Gedaan met laden. U bevindt zich op: SP 16030 - Optionele conventionele terugkeer van een schenking Vlaamse Belastingdienst

SP 16030 - Optionele conventionele terugkeer van een schenking

Administratief standpunt
Nummer
16030
Datum beslissing
22 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.3.1.1. VCF

Standpunt

Een gewoon beding van terugkeer, dat voorziet dat het voorwerp van de schenking terugkeert naar de schenker indien de begiftigde vóór de schenker komt te overlijden, werkt als een ontbindende voorwaarde. Indien de ontbindende voorwaarde wordt vervuld, keert het voorwerp van de schenking terug naar de schenker, zonder dat daarmee enige wilsuiting is gemoeid.

Ook een optionele conventionele terugkeer werkt als een ontbindende voorwaarde (cf. Hof van Cassatie, 14 oktober 2021). Het vooroverlijden van de begiftigde opent voor de schenker een recht: de terugkeer al dan niet laten plaatsvinden. Er is dus een wilsuiting van de schenker vereist om de terugkeer te laten plaatsvinden. Wordt die wilsuiting gegeven, dan werkt ook dat beding als een ontbindende voorwaarde. Indien de ontbindende voorwaarde wordt vervuld, keert het voorwerp van de schenking terug naar de schenker. De vraag is evenwel bij een schenking met optionele conventionele terugkeer onder ontbindende voorwaarde van het vooroverlijden van de begiftigde op welk ogenblik die terugkeer plaatsvindt gezien de optie enige tijd na het overlijden kan worden gelicht. Gelet op art. 5.147 BW heeft het lichten van de optie voor schenkingen die dateren vanaf 1 januari 2023 immers slechts uitwerking voor de toekomst waardoor de goederen die terugkeren naar de schenker op het ogenblik van het lichten van de optie wel degelijk deel uitmaken van diens nalatenschap en aldus onderworpen zijn aan erfbelasting. De terugwerkende kracht (tot op het ogenblik van het overlijden) kan door de partijen evenwel bij de schenking bedongen worden. Zo niet zal er moeten onderzocht worden of het met zekerheid de bedoeling was van de partijen (cf. art. 5.64 en 5.142 BW) om de terugkeer te laten plaatsvinden op het ogenblik van het overlijden van de begiftigde.

De vraag of in een specifieke situatie sprake is van een zakelijke subrogatie van rechtswege zoals ingevoerd door art. 3.10 BW, waarop de titularis van een zakelijk recht beroep kan doen om het tenietgaan van zijn zakelijk recht tegen te gaan, is een burgerrechtelijke vraag. Op fiscaal vlak speelt het geen rol of de zakelijke subrogatie bedongen werd of van rechtswege (art. 3.10 BW) plaatsvindt. In beide gevallen blijft de titel van de eigendomsverkrijging van het gesubrogeerde goed door de schenker de schenking zelf met daaraan gekoppeld de modaliteit van bedongen terugkeer.

Het standpunt is ook van toepassing in geval van zakelijke subrogatie van rechtswege voor schenkingen die plaatsvonden vóór 1 september 2021 (datum inwerkingtreding nieuw goederenrecht) (cf. Gent, 27 september 2022, 2021/AR/344).

Historische versies

Hieronder vindt u een overzicht van de historische versies van dit standpunt:

Standpunt nr. 16030 dd. 17.04.2023, publicatie op 10.05.2023
Standpunt nr. 16030 dd. 13.03.2023, publicatie op 28.03.2023
Standpunt nr. 16030 dd. 08.11.2021, publicatie op 23.11.2021
Standpunt nr. 16030 dd. 27.09.2021, publicatie op 18.10.2021
Standpunt nr. 16030 dd. 04.04.2016, publicatie op 25.04.2016
Standpunt nr. 16030 dd. 04.04.2016, publicatie op 18.04.2016