Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 17045 - Conjunctieve ascendentenverdeling Vlaamse Belastingdienst

VB 17045 - Conjunctieve ascendentenverdeling

Voorafgaande beslissing
Nummer
17045
Datum beslissing
22 januari 2018
Publicatiedatum
9 februari 2018

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.3.0.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat dat de voorgenomen inbreng in het gemeenschappelijk vermogen X– Y van een onroerend goed behorend tot het eigen vermogen van Y, gevolgd door de schenking samen met andere goederen via een ouderlijke boedelverdeling aan hun kinderen A en B, ingegeven is door andere dan fiscale motieven en de voorgenomen schenking niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door notaris Z, namens:

2.1. X, hierna genoemd “schenker 1” en;

2.2. Y, hierna genoemd “schenker 2”.

3. De betrokken partijen zijn:

3.1. A. Hierna genoemd “begiftigde 1”.

3.2. B. Hierna genoemd “begiftigde 2”.

4. De betrokken onroerende goederen zijn:

4.1. Een perceel bouwgrond en aanhorigheden .Dit goed betreft een eigen goed van schenker 2.

4.2. Een perceel bouwgrond en aanhorigheden. Dit goed betreft een gemeenschappelijk goed van de huwgemeenschap van schenker 1 en 2.

III. Beschrijving van de voorgenomen verrichtingen

5. Schenker 1 en schenker 2 zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel blijkens huwelijkscontract van 1983.

Zij verklaren geen enkele akte van wijziging, vereffening of verklaring aangaande haar huwelijkse voorwaarden verleden te hebben.

6. Schenker 2 wenst thans het eigen goed vermeld onder punt 4.1. in te brengen in het gemeenschappelijk vermogen waarna zij wenst over te gaan tot ouderlijke boedelverdeling

IV. Relevante bepalingen van de VCF

7. Er wordt verwezen naar de voorafgaande beslissing nr 16023 van 13 juni 2016.

8. In de aanvraag die tot deze beslissing leidde werd artikel 3.17.0.0.2. VCF aangehaald dat luidt als volgt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechts-handelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.".

V. Motivering van de aanvraag

9. De schenkers 1 en 2 willen allebei hun kinderen volledig gelijk behandelen. De percelen grond liggen ook heel dicht bij elkaar. Beide kinderen gaan hier een (gezins)woning op bouwen.

Omwille van de essentiële toekomstplannen van beide kinderen is echter heel erg van belang dat de exact zelfde voorwaarden worden gekoppeld aan de schenking.

Opdat deze voorwaarden voor beide goederen dezelfde uitwerking zouden hebben, zou voor de conjunctieve ascendentenverdeling het goed eerst worden ingebracht in de huwgemeenschap, zodat de ouders dan van daaruit onder dezelfde voorwaarden aan hun kinderen kunnen schenken, waaronder het vervreemdingsverbod en de conventionele terugkeer.

De gelijkheid wordt door de voorafgaandelijke inbreng aan de conjunctieve ascendentenverdeling ook gewaarborgd bij de vereffening van de nalatenschap van de schenkers. Indien het niet wordt ingebracht, zullen de fictieve massa’s bij het overlijden van beide echtgenoten niet gelijk zijn. Door de inbreng worden deze fictieve massa’s grotendeels gelijk getrokken en wordt de gelijkheid gevrijwaard.

Het is dus de bedoeling een conjunctieve ascendentenverdeling te doen, gelet op het feit dat de ascendenten nu reeds willen deze gronden verdelen en stellen gelijke behandeling van hun kinderen voorop.

Bij dergelijke conjunctieve ascendentenverdeling wordt geen rekening met de herkomst van de goederen bij het berekenen van de schenkbelasting;

Echter zou een inbreng toch voorafgaan, zodat de (toekomstige) gelijkheid gewaarborgd kan blijven.

VI. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

10. De omschreven rechtshandelingen kunnen beschouwd worden als een ascendentenverdeling.

11. Een ascendentenverdeling is een rechtshandeling waarbij een ascendent al zijn goederen of een deel daarvan kosteloos aan zijn afstammelingen toebedeelt ten titel van verdeling van zijn nalatenschap.

Gebeurt de ascendentenverdeling bij akte onder de levenden, dan heeft de ascendentenverdeling de aard van een schenking en valt ze, indien ze fiscaal gelokaliseerd is in het Vlaamse Gewest, onder de toepassing van de schenkbelasting.

Een ascendentenverdeling bij schenking kan gebeuren door één ascendent of door beide ascendenten samen. In dit laatste geval spreken we van een conjunctieve ascendentenverdeling.

12. Bij een conjunctieve ascendentenverdeling worden de gewone regels van de schenkbelasting toegepast, met dien verstande dat er geen rekening wordt gehouden met de herkomst van de goederen. Volgens de rechtspraak en de rechtsleer worden de goederen van de beide ascendenten immers geacht versmolten te zijn tot één massa die door beide ascendenten gezamenlijk aan de kinderen wordt geschonken. Bij de samenstelling van de kavels wordt dus geen rekening gehouden met het feit van welke ascendent de door een bepaalde begiftigde ontvangen goederen afkomstig zijn.

De kavel van elke begiftigde wordt dus geacht voor een gelijk deel samengesteld te zijn uit goederen ontvangen van elk van beide schenkers.

13. Aangezien aan de beschreven rechtshandelingen geen fiscaal voordeel verbonden is, worden deze rechtshandelingen niet gevat door de anti-misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF.