Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 18056 - Vroegtijdige beëindiging erfpacht Vlaamse Belastingdienst

VB 18056 - Vroegtijdige beëindiging erfpacht

Voorafgaande beslissing
Nummer
18056
Datum beslissing
18 februari 2019
Publicatiedatum
13 maart 2019

Heffing

  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.9.1.0.4. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat:

  • de vroegtijdige beëindiging van de erfpachtovereenkomst tussen de aanvragers, zijnde de erfpachter en de erfverpachter, ingevolge de eenzijdige afstand van de erfpacht door de ontbinding en vereffening van de aanvrager-erfpachter, aanleiding zal geven tot de heffing van algemeen vast recht op de vaststelling van bedoelde vroegtijdige beëindiging van de erfpacht;
  • geen aanleiding zal geven tot de heffing van het verkooprecht van 10% op de eigendomsverwerving door de eigenaars van de gebouwen;
  • de vereffening van de vennootschap A door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van belastingen, zodat, in de hypothese waarin er sprake zou zijn van fiscaal misbruik, quod non, het tegenbewijs wordt geleverd overeenkomstig artikel 3.17.0.0.2 Vlaamse Codex Fiscaliteit.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door [...], namens :

  • De vennootschap A met maatschappelijke zetel te […]. (hierna genoemd de Erfpachter)
  • De heer X, […], en zijn echtgenote Y , […], beiden samenwonende te […]. (hierna genoemd de Erfverpachters)

3. Het betrokken onroerend goed is:

Een huis op en met grond en alle verdere aanhorigheden te […]de grond volgens titel ten kadaster gekend onder […], met een oppervlakte volgens meting in titel van 619,20 m², het geheel thans ten kadaster gekend […], met een oppervlakte van 619 m².

(hierna genoemd het Onroerend Goed)

II. B. Beschrijving van de actuele toestand

4. Vennootschap A werd opgericht bij akte verleden voor notaris […], geassocieerd notaris te […], op xx.xx.2012, zoals bekendgemaakt in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van xx.xx.2012 onder nummer […].

5. De huidige vennoten van vennootschap A zijn de heer X (titularis van 51 aandelen) en mevrouw Y (titularis van 49 aandelen).

6. De heer X werd benoemd tot enige zaakvoerder van de vennootschap A met ingang vanaf xx.xx.2012, zijnde de oprichtingsdatum van voormelde vennootschap, zoals bekendgemaakt in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van xx.xx.2012 onder nummer […].

7. De woning op en met grond te […], is eigendom van de heer X en mevrouw Y, die het vóór hun huwelijk hebben aangekocht, ieder voor de onverdeelde helft in volle eigendom, ingevolge akte verleden voor notaris [...], op xx.xx.2005. (het ‘onroerend goed’)

8. De heer X en mevrouw Y zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel bij gebrek aan huwelijkscontract.

9. Op xx.xx.2013 werd een erfpachtovereenkomst toegekend door de echtgenoten X-Y aan de vennootschap A, verleden bij notariële akte voor het ambt van notaris […], geassocieerd notaris te […], aangaande het goed te […].

10. Deze erfpacht werd toegekend voor de duur van 55 opeenvolgende jaren met ingang vanaf xx.xx.2013 en dus eindigend op xx.xx.2067.

11. Het is de Erfpachter toegestaan de bestaande constructies van het Onroerend Goed aan te passen en te verbouwen en hun volume te vergroten.

12. Als vergoeding voor de erfpacht wordt een canon betaald door de Erfpachter aan de Erfverpachters. Deze canon bestaat enerzijds uit een vergoeding voor het gebruik van de grond, te weten […] € per maand, geïndexeerd, en anderzijds uit een vergoeding voor het gebruik van het gebouw, te weten […] € per maand, geïndexeerd. De vergoeding voor het gebruik van het gebouw is zo bepaald dat deze vergoeding het de eigenaars mogelijk maakt voor een periode van 30 jaar de verkoopwaarde van het gebouw in zijn huidige toestand volledig weder samen te stellen en de rentelast en andere kosten van de verrichting te dekken. De Erfpachter heeft de mogelijkheid om na verloop van voormelde termijn van 30 jaar het gebouw (met uitsluiting van de grond) aan te kopen. Hiertoe wordt een optie tot aankoop verleend aan de Erfpachter in de erfpachtovereenkomst.

13. De erfpachtovereenkomst voorziet dat bij het einde van de overeenkomst van erfpacht, hetzij door het verstrijken van de termijn, hetzij vervroegd, de door de Erfpachter opgerichte gebouwen, werken of beplantingen en de door hem aangebrachte verbeteringen in eigendom overgaan op de Erfverpachters, zonder dat deze laatste daarvoor enige vergoeding verschuldigd zijn, overeenkomstig artikel 8 van de Wet van 10 januari 1824.

