Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 16054 - Behoud van vrijstelling schenkbelasting familiale onderneming indien binnen de 3 jaar na schenking activiteit wordt ingebracht in vennootschap, terwijl onroerende goederen worden aangehouden door de begiftigden Vlaamse Belastingdienst

VB 16054 - Behoud van vrijstelling schenkbelasting familiale onderneming indien binnen de 3 jaar na schenking activiteit wordt ingebracht in vennootschap, terwijl onroerende goederen worden aangehouden door de begiftigden

Voorafgaande beslissing
Nummer
16054
Datum beslissing
21 december 2016
Publicatiedatum
16 januari 2017

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.6.0.6. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. Huidige aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat voldaan is aan de voorwaarden van artikel 2.8.6.0.6, §1 VCF tot behoud van de vrijstelling van schenkbelasting ingevolge artikel 2.8.6.0.3 VCF indien de begiftigden binnen de drie jaar na de schenking de activiteit van de geschonken familiale onderneming inbrengen in hun persoonlijke vennootschap, terwijl de onroerende goederen van de geschonken familiale onderneming in het privé-vermogen van de begiftigden blijven en verhuurd worden aan hun persoonlijke vennootschap waarin de activiteit werd ingebracht.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door ‘X’, namens :

  • “de begiftigden”

Volgende partijen zijn tevens betrokken :

  • “de schenkers”
  • “de onderneming”

II.B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

3. Schenker 1 baat in eigen naam een onderneming uit die zich bezighoudt met landbouw en veeteelt.

De schenkers wensen de continuïteit binnen de onderneming te waarborgen en deze te schenken aan hun beide zonen, de begiftigden, met toepassing van de vrijstelling van schenkbelasting overeenkomstig artikel 2.8.6.0.3 VCF.

4. In wat volgt, wordt er van uitgegaan dat de onderneming kwalificeert als familiale onderneming en kan geschonken worden met vrijstelling van schenkbelasting overeenkomstig artikel 2.8.6.0.3 VCF e.v.

5. De begiftigden wensen binnen de drie jaar na de schenking, de activiteit van de onderneming in te brengen in hun persoonlijke vennootschap. De onroerende goederen die dienen tot exploitatie van de activiteit (i.e. weilanden, landbouwgronden, enz….) wensen zij privé aan te houden en te verhuren aan hun vennootschap. De geschonken onroerende goederen zullen (uitsluitend) dienst blijven doen als exploitatiegrond voor de activiteit van de onderneming, die zal worden uitgeoefend vanuit de vennootschap.

6. De activiteit van de familiale onderneming zal zonder onderbreking wordt verdergezet.

7. De onroerende goederen die met toepassing van de vrijstelling worden overgedragen, zullen in de drie jaar volgend op de schenking op geen enkel ogenblik hoofdzakelijk worden aangewend of bestemd tot bewoning.

III. Motivering van de aanvraag

8. Drie jaar na de schenking van een familiale onderneming met vrijstelling ingevolge artikel 2.8.6.0.3 VCF controleert de bevoegde autoriteit of nog steeds voldaan is aan de gestelde voorwaarden (art. 2.8.6.0.7 VCF).

9. Om de vrijstelling van schenkbelasting van de familiale onderneming te behouden, moet voldaan zijn aan twee voorwaarden (art. 2.8.6.0.6, §1 VCF):

1° de activiteit van de familiale onderneming moet zonder onderbreking worden voortgezet gedurende drie jaar vanaf de datum van de schenking; en

2° de onroerende goederen die met toepassing van de vrijstelling zijn overgedragen, mogen niet hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of bestemd gedurende de drie jaar volgend op de schenking.

10. Ook indien de familiale onderneming in de drie jaar na de schenking wordt omgevormd in een familiale vennootschap, zal de controle van behoud van vrijstelling van schenkbelasting worden gedaan aan de hand van de voorwaarden voor de familiale onderneming (Omzendbrief 2015/2 betreffende de interpretatie van de regelgeving met betrekking tot de overdracht van familiale ondernemingen en vennootschappen zoals ingelast in de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 bij decreet van 19 december 2014, d.d. 15 december 2015, p. 32).

Voor de toetsing aan de voorwaarden tot behoud wordt met andere woorden abstractie gemaakt van de vennootschapsrechtelijke inbreng.

11. Aan voorwaarde 1° is voldaan, aangezien de activiteit van de familiale onderneming zonder onderbreking wordt verdergezet.

12. Ook aan voorwaarde 2° is voldaan aangezien de onroerende goederen die met toepassing van de vrijstelling worden overgedragen, in de drie jaar volgend op de schenking op geen enkel ogenblik hoofdzakelijk zullen worden aangewend of bestemd tot bewoning.

13. De onroerende goederen blijven tevens dienen voor de uitoefening van de activiteit van de familiale onderneming, niettegenstaande het feit dat zij niet (samen met de activiteit zelf) worden ingebracht in de vennootschap die de activiteit verder zal uitoefenen, doch worden verhuurd aan deze vennootschap ter exploitatie van de ingebrachte activiteit.

