en met 20.000 in blote eigendom verkrijgen.
Het aandeel van elke rechthebbende in de onroerende goederen is dus ongewijzigd.
III. Wettelijke bepalingen waarop de beslissing moet slaan
9. Art. 2.9.1.0.1. VCF: "Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt het verkooprecht gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende overdracht onder bezwarende titel van eigendom of vruchtgebruik van onroerende goederen, met uitsluiting van de inbrengen, vermeld in artikel 115bis van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten".
10. Art. 19 W. Reg : “Moeten binnen de bij artikel 32 gestelde termijnen geregistreerd worden: [...] 2° De akten waarbij de eigendom of het vruchtgebruik van in België gelegen onroerende goederen overgedragen of aangewezen wordt;
[...] 5° De akten houdende inbreng van goederen in vennootschappen met rechtspersoonlijkheid waarvan, hetzij de zetel der werkelijke leiding in België, hetzij de statutaire zetel in België en de zetel der werkelijke leiding buiten het grondgebied der Lid staten van de Europese Economische Gemeenschap is gevestigd;“.
11. Art. 1:5, §1 WVV: "De maatschap is een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid".
12. Art. 4:13 WVV: “De goederen die worden ingebracht in een vennootschap en die voortkomen uit de vennootschapsactiviteit vormen een onverdeeld vermogen tussen de vennoten. De goederen die het vennootschapsvermogen vormen, zijn bestemd voor de activiteit van de vennootschap.
De vennoten mogen geen rechten op deze goederen laten gelden die strijdig zijn met de bestemming ervan.”.
IV. Motivering van de aanvraag
13. Op basis van art. 19, 5° W. Reg is er slechts een verplichte registratie bij de inbreng van goederen in een vennootschap met rechtspersoonlijkheid.
De maatschap, daarentegen, is een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid (art. 1:5 WVV).
14. Art. 19, 2° W. Reg voorziet in een verplichte registratie van akten waarbij onroerende goederen gelegen in België worden overgedragen.
De fiscale transparantie van een inbreng van onroerende goederen in een maatschap werd meerdere malen bevestigd:
14.1. Een federale beslissing van 25 mei 2007 (R 115bis/06-01};
14.2. Beslissingen van VLABEL (VB nr. 16038 dd. 5/09/2016 en VB nr. 17023 dd. 02/08/2017).
Voormelde beslissingen bevestigen het principe dat de inbreng van een onroerend goed in een maatschap niet noodzakelijk samengaat met een eigendomsoverdracht en dat er geen registratierecht verschuldigd is indien het aandeel van elke deelgenoot ongewijzigd blijft.
Zoals hiervoor uitgelegd, zal het aandeel van elke deelgenoot in de onroerende goederen, die in de maatschap zouden worden ingebracht, ongewijzigd blijven. Gelet op de fiscale transparantie van de maatschap, zoals bevestigd in deze administratieve beslissingen, dienen deze inbrengen aldus niet te worden onderworpen aan de heffing van een verkoopbelasting.
15. Sindsdien heeft het vennootschapsrecht een belangrijke wijziging ondergaan die geleid heeft tot de invoering van een nieuw Wetboek der vennootschappen en verenigingen (WVV), in werking getreden op 1 mei 2019.
Dit nieuw wetboek voorziet in artikel 4:13 dat “de goederen die worden ingebracht in een vennootschap en die voortkomen uit de vennootschapsactiviteit vormen een onverdeeld vermogen tussen de vennoten. De goederen die het vennootschapsvermogen vormen, zijn bestemd voor de activiteit van de vennootschap. De vennoten mogen geen rechten op deze goederen laten gelden die strijdig zijn met de bestemming ervan.”.
Huidige aanvraag heeft tot voorwerp de bevestiging te verkrijgen van het feit dat de wijziging van het vennootschapsrecht geen gevolgen heeft op het principe van de fiscale transparantie van de inbreng van onroerende goederen in een burgerlijke maatschap, zonder wijziging van de eigendomsrechten en, derhalve en conform het vaststaand administratief standpunt, van het feit dat voormelde inbreng niet onderhevig is aan een verkoops- of andere belasting.
V. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
16. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.
17. Krachtens art. 3, 6° BFW is het Vlaamse Gewest bevoegd voor overdrachten ten bezwarende titel van in België gelegen onroerende goederen met uitsluiting van de overdrachten die het gevolg zijn van een inbreng in een vennootschap behalve voor zover het een inbreng betreft door een natuurlijk persoon van een woning in een Belgische vennootschap. Een maatschap is een vennootschap zoals bepaald in boek 4 van het WVV.
18. Voor de fiscale behandeling van de inbreng is de aard van de in de vennootschap in te brengen onroerende goederen doorslaggevend.
Een zuivere inbreng door een natuurlijke persoon van een woning in een Belgische vennootschap, valt binnen de toepassing van het verkooprecht (onroerende goederen) of van de schenkbelasting (roerende of onroerende goederen), naar gelang van de bedoeling van de partijen (overdracht onder bezwarende dan wel onder kosteloze titel).
Een zuivere inbreng van andere dan tot bewoning bestemde onroerende goederen maakt geen Vlaamse registratiebelasting opeisbaar, ongeacht of er bij die inbreng al dan niet een eigendomsoverdracht plaatsvindt.
19. Bij de inbreng van een woning in een maatschap, dient evenwel een onderscheid te worden gemaakt tussen een al dan niet eigendomsoverdragende inbreng om uit te maken of er Vlaamse registratiebelasting verschuldigd is.
De burgerlijke maatschap is een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid. Concreet betekent dit dat de burgerlijke maatschap geen afgescheiden vermogen heeft en dat aldus de achterliggende maten vanuit juridisch oogpunt kunnen worden beschouwd als (onverdeeld) eigenaar van het onroerend goed.
20. Een inbreng van een woning in een maatschap die een overdracht van eigendom of vruchtgebruik met zich meebrengt in het voordeel van de andere maten, valt binnen de toepassing van het verkooprecht (onroerende goederen) of van de schenkbelasting (roerende of onroerende goederen), naar gelang van de bedoeling van de partijen (overdracht onder bezwarende dan wel onder kosteloze titel).
21. Wanneer de maten in de maatschap maatschappelijke rechten verkrijgen in dezelfde verhouding als zij onverdeelde rechten hebben in de zuiver ingebrachte woning, zoals in casu, is er geen eigendomsoverdracht. In dat geval is er geen verkooprecht, noch schenkbelasting, nog verdeelrecht verschuldigd op de inbreng.
22. Art. 4:13 WVV verandert niets aan de fiscale behandeling van de inbreng van onroerende goederen in een maatschap. Aan dit artikel liggen andere dan fiscale motieven ten grondslag, m.n. de aanspraken van de schuldeisers.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.
Onderstaande voorafgaande beslissing werd aangepast in functie van een nieuwe analyse in het kader van de Bijzondere Financieringswet.
- oorspronkelijke publicatie op 17.12.2019
- nieuwe publicatie op 10.04.2020