14. De werken die door de Erfpachter verricht werden aan het Onroerend Goed betreffen enerzijds de constructie van een verdieping op de bestaande garage en de overkapping boven de poort en anderzijds inrichtingswerken. De verrichte werken hebben een totale aankoopwaarde van […]€ en een boekwaarde per xx.xx.2018 gelijk aan […]€.

II. C. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

15. De aanvragers willen overgaan tot de ontbinding en vereffening van de vennootschap […]. De heer X zal optreden als vereffenaar.

  • Ontbinding en vereffening van de vennootschap A

16. De vennootschap A werd in 2012 opgericht hoofdzakelijk als managementvennootschap van de heer X.

De heer X zal evenwel zijn zelfstandige activiteit stopzetten aangezien hij een vaste dienstbetrekking vervult als loontrekkende met ingang vanaf xx.xx.2018.

17. Het wegvallen van elke bestaansreden van de vennootschap A beweegt de heer X (zaakvoerder en vennoot) en mevrouw Y (vennoot) ertoe om te beslissen tot de ontbinding en vereffening van deze vennootschap.

  • Eenzijdige afstand aan het recht van erfpacht

18. De onroerende constructies en de inrichtingswerken welke verricht werden door de vennootschap A als Erfpachter tijdens de duur van de Erfpachtovereenkomst, zullen ingevolge de eenzijdige afstand van de erfpacht door de ontbinding en vereffening van de vennootschap-Erfpachter A door natrekking in volle eigendom verworven worden door de Erfverpachters de heer X en mevrouw Y, elk voor de onverdeelde helft in eigen vermogen.

19. Zoals voorzien in de Erfpachtovereenkomst, zal geen vergoeding verschuldigd zijn door de Erfverpachters aan de Erfpachter vennootschap A bij het einde van de overeenkomst van erfpacht, overeenkomstig artikel 8 van de Wet van 10 januari 1824.

  • Vereffening-verdeling onroerende activa van vennootschap A

20. Het appartement gelegen te […], volle eigendom van de vennootschap A, zal bij de vereffening toebedeeld worden aan haar vennoten volgens hun aandelenbezit. In casu betekent dit dat voormeld appartement voor de totaliteit in de huwgemeenschap van de echtgenoten X en Y zal vallen.

Het appartement gelegen te […], maakt evenwel geen voorwerp uit van onderhavige aanvraag tot voorafgaande beslissing.

III. Motivering van de aanvraag

1.1. Artikelen 1.1.0.0.2, eerste lid, 24°; 2.9.4.1.1; 2.9.1.0.1 en 2.9.1.0.2 Vlaamse Codex Fiscaliteit

21. De Erfpachtovereenkomst verstrekt aan de Erfpachter gedurende de duur van de erfpacht enerzijds het genotsrecht van het Onroerend Goed en anderzijds het zakelijk recht om de bestaande gebouwen aan te passen en te verbouwen en hun volume te vergroten. De bestaande gebouwen van het Onroerend Goed blijven eigendom van de Erfverpachters.

22. De erfpacht creëert geen onverdeeldheid tussen de Erfverpachters en de Erfpachter. Bij het einde van de erfpacht gaan de constructies verricht door de Erfpachter van rechtswege ingevolge het recht van natrekking uit kracht van wet over naar de Erfverpachters (eigenaars van het Onroerend Goed). Het recht van natrekking heeft van rechtswege uitwerking aangezien de Erfpachter en de Erfverpachters niet hebben afgeweken van de wettelijke regeling op het vlak van de vergoedingsregeling op het einde van het recht van erfpacht.

23. De artikelen 1.1.0.0.2, eerste lid, 24°; 2.9.4.1.1; 2.9.1.0.1 en 2.9.1.0.2 Vlaamse Codex Fiscaliteit viseren overeenkomsten die de eigendomsoverdracht ten bezwarende titel van onroerende goederen tot voorwerp hebben. Door de beëindiging van het recht van erfpacht worden de eigenaars van het Onroerend Goed, voorwerp van de erfpacht, van rechtswege eigenaar van de door de Erfpachter opgerichte constructies. Deze eigendomsverwerving geschiedt door de uitdoving van het recht van erfpacht en middels de werking van het recht van natrekking, dus niet door overdracht ten bezwarende titel, zodat deze eigendomsverwerving niet onder het toepassingsgebied van het verkooprecht valt. Ook ingeval van vroegtijdige beëindiging van het recht van erfpacht door de eenzijdige afstand ingevolge de ontbinding en vereffening van de Erfpachter, worden de opgerichte constructies verworven door het recht van natrekking.