14. Dat de onroerende goederen ook juridisch worden geacht te blijven dienen voor de exploitatie van de activiteit van de familiale onderneming kan volgens de aanvragers naar analogie worden afgeleid uit de voorafgaande beslissing 15002. Deze voorafgaande beslissing stelt, in verband met verhuur van onroerend goed en het tegenbewijs in het kader van het bewijs van een reële economische activiteit (bij de vrijstelling voor familiale vennootschappen):

"Wanneer een onroerend goed wordt verhuurd aan derden (private of handelshuur), zal dit niet voldoende zijn om het tegenbewijs te leveren, ongeacht het aandeel of percentage dat dit verhuurde onroerend goed vertegenwoordigt in de totaal aanwezige onroerende goederen. Verhuur van onroerende goederen kan uitzonderlijk wel in aanmerking komen als het bedrijfsgebouwen betreft die uitsluitend door één of meerdere actieve dochtervennootschap(pen) word(t)(en) gebruikt. Elke andere vorm van verhuur (verhuur aan privépersonen of beroepspersonen buiten de groepsstructuur) wordt dus niet aanvaard als tegenbewijs en zal steeds aanzien worden als privaat patrimonium."

Hieruit blijkt dat de verhuur van onroerende goederen in aanmerking wordt genomen als reële economische activiteit als het bedrijfsgebouwen betreft die uitsluitend door één of meerdere actieve dochtervennootschappen worden gebruikt.

15. In casu gaat het over gronden die privé worden aangehouden en die (uitsluitend) gebruikt worden voor de exploitatie van de familiale onderneming. Ook na verhuur van de zonen aan hun vennootschap (die de activiteit van de familiale onderneming zal uitoefenen na inbreng van deze activiteit in de vennootschap) blijven de gronden gebruikt worden voor de exploitatie van de familiale onderneming. Het feit dat deze onroerende goederen privé blijven aangehouden door de begiftigden en verhuurd worden aan de vennootschap die de activiteit uitoefent, doet hieraan geen afbreuk.

16. De aanvragers zijn dienvolgens van oordeel dat voldaan wordt aan artikel 2.8.6.0.6,§1 VCF en dat de voorgenomen verrichtingen geen beletsel zijn voor het behoud van de vrijstelling van schenkbelasting bij overdracht van een familiale onderneming.

IV. Beslissing

17. In huidige voorafgaande beslissing wordt uitgegaan van de hypothese dat de schenking van de onderneming kan gebeuren met vrijstelling van schenkbelasting ingevolge de bepalingen van art. 2.8.6.0.3 VCF e.v.

Deze vooropgestelde hypothese maakt op geen enkele wijze het voorwerp uit van deze voorafgaande beslissing en er wordt dan ook geen uitspraak gedaan omtrent de mogelijkheid tot schenken met vrijstelling van schenkbelasting.

18. In de omzendbrief 2015/2 dd. 15 december 2015 is bepaald dat wanneer een familiale onderneming die werd overgedragen met vrijstelling van schenkbelasting in een periode van drie jaren na de schenking wordt ingebracht of omgevormd naar een vennootschap, de controle van het behoud van de vrijstelling zal gebeuren aan de hand van de voorwaarden zoals die gelden voor een onderneming, en niet aan de hand van de voorwaarden voor de vennootschappen.

19. In casu wordt slechts een deel, m.n. de activiteit, van de familiale onderneming ingebracht in een vennootschap en zullen de onroerende goederen privé worden aangehouden door de begiftigden en verhuurd worden aan de vennootschap.

20. Overeenkomstig art. 2.8.6.0.6,§1 VCF wordt de vrijstelling van schenkbelasting voor familiale ondernemingen behouden als volgende voorwaarden cumulatief zijn vervuld :

1° als een activiteit van de familiale onderneming zonder onderbreking wordt voortgezet gedurende drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte van schenking;

2° als de onroerende goederen die met toepassing van de vrijstelling zijn overgedragen, niet hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd worden gedurende een periode van drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte van schenking.

Dit zijn de énige voorwaarden voor behoud van de vrijstelling bij overdracht van familiale ondernemingen.

21. Het feit dat de activiteit wordt ingebracht in een vennootschap en de onroerende goederen niet, verhindert op zich het behoud van de vrijstelling niet, voorzover uiteraard aan de voorwaarden van artikel 2.8.6.0.6,§1 VCF (ononderbroken activiteit + geen bewoning) is voldaan.

22. VB 15002, aangehaald in de motivering van de aanvragers, betreft een andere problematiek, m.n. de beoordeling van het hebben van een reële economische activiteit bij overdracht van familiale vennootschappen.

23. Bijgevolg kan bevestigd worden dat de inbreng van de activiteit van de geschonken familiale onderneming in een vennootschap, terwijl de onroerende goederen van de geschonken familiale onderneming in het privé-vermogen van de begiftigden blijven, het behoud van de vrijstelling schenkbelasting niet verhinderd, voorzover uiteraard aan de andere voorwaarden van artikel 2.8.6.0.6,§1 VCF wordt voldaan.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.