Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 16023 - Inbreng van onroerende goederen in de huwelijksgemeenschap door één echtgenoot gevolgd door schenking van beide echtgenoten Vlaamse Belastingdienst

VB 16023 - Inbreng van onroerende goederen in de huwelijksgemeenschap door één echtgenoot gevolgd door schenking van beide echtgenoten

Voorafgaande beslissing
Nummer
16023
Datum beslissing
13 juni 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.3.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen ‘schenker1’-‘schenker2’ van onroerende goederen behorend tot het eigen vermogen van ‘schenker1’ en het eigen vermogen van ‘schenker2’, gevolgd door de schenking van de blote eigendom eigendom door beide echtgenoten aan hun kind ‘begiftigde2’, ingegeven is door andere dan fiscale motieven en de voorgenomen schenking niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen/Omschrijving van de goederen

2. De aanvraag wordt ingediend door X, namens:

  • de heer “schenker 1”;
  • mevrouw “schenker 2”
  • de heer “ begiftigde 1”
  • de heer “begiftigde 2”.

3. De betrokken goederen zijn :

  • Een perceel grond met woonhuis en aanhorigheden (hierna genoemd “goed A”)
  • Een perceel grond met aanhorigheden (hierna genoemd “goed B”)
  • Een perceel grond met aanhorigheden (hierna genoemd “goed C”)

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. Schenker 1 en schenker 2 zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel ingevolge akte verleden voor notaris Y op xx.xx.1966.

5. Schenker 1 is eigenaar van “goed A”. Schenker 2 is eigenaar van “goed B” en “goed C”.

6. Schenker 1 en schenker 2 wensen thans de eigen goederen A, B en C in te brengen in het gemeenschappelijk vermogen, waarna zij wensen over te gaan tot schenking van de blote eigendom aan begiftigde 2, met voorbehoud van vruchtgebruik ten voordele van de langstlevende.

Op hetzelfde ogenblik zullen tevens goederen behorende tot de huwgemeenschap van schenker 1 – schenker 2 in blote eigendom met voorbehoud van vruchtgebruik ten voordele van de langstlevende geschonken worden aan begiftigde 1 en begiftigde 2.

III. Relevante bepalingen van de VCF

7. Het artikel 3.17.0.0.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (hierna VCF), zoals gewijzigd door het decreet van 19 december 2014 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (Belgisch Staatsblad van 29 januari 2015) voorziet in een antimisbruikbepaling voor alle Vlaamse belastingen opgenomen in de VCF, met ingang van 1 januari 2015.

8. Artikel 3.17.0.0.2. VCF luidt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden."

IV. Motivering van de aanvraag

9. Schenker 1 en schenker 2 wensen aan de schenking een aantal voorwaarden te koppelen ter bescherming van zichzelf en hun echtgenoot/echtgenote.

Opdat deze voorwaarden wat betreft de eigen goederen, ook zouden bedongen kunnen worden ten aanzien van de andere echtgenoot, wensen zij de te schenken onroerende goederen eerst in te brengen in het gemeenschappelijk vermogen zodat beide echtgenoten de goederen tesamen van daaruit onder bepaalde voorwaarden aan hun kinderen kunnen schenken.

In de schenkingsakte zullen een hele reeks ontbindende voorwaarden ingebouwd worden op grond waarvan de beide schenkers de schenking kunnen laten ontbinden. Dit ontbindingsrecht is ingebouwd zowel voor de echtgenoot als de echtgenote. De enige manier om hen beiden dit recht toe te kennen (voor wat betreft de eigen goederen) is door deze goederen eerst in de huwgemeenschap in te brengen, waarna de beide ouders overgaan tot schenking. Op geen enkele andere manier kan anders lastens de oorspronkelijke niet-eigenaar worden bewerkstelligd dat deze later een beroep kan doen op de verschillende ontbindende voorwaarden. Concreet zullen volgende zes ontbindende voorwaarden ingebouwd worden: 1/uitsluitingsbeding, 2/het vervreemdingsverbod, 3/de last van restschenking, 4/ het recht van conventionele terugkeer, 5/ het fideï-commis de residuo, 6/de ontbindende voorwaarde van faillissement of kennelijk onvermogen en 7/de ontbindende voorwaarde van onbetamelijk gedrag.