24. De vroegtijdige beëindiging van het recht van erfpacht door de eenzijdige afstand door de Erfpachter-vennootschap A leidt tot een eigendomsverwerving uit kracht van wet. Een eigendomsverwerving uit kracht van wet wordt niet geviseerd door de Vlaamse Codex Fiscaliteit zodat er geen grondslag is tot heffing van het verkooprecht (1).

25. Onder verwijzing naar het Standpunt nr. 15116 van 10 augustus 2015 over de vroegtijdige beëindiging van een recht van opstal:

“Wanneer de vestigingstitel van het opstalrecht uitdrukkelijk voorziet dat bij het beëindigen van het recht van opstal de opstalgever geen vergoeding is verschuldigd en later in de overeenkomst van vervroegde beëindiging wel een vergoeding wordt bedongen, is het evenredig overdrachtsrecht enkel verschuldigd wanneer deze vergoeding de aard heeft van een prijs voor de overdracht van de gebouwen.”

26. De Voorafgaande Beslissing nr. 800.011 van 1 april 2008 stelde uitdrukkelijk dat de belastingadministratie enkel de vervroegde beëindiging van het opstalrecht viseert als er bij deze vervroegde beëindiging een vergoeding wordt afgesproken terwijl er in de overeenkomst van vestiging van het recht van opstal geen vergoeding werd voorzien bij het einde van de opstalovereenkomst voor de overdracht van de door de opstalhouders opgerichte gebouwen.

Aangezien het federaal standpunt RJ R 44/28-06 door de Vlaamse Belastingdienst wordt gevolgd, onder verwijzing naar haar Standpunt nr. 15116 van 10 augustus 2015, is de Voorafgaande Beslissing nr. 800.011 nog steeds van toepassing.

27. De aanvragers zijn van mening dat voorgaande naar analogie geldt voor het recht van erfpacht.

De aanvragers stellen uitdrukkelijk dat de Erfpachter geen vergoeding zal ontvangen van de Erfverpachters voor de eigendomsverwerving van de door de Erfpachter verrichte constructies en werken, zoals contractueel voorzien in de Erfpachtovereenkomst en overeenkomstig artikel 8 van de Wet van 10 januari 1824. Aangezien er geen vergoeding zal worden betaald, kan er geen gelijkstelling zijn met de betaling van een prijs voor de overdracht van de door de Erfpachter verrichte constructies en werken. Het gegeven dat het recht van erfpacht vroegtijdig zal beëindigd worden door eenzijdige afstand ingevolge ontbinding-vereffening van de Erfpachter-vennootschap A geeft geen aanleiding tot het verschuldigd zijn van het verkooprecht.

28. Gezien voorgaande zijn de aanvragers van mening dat de vervroegde beëindiging van de Erfpachtovereenkomst ingevolge de eenzijdige afstand van het recht van erfpacht door de Erfpachter vennootschap A ten voordele van de Erfverpachters-eigenaars van het Onroerend Goed, voorwerp van de Erfpachtovereenkomst, geen aanleiding zal geven tot de heffing van het verkooprecht op de eigendomsverwerving van de constructies en werken verricht door de vennootschap A door de eigenaars van het Onroerend Goed, maar wel tot de heffing van het algemeen vast recht van 50,00 € (vijftig euro).

1.2. Artikel 2.9.1.0.4, eerste lid Vlaamse Codex Fiscaliteit

29. Onder verwijzing naar artikel 2.9.1.0.4, eerste lid Vlaamse Codex Fiscaliteit:

“Het verkooprecht wordt ook gevestigd op de verkrijging, op welke wijze ook, maar anders dan bij inbreng in een vennootschap, door een of meer vennoten van onroerende goederen die in België liggen en die voortkomen van een vennootschap onder firma, van een gewone commanditaire vennootschap, van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of van een landbouwvennootschap.”

30. De eigendomsverwerving door de heer X en door mevrouw Y van de door de vennootschap A verrichte constructies en werken geschiedt ingevolge de eenzijdige afstand van het recht van erfpacht door de Erfpachter-vennootschap A ten voordele van de eigenaars van het Onroerend Goed (voorwerp van de erfpacht), zijnde de heer X en mevrouw Y. Deze eigendomsverwerving geschiedt dus door het recht van natrekking uit kracht van wet.

31. De heer X en mevrouw Y verwerven de betreffende constructies en werken in hun hoedanigheid van Erfverpachters uit kracht van wet en niet in hun hoedanigheid van vennoten van de vennootschap A die ontbonden en vereffend zal worden.

32. Gelet op het voorgaande zijn de aanvragers van mening dat de vervroegde beëindiging van de Erfpachtovereenkomst ingevolge de eenzijdige afstand van het recht van erfpacht door de ontbinding-vereffening van de Erfpachter vennootschap A ten voordele van de Erfverpachters-eigenaars van het Onroerend Goed, voorwerp van de Erfpachtovereenkomst, geen aanleiding zal geven tot de heffing van het verkooprecht op de eigendomsverwerving van de constructies en werken verricht door de vennootschap A door de eigenaars van het Onroerend Goed, maar wel tot de heffing van het algemeen vast recht van 50,00 € (vijftig euro).

1.3. Voldoende niet-fiscale motieven overeenkomstig artikel 3.17.0.0.2 Vlaamse Codex Fiscaliteit

33. Onder verwijzing naar artikel 3.17.0.0.2. Vlaamse Codex Fiscaliteit:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”

34. In de hypothese waarin er sprake zou zijn van fiscaal misbruik, quod non, komt het derhalve aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting.

35. De vennootschap A werd in 2012 opgericht hoofdzakelijk als managementvennootschap van de heer X. Aangezien de heer X zijn zelfstandige activiteit zal stopzetten wegens het vervullen van een vaste dienstbetrekking als loontrekkende met ingang vanaf xx.xx.2018, valt elke bestaansreden van de vennootschap A weg. Om voormelde reden zijn de heer X en mevrouw Y ertoe bewogen om te beslissen tot de ontbinding en vereffening van deze vennootschap.

36. De aanvragers stellen dat op grond van bovenstaande motivering de ontbinding en vereffening van de vennootschap A verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van belastingen.

37. Gelet op het voorgaande zijn de aanvragers van mening dat de geplande verrichting van ontbinding-vereffening van de vennootschap A voldoende is verantwoord door andere dan fiscale motieven, zodat het tegenbewijs, in de hypothese waarin er sprake zou zijn van een fiscaal misbruik, wordt geleverd

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

38. Artikel 2.9.1.0.4 VCF luidt als volgt :

“Het verkooprecht wordt ook gevestigd op de verkrijging, op welke wijze ook, maar anders dan bij inbreng in een vennootschap, door een of meer vennoten van onroerende goederen die in België liggen en die voortkomen van een vennootschap onder firma, van een gewone commanditaire vennootschap, van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of van een landbouwvennootschap.

De verkrijging zal evenwel belast worden volgens haar gemeenrechtelijke aard als het gaat om :
1° onroerende goederen die in de vennootschap zijn ingebracht, als ze verkregen zijn door de persoon die de inbreng gedaan heeft;
2° onroerende goederen die door de vennootschap met betaling van het verkooprecht verkregen zijn, als het vaststaat dat de vennoot die eigenaar van die onroerende goederen wordt, deel uitmaakte van de vennootschap toen laatstgenoemde de goederen verkreeg.

In geval van verkrijging van maatschappelijke onroerende goederen door al de vennoten ten gevolge van een reële kapitaalvermindering van de vennootschap, of ten gevolge van een vereffening van de vennootschap die beantwoordt aan de hiertoe door het Wetboek van Vennootschappen gestelde vereisten, is, naargelang van het geval, de bij toepassing van het eerste of het tweede lid gevestigde registratiebelasting van toepassing op de latere toebedeling van de goederen aan een of meer vennoten.”

39. Overeenkomstig art. 2.9.1.0.4, derde lid VCF wordt er een uitzondering voorzien op de onmiddellijke heffing (verkooprecht of belasting volgens de gemeenrechtelijke aard) als de verkrijging van het goed gebeurt door alle vennoten samen, naar verhouding van hun participatie, in het kader een reële kapitaalvermindering of ten gevolge van een vereffening van de vennootschap. Deze wachtregeling impliceert dat alle vennoten samen het goed in onverdeeldheid krijgen.

40. Aangezien de heer X en mevrouw Y de enige vennoten zijn van de vennootschap A, en deze vennootschap wordt vereffend, zal op de eigendomsverwerving – naar verhouding van hun participatie in de vennootschap - van de constructies en werken verricht door de vennootschap A, geen evenredige Vlaamse registratiebelasting verschuldigd zijn.

41. Indien de vennoten op een later tijdstip onderling overgaan tot de toebedeling van de onroerende goederen, zal bij die gelegenheid registratiebelasting geheven worden overeenkomstig artikel 2.9.1.0.4, eerste en tweede lid VCF.

42. Gelet op de voorhanden zijnde elementen, zal op de voorgenomen verrichting de anti-misbruikbepaling van art. 3.17.0.0.2 VCF niet worden toegepast in het kader van de toepassing van artikel 2.9.1.0.4 VCF.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.

Voetnoten

(1) Zoals bevestigd in de rechtspraak: Brussel 27 september 2006, TFR 2007, afl. 317, 197; Antwerpen 29 september 2005, Fiscoloog 1007, 16; Gent 26 maart 2004, 2000/AR/1458, TFR 2005, afl. 277, 240.