10. De echtgenoten willen overgaan tot schenking, maar mits voorbehoud van vruchtgebruik. Dit vruchtgebruik willen zij voorbehouden, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor de andere echtgenoot. Ook daarom is de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen noodzakelijk. Op die manier kunnen beide echtgenoten tesamen overgaan tot schenking van de onroerende goederen, maar met voorbehoud van vruchtgebruik. Hierbij wordt dan bedongen dat het vruchtgebruik van de eerststervende schenker zal aanwassen bij de langstlevende schenker.

11. Een voorafgaandelijke inbreng in de huwgemeenschap zorgt er bovendien voor dat de gelijkheid tussen beide kinderen kan gewaarborgd worden, hoewel aan een van beide kinderen louter gemeenschappelijke goederen geschonken zullen worden en aan het ander kind zowel gemeenschappelijke goederen als goederen die voor de inbreng behoorden tot eigen vermogen van schenker 1 en schenker 2.

In geval van overlijden van (een van de) schenker(s), zullen de geschonken goederen moeten ingebracht worden in diens nalatenschap. De voorafgaandelijke inbreng in het gemeenschappelijk vermogen heeft tot gevolg dat het geschonken goed bij de vereffening van de nalatenschappen van de schenkers, bij ieder van hen voor de helft zal worden toegevoegd aan de fictieve massa. Dit heeft gevolgen voor de berekening van de reserves van de kinderen, de abstracte reserve van de langstlevende echtgenoot en het beschikbaar gedeelte bij ieder van de echtgenoten. Door de voorafgaandelijke inbreng in het gemeenschappelijk vermogen wordt de fictieve massa bij beide echtgenoten grotendeels gelijk getrokken. Dit zorgt ervoor dat de gelijkheid tussen de kinderen maximaal kan bereikt worden. In deze schenkingsakte worden namelijk aan een kind enkel gemeenschappelijke goederen geschonken en aan het ander kind zowel gemeenschappelijke, als eigen goederen van beide echtgenoten (na inbreng in de huwgemeenschap). Hoewel het gaat om schenkingen met een gelijke waarde, zou zonder de voorafgaandelijke inbreng in natura er zich een probleem vormen bij vereffening-verdeling van de nalatenschappen van de echtgenoten, aangezien voormelde schenking waarschijnlijk deels zal ingekort moeten worden. Door een voorafgaandelijke inbreng in huwgemeenschap wordt dit probleem vermeden, aangezien dan beide kinderen, van beide echtgenoten op voorhand evenveel geschonken hebben gekregen, hetgeen overeenstemt met de wil van de echtgenoten om beide kinderen gelijk te behandelen.

12. De aanvragers menen dat de antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF niet van toepassing is op de hoger beschreven verrichtingen, aangezien de voorgenomen rechtshandelingen worden ingegeven door overwegend burgerrechtelijke motieven.

V. Beslissing

13. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing :

14. De omschreven rechtshandelingen kunnen beschouwd worden als een ascendentenverdeling.

Een ascendentenverdeling is een rechtshandeling waarbij een ascendent al zijn goederen of een deel daarvan kosteloos aan zijn afstammelingen toebedeelt ten titel van verdeling van zijn nalatenschap.

Gebeurt de ascendentenverdeling bij akte onder de levenden, dan heeft de ascendentenverdeling de aard van een schenking en valt ze, indien ze fiscaal gelokaliseerd is in het Vlaamse Gewest, onder de toepassing van de schenkbelasting.

Een ascendentenverdeling bij schenking kan gebeuren door één ascendent of door beide ascendenten samen. In dit laatste geval spreken we van een conjunctieve ascendentenverdeling.

15. Bij een conjunctieve ascendentenverdeling worden de gewone regels van de schenkbelasting toegepast, met dien verstande dat er geen rekening wordt gehouden met de herkomst van de goederen. Volgens de rechtspraak en de rechtsleer worden de goederen van de beide ascendenten immers geacht versmolten te zijn tot één massa die door beide ascendenten gezamenlijk aan de kinderen wordt geschonken. Bij de samenstelling van de kavels wordt dus geen rekening gehouden met het feit van welke ascendent de door een bepaalde begiftigde ontvangen goederen afkomstig zijn.

De kavel van elke begiftigde wordt dus geacht voor een gelijk deel samengesteld te zijn uit goederen ontvangen van elk van beide schenkers.

16. Aangezien aan de beschreven rechtshandelingen geen fiscaal voordeel verbonden is, worden deze rechtshandelingen niet gevat door de anti-misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF.