Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 24048 - Inbreng van onroerende goederen voor zakelijk gebruik in vennootschap gevolgd door schenking van de aandelen Vlaamse Belastingdienst

VB 24048 - Inbreng van onroerende goederen voor zakelijk gebruik in vennootschap gevolgd door schenking van de aandelen

Voorafgaande beslissing
Nummer
24048
Datum beslissing
20 augustus 2024
Publicatiedatum
16 september 2024

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 2.8.6.0.3. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te krijgen dat:

1.1. de schenkingen van de aandelen van de hierna vermelde vennootschap onmiddellijk na de inbreng van onroerende goederen onderworpen zijn aan schenkbelasting, overeenkomstig artikel 2.8.4.1.1., §2 VCF dan wel artikel 2.8.6.0.3, §1, 2° VCF;

1.2. de voorgenomen verrichtingen op zichzelf en in hun combinatie niet ingegeven zijn door fiscale motieven en aldus niet kwalificeren als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door meester […] te […], namens:

de heer X, hebbende de Nederlandse nationaliteit, ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […] (hierna ook genoemd ‘de heer X’ of de ‘aanvrager’). De heer X werd geboren te […] (Nederland) op xx.xx.1945 en woont te […].

De heer X heeft reeds meer dan vijf jaar zijn woonplaats in het Vlaamse Gewest.

3. De betrokken partijen zijn:

3.1 mevrouw Y, dochter van de heer X, RR […], geboren op xx.xx.1966, wonende te […], gehuwd met

3.2. de heer Z, RR […], geboren op xx.xx.1965, wonende te […].

3.3. mevrouw A, dochter van de echtgenoten Y-Z en kleindochter van de aanvrager, RR […], geboren xx.xx.2001, wonende te […].

4. Niet betrokken bij de voorgenomen verrichting zijn de kinderen van de vooroverleden dochter van de aanvrager, m.n. B en C.

5. De heer X is eigenaar van diverse ondernemingen. De ondernemingen zijn actief in de transportsector, met name de verkoop en verhuur van opleggers, trucks, aanhangwagens, onderdelen, etc. Verder is de heer X eigenaar van diverse onroerende goederen, al dan niet aangehouden via vennootschap. De onroerende goederen betrokken in deze aanvraag houdt hij privé aan en hebben alle een professionele bestemming, met name de huurders wenden deze aan voor hun economische activiteit. Die activiteiten zijn divers, bijv. uitbating van een horecazaak of activiteiten in de uitzendsector.

De volgende vennootschap is betrokken bij de inbreng: BV D, ondernemingsnummer […], met maatschappelijke zetel te […].

De huidige vennoten zijn de volgende, met de daarna vermelde aandelenverhouding: X houdt 375 aandelen aan. Op naam van zijn dochter, Y, staan 200 aandelen. Haar echtgenoot, Z, is eigenaar van 175 aandelen. X zou ongeveer 330 aandelen schenken.

6. De onroerende goederen die zouden worden ingebracht in de vennootschap zijn de volgende onroerende goederen:

  • […] (sectie A nummer […]), groot 28a 92ca
  • […] (sectie A nummer […]), groot 34a 18ca
  • […] (sectie A nummer […]), groot 2a 77ca
  • […] (sectie A nummer […]), groot 10a 53ca
  • […] (Sectie A nummer […]), groot 7a 58ca
  • […] (sectie C nummer […]), groot 13a 40ca
  • […] (sectie C nummer […]), groot 93a 38ca
  • […] (sectie A nummer […]), groot 82a 98 ca

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

7. De heer X wenst alle vermelde onroerende goederen in te brengen in de vermelde vennootschap. Er zullen geen schulden worden overgedragen aan de vennootschap.

8. De heer X heeft de bedoeling om de aandelen die verkregen worden in ruil voor de inbreng van de onroerende goederen zo snel mogelijk na de inbreng te laten toekomen aan zijn dochter Y, zijn schoonzoon Z of hun dochter A. Hij zal deze aandelen schenken met voorbehoud van vruchtgebruik.

9. Deze schenkingen zullen gebeuren voor een Belgische notaris, desgevallend met toepassing van artikel 2.8.6.0.3 VCF indien het gaat om aandelen van een familiale vennootschap.

10. Zoals vermeld, heeft de heer X nog twee andere kleinkinderen, B en C. Het is wel degelijk de bedoeling om deze kleinkinderen ook te betrekken in de familiale planning. Nu deze kinderen geen interesse hebben in het zakelijk vermogen van de heer X, zijn aan hen reeds schenkingen gebeurd van geldsommen en zullen zij nog schenkingen ontvangen.

III. Motivering van de aanvraag

11. De heer X is bezig met de structurering van zijn vermogen, zowel op het vlak van eigendomsstructuur als op het vlak van beheer. Het zakelijk vermogen van de heer X bestaat thans uit verschillende vennootschappen en diverse onroerende goederen. Met dat zakelijk vermogen richt hij zich vooral op de volgende activiteiten:

  • Verhuur en verkoop van vrachtwagens, trucks, opleggers, kipwagens, etc.;
  • Verhuur van bedrijfspanden aan horecazaken, casino’s en uitzendkantoren;
  • Verkoop van juwelen en sieraden.

12. In het verleden heeft hij al diverse schenkingen gedaan aan zijn kinderen en kleinkinderen. In de voorbije jaren heeft hij ook zijn dochter Y mee betrokken bij het bestuur van de ondernemingen. Naast mevrouw Y is ook zijn schoonzoon, de echtgenoot van mevrouw Y, actief in de verschillende bedrijven. Van verschillende vennootschappen zijn mevrouw Y en haar echtgenoot tevens mee aandeelhouder samen met de heer X. De heer X heeft 50% van de aandelen van de vennootschap waarin hij de onroerende goederen wenst in te brengen.

13. De heer X wenst nu ook afstand te doen van het resterende deel van zijn zakelijk vermogen, in het voordeel van zijn dochter Y, zijn schoonzoon Z of zijn kleindochter A.

14. In het kader van die overdracht wenst hij eerst een reorganisatie te doen van het zakelijk vermogen, met het oog op een meer efficiënte bedrijfsvoering. Daarbij wil hij tevens de liquide middelen en opbrengsten meer centraliseren om de vastgoedportefeuille meer te doen groeien, middelen vrijmaken voor renovaties, etc. Daarbij wenst hij tevens een opvolgingsregeling uit te werken voor het geval bepaalde bestuurders om enige reden geen bestuurder meer zijn of kunnen zijn.

15. Om die reden wenst hij het zakelijk vastgoed onder te brengen in de vermelde Belgische vennootschap. Op die manier kan men het beheer van die onroerende goederen centraliseren, en een centrale en uniforme beheersopvolging uitwerken. Ook de inkomsten kan men centraliseren, aanwenden voor nieuwe projecten, renovaties, etc.

Het beheer van de verschillende onroerende goederen vraagt toch wat tijds- en energiebesteding. Met de centralisering van het vastgoed in een vennootschap, kan men de tijds- en energiebesteding verspreiden over de verschillende bestuurders. Verder kan de heer X zijn dochter en schoonzoon ook begeleiden in het beheer van dat vastgoed, nu daar toch specifieke kennis o.w.v. de specifieke huurmarkt en een netwerk voor nodig is.

16. De centralisatie van het zakelijk vermogen in vennootschappen biedt tevens als voordeel voor de heer X dat hij het vermogen eenvoudiger kan overdragen aan zijn erfgenamen op de manier dat hij dat wenst, rekening houdend met de opvolging binnen de ondernemingen en het beheer. De aandelen kan hij op die manier laten toekomen aan de erfgenamen die ook het beheer voeren over het zakelijk vermogen. Zo kan de heer X bepaalde vermogensbestanddelen behoeden voor een (gedwongen) uitonverdeeldheidtreding tussen de verschillende erfgenamen, voornamelijk nu bepaalde erfgenamen niet actief zijn in de ondernemingen.

17. De kinderen van de vooroverleden dochter hebben aangegeven geen enkele interesse te hebben in het zakelijk vermogen. Meer zelfs, de heer X heeft eerder voorgesteld om een bijkomende schenking te doen aan deze kleinkinderen van onroerende goederen. Zij hebben aangegeven geen interesse te hebben in dat vermogen, gelet op de verantwoordelijkheden, risico’s en tijdsbesteding die het beheer van dat vermogen met zich meebrengt.

18. Het is duidelijk de intentie van de heer X om het in te brengen vastgoed te onderwerpen aan het ondernemingsrisico ('affectio societatis').

19. De heer X heeft geenszins de intentie om het vastgoed zelf te schenken aan zijn dochter. Met voormelde verrichtingen wenst hij immers het vastgoed te centraliseren binnen de vennootschap en het verdere beheer ervan te garanderen. Dat beheer komt thans toe aan hemzelf, zijn dochter mevrouw Y en zijn schoonzoon. De schoonzoon is van heel wat vennootschappen overigens zelf ook aandeelhouder.

20. Zijn opzet betreft aldus het doen samensmelten van het zakelijk vermogen, waarvan het in te brengen vastgoed eveneens deel uitmaakt, met het oog op een geconsolideerd en gecentraliseerd beheer.

21. Met de voorgenomen inbreng én schenking wenst hij zijn dochter, zijn schoonzoon of zijn kleindochter wel eigenaar te maken van de aandelen, om het zodoende globaal en als één geheel verder te laten beheren.

22. Aan de andere erfgenamen, met name de kinderen van zijn vooroverleden dochter, zal hij tevens bijkomende schenkingen doen. Gelet op hun wens zullen dat schenkingen zijn van een geldsom.

23. Kortom, de heer X wenst middels bovenstaande verrichtingen aan zijn dochter en zijn schoonzoon de gezamenlijke beslissingsbevoegdheid te geven over de activiteiten die zij samen uitoefenen en waarvan het vastgoed, dat ingebracht wordt, onlosmakelijk deel van uitmaakt, dit alles zonder mogelijke inspraak van de kinderen van de vooroverleden dochter.

24. Het is niet de bedoeling van de heer X om zich te onttrekken aan het aandeelhouderschap van de verschillende vennootschappen. Integendeel, zal hij aandelen behouden, juist om verder op de algemene vergadering te verschijnen en zijn stem uit te brengen. Ook via het voorbehouden vruchtgebruik zal hij actief deelnemen aan de aandeelhoudersvergaderingen en op die manier verder het beleid van de vennootschappen mee bepalen.

25. De aanvrager bevestigt ook dat het niet de bedoeling is om, op korte of middellange termijn, het ingebrachte vastgoed uit de vennootschap te halen in het voordeel van de aandeelhouders, het ingebrachte vastgoed te verkopen aan één van de aandeelhouders noch de aandelen te vervreemden aan derden.

26. Wel wenst de heer X de aandelen van de BV D met voorbehoud van vruchtgebruik te schenken aan zijn dochter Y, zijn schoonzoon Z of zijn kleindochter A.

Voor de BV D vroeg de heer X een attest aan in de zin van artikel 3.22.0.0.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Op xx.xx.2024 ontving hij een positief attest.

In de mate dat op het moment van de schenking van de aandelen BV D nog steeds is voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 2.8.6.0.3. VCF, dan zal de schenking van de aandelen vrijgesteld zijn van schenkbelasting. In het andere geval is de schenking onderworpen aan 3% schenkbelasting.

De heer X vraagt de bevestiging dat de schenking van de aandelen van deze vennootschap inderdaad onderworpen is aan de algemene schenkbelasting voor roerende goederen, dan wel kan genieten van een vrijstelling omdat het om een familiale vennootschap gaat.

27. De heer X vraagt tevens de bevestiging dat er geen sprake is fiscaal misbruik:

  • Voor de inbreng van de vermelde onroerende goederen in een vennootschap
  • Voor de daaropvolgende schenking van de aandelen
  • Voor de combinatie van de rechtshandelingen

Het is de bedoeling van de inbrenger/schenker om het in te brengen vastgoed te onderwerpen aan het ondernemingsrisico (affectio societatis) en het is niet de bedoeling het vastgoed te schenken aan de begunstigde van de aandelen.

Daarenboven zijn er nog andere niet-fiscale motieven aanwezig die de voorgenomen verrichting rechtvaardigen. De aanvragers verwijzen in dit verband naar punt 15-27 waarin de motieven voor de voorgenomen verrichting uitgeschreven worden.

28. De aanvrager verwijst tot slot naar de Voorafgaande Beslissing VB 23040, waarin het besluitvormingsorgaan eveneens tot de conclusie komt dat de inbreng van onroerende goederen in een vennootschap gevolgd door een schenking van de aandelen een schenking van roerende goederen uitmaakt, belast op grond van artikel 2.8.4.1.1 of artikel 2.8.6.0.3 naar gelang het geval. Er is tevens, zo luidt de beslissing, geen sprake van fiscaal misbruik.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

29. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

30. Volgende artikelen van de VCF worden onderzocht:

  • Artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF, dat luidt als volgt:

§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :

1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;

2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;

  • Artikel 2.8.6.0.3, §1, 2°, VCF, dat luidt als volgt;

Ҥ 1. In afwijking van artikel 2.8.4.1.1 wordt van de schenkbelasting vrijgesteld :

2° de schenking van de volle eigendom, de blote eigendom of het vruchtgebruik van aandelen van een familiale vennootschap met zetel van werkelijke leiding in een van de staten van de Europese Economische Ruimte, op voorwaarde dat de aandelen van de vennootschap die op het ogenblik van de schenking onder de levenden in volle eigendom toebehoren aan de schenker en zijn familie, ten minste 50% van de stemrechten in die vennootschap vertegenwoordigen.

In afwijking van het eerste lid vertegenwoordigen de aandelen van de vennootschap die op het ogenblik van de schenking in volle eigendom toebehoren aan de schenker en zijn familie, minstens 30% van de stemrechten in die vennootschap, als hij en zijn familie aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

1° samen met één andere aandeelhouder en zijn familie volle eigenaar zijn van de aandelen van de vennootschap die minstens 70% van de stemrechten in die vennootschap vertegenwoordigen;

2° samen met twee andere aandeelhouders en hun familie volle eigenaar zijn van de aandelen van de vennootschap die minstens 90% van de stemrechten in die vennootschap vertegenwoordigen.

Voor de toepassing van het tweede lid komen de aandelen die toebehoren aan rechtspersonen, niet in aanmerking om te worden samengeteld met de aandelen die toebehoren aan de schenker.

…”;

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF, dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.

31. Indien de inbreng van de onroerende goederen (niet tot bewoning bestemd of aangewend) uitsluitend wordt vergoed door maatschappelijke rechten zal het verkooprecht overeenkomstig artikel 2.9.1.0.3 VCF niet worden geheven.

32. Wat de onroerende goederen geheel of gedeeltelijk bestemd of aangewend tot bewoning betreft is artikel 1.1.0.0.2, eerste lid, 24°, VCF van toepassing dat luidt:

“24° verkooprecht : de belasting die onder de benaming ‘registratierecht op de overdrachten onder bezwarende titel van in België gelegen onroerende goederen met uitsluiting van de overdrachten die het gevolg zijn van een inbreng in een vennootschap behalve voor zover het een inbreng betreft door een natuurlijke persoon van een woning in een Belgische vennootschap' geheven wordt overeenkomstig de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten en conform de bepalingen van titel 2, hoofdstuk 9, van deze codex;”.

Uit de kadastrale bescheiden blijkt dat er ook onroerende goederen worden ingebracht die volgens het kadaster de aard “huis” hebben. De inbreng van deze goederen zal belast worden met het verkooprecht.

33. Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van de schenkbelasting moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn:

  • er moet voldaan zijn aan de participatievoorwaarde zoals bepaald in artikel 2.8.6.0.3, §1, 2°, VCF;
  • de vennootschap moet de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel hebben en uitoefenen, dan wel minstens 30 % van de aandelen houden van minstens één directe dochtervennootschap die aan deze voorwaarde beantwoordt en die haar zetel van werkelijke leiding heeft in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte zoals bepaald in artikel 2.8.6.0.3, §2, 1°, eerste en tweede lid, VCF;
  • de vennootschap moet een reële economische activiteit hebben als bepaald in artikel 2.8.6.0.3, §2, 1°, derde lid, VCF.

Deze voorwaarden moeten cumulatief vervuld zijn om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van de schenkbelasting. Of aan de voorwaarden is voldaan wordt beoordeeld op het moment van de schenking.

34. Aangezien uit het vermeld aandeelhouderschap blijkt dat aan de participatievoorwaarde is voldaan, wordt hierop niet verder ingegaan.

35. De vrijstelling geldt enkel voor familiale vennootschappen. Een familiale vennootschap is een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel heeft en deze ook effectief uitoefent.

Een vennootschap heeft een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of oefent een vrij beroep uit, wanneer in eerste instantie uit de statuten van de vennootschap een dergelijk doel blijkt.

Het is niet voldoende dat enkel het maatschappelijk doel in de statuten een dergelijke activiteit bevat. De vennootschap moet de activiteit ook werkelijk uitoefenen, hetgeen zal dienen aangetoond te worden. Zo zal het louter beheer van roerende of onroerende goederen of het verkrijgen en aanhouden van aandelen of deelbewijzen niet aanvaard worden als een voormelde activiteit.

Dat de activiteit vermeld in de statuten daadwerkelijk wordt uitgeoefend kan met alle middelen van recht, met uitzondering van de eed worden aangetoond. Veelal zal uit de jaarrekening kunnen afgeleid worden of de vennootschap een dergelijke activiteit uitoefent (o.a. uit de posten 34, 40, 44, 60, 62 en 70 van de jaarrekening). Indien dit niet zo is, zullen bijkomende stukken dienen te worden bijgebracht (vb. facturen, cliëntenlisting, gegevens in de KBO...).

36. De vennootschappen dewelke een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit hebben of een vrij beroep uitoefenen, kunnen volgens de VCF beschouwd worden als familiale vennootschappen. Familiale vennootschappen die echter geen reële economische activiteit hebben, zijnde de vennootschappen die cumulatief voldoen aan de twee in de VCF vermelde parameters, worden alsnog van het toepassingsgebied uitgesloten, ondanks het feit dat zij in eerste instantie wel een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit of een vrij beroep uitoefenen en er tevens voldaan is aan de participatievoorwaarde.

De parameters zullen gecontroleerd worden aan de hand van de jaarrekening van de vennootschap indien het een vennootschap betreft die gelegen is binnen de EER en zelf een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent

37. In de eerste parameter (de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen een percentage uitmaken dat gelijk is aan of lager is dan 1,50 % van de totale activa) worden de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen vergeleken met het totaal actief van de vennootschap. De post bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen is de post 62 van de resultatenrekening van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening. De post bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen omvat enkel de kosten verbonden aan het personeel dat is ingeschreven in het personeelsregister. Er wordt derhalve geen rekening gehouden met uitkeringen en vergoedingen van bestuurders, zaakvoerders en werkende vennoten toegekend buiten enige arbeidsovereenkomst of personeelskosten die onder de post 61 werden geboekt.

38. In de tweede parameter (de terreinen en gebouwen meer dan 50 % uitmaken van het totale actief) worden de terreinen en gebouwen vergeleken met het totaal actief van de vennootschap. Onder "terreinen en gebouwen" wordt de waarde bedoeld die opgenomen is onder post 22 van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening. Het betreft derhalve de terreinen en gebouwen geboekt als materiële vaste activa. Er wordt derhalve rekening gehouden met de boekwaarde van deze terreinen en gebouwen, hetgeen logisch is gelet op het feit dat bij de totale activa ook rekening gehouden wordt met de boekwaarde.

Ook voor het totaal actief wordt gekeken naar de (geconsolideerde) jaarrekening, meer bepaald naar de waarde, opgenomen onder balanspost 20/58.

Concreet zal de controle van deze voorwaarde gebeuren aan de hand van de (geconsolideerde) jaarrekeningen die gepubliceerd zijn op het ogenblik dat de schenking plaatsvindt.

39. Het besluitvormingsorgaan kan zich over het vervullen van deze voorwaarden tot vrijstelling van de schenkbelasting niet uitspreken vermits er geen voorafgaande beslissing kan worden afgeleverd over het onderzoek, de controle en het gebruik van bewijsmiddelen (art. 3.22.0.0.1, § 3, tweede lid, c) VCF).

40. Deze voorafgaande beslissing vervangt geenszins het voorafgaand attest dat kan worden aangevraagd in het geval van een voorgenomen schenking overeenkomstig art. 3.21.0.0.1 VCF.

Er is aldus geen verplichting om een attest aan te vragen. Met het oog op de rechtszekerheid voor de burger is evenwel voorzien in een facultatief systeem waarbij men een attest kan aanvragen.

Voorafgaand aan de authentieke akte van schenking kan de belanghebbende aldus een verzoek richten tot de Vlaamse Belastingdienst om een attest te bekomen waaruit blijkt dat op het moment van het verzoek en op basis van de gegevens, aangereikt door de verzoeker, al dan niet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2.8.6.0.3, VCF is voldaan.

De aanvrager bekwam dergelijk attest op 29 mei 2024.

41. Artikel 2.8.6.0.3 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit bepaalt dat aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de vrijstelling moet voldaan zijn op het ogenblik van de schenking. Het hierboven vermelde attest leidt dus niet automatisch tot een vrijstelling van de schenkbelasting. Het recht op vrijstelling moet op het ogenblik van de schenking en het aanbieden ter registratie van de akte beoordeeld worden. Indien het attest kort voor de schenking werd bekomen en de feiten ongewijzigd zijn, kan de vrijstelling worden toegepast.

Ingevolge de nakende inbreng van vermelde onroerende goederen in de vennootschap zal na de inbreng een nieuw attest moeten worden gevraagd. De inbreng kan tot gevolg hebben dat de vennootschap wordt geacht geen reële economische activiteit te hebben. Het tegenbewijs bestaat er in dat de aanvrager van het attest bewijst dat alle in de vennootschap aanwezige onroerende goederen worden aangewend voor de economische activiteit van de vennootschap.

42. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen.

Er moet worden onderzocht of het daadwerkelijk de bedoeling is van de inbrenger/schenker om de ingebrachte onroerende goederen te onderwerpen aan het ondernemingsrisico (affectio societatis) en het niet de bedoeling is het onroerend goed te schenken aan de begunstigde van de aandelen.

43. Door het onroerend goed kort voor de schenking in te brengen in het vennootschapsvermogen wordt ingegaan tegen artikel 2.8.4.1.1, §1, VCF, m.n. de progressiviteit in de schenkbelasting.

Met deze progressiviteit in de schenkbelasting wordt bedoeld dat het tarief van de schenkbelasting voor onroerende goederen wordt bepaald door een dubbel progressievoorbehoud: zowel de band die de schenker heeft met de begiftigde, als de grootte van de schenking bepalen het tarief.

Om deze progressiviteit in de schenkbelasting te kunnen kaderen moeten we teruggrijpen naar het verleden:

Vóór de Wet van 30 augustus 1913 werd het schenkingsrecht berekend volgens een gewoon evenredig tarief met een verschillend percentage naargelang de schenking roerende of onroerende goederen tot voorwerp had, naargelang het ging om schenkingen aan verwanten in de rechte lijn of aan andere personen.

Door de Wet van 30 augustus 1913 werden voor het schenkingsrecht en het successierecht dezelfde tarieven ingevoerd. Hierbij werd de verschillende tarifering van de schenkingen van roerende en van onroerende goederen opgeheven doch werden voor de schenkingen aan andere dan verwanten in rechte lijn verschillende tariefklassen ingevoerd.

Door artikel 19 van de Wet van 11 oktober 1919 (B.S. 13 november 1919, 6025) brengende wijzigingen in de wetten op de successie-, registratie- en overschrijvingsrechten werd de parallelle tarifering van de schenkingsrechten en de successierechten verbroken door de invoering van een progressief successierecht per schijf. Het schenkingsrecht bleef gewoon evenredig.

In de memorie van toelichting (Kamer, 1918/19 , 109) is het volgende te lezen:

Bij art. 19 wordt de nieuwe bepaling der tarieven vastgesteld.

Hierin het voorbeeld van het merendeel der Europeesche landen en, inzonderheid, dat onzer Noorder- en Zuiderburen volgende, wordt door het ontwerp eene belasting gevestigd, die bij schijven klimt te gelijkertijd als de hoegrootheid van het aan elken erfgenaam of legataris opgekomen aandeel.

Indiener eene belasting is, die zich leent aan trapsgewijze verhooging volgens het vermogen van den belastingplichtige, zoo is dat onmiskenbaar wel het successierecht, omdat deze belasting volgens de bewoordingen van de Heer Raymond Poinearé “atteint le redevable au moment où il s’enrichit, sans effort, sans travail, souvent d’une manière inesperée”.…”.

Deze maatregel gaf geen bevrediging.

Voor belangrijke schenkingen lieten de percentages nog in belangrijke mate de ontwijking toe van de successierechten. Bovendien werden schenkingen voor een klein of middelmatig bedrag door de toepasselijke percentages gehinderd.

Met het K.B. nr. 9 van 3 juli 1939 (BS 5 juni 1939, 4544) werd zowel voor de successierechten als voor de schenkingsrechten dezelfde progressieve tarieven ingevoerd.

In het verslag aan de koning valt te lezen:

Twee verwijten werd in den laatsten tijd gericht tot het huidig heffingsstelsel der evenredige registratierechten op de schenkingsakten.

Het eerste is dat, om reden van hun hoog bedrag … deze rechten doorgaans van aard zijn de giften onder levenden tusschen personen van lage of middelbaren stand te verhinderen, hetgeen bijzonder betreurenswaardig is wanneer het gaat om verdeelingen gedaan door bloedverwanten in de opgaande lijn.

Het tweede is dat de niet-progressiviteit van de belasting het bedrog aanmoedigt dat er voor rijke personen in bestaat, aan den vooravond van hun dood, door geregistreerde akte, de geheelheid of een deel van hun goederen aan hun vermoedelijke erfgenamen of legatarissen te schenken, en zulks derwijzen dat deze het hoog bedrag niet hoeven te betalen van de progressieve successierechten, die berekend worden op alles wat zij in de nalatenschap van den schenking mochten verkrijgen.

Ten einde aan die nadeelen te verhelpen, belast artikel 8 de schenkingen onder levenden met dezelfde progressieve rechten als de nalatenschappen …”.

Deze aangenomen progressieve tarieven werden overgenomen in het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en griffierechten.

Na de regionalisering van de successie- en de schenkingsrecht is er in de meeste gewesten opnieuw een verschil tussen beiden tarieven.

In het licht van de vroegere activering van vermogen en het zichtbaar maken van overdrachten van vermogen werd het progressief tarief voor de schenking van roerende goederen afgeschaft en vervangen door een vast tarief. Voor onroerende goederen bleef dit evenwel bestaan met dezelfde ratio legis, nl. de waarde van het geschonken onroerend goed bepaalt de hoogte van de belasting.

44. Door een deel van de aandelen (in blote eigendom) te schenken aan de dochter, schoonzoon of kleinkind korte tijd na de inbreng de onroerende goederen in het vennootschapsvermogen wordt artikel 2.8.4.1.1, §1, VCF gefrustreerd. Zo wordt immers de schenking van onroerende goederen omgezet in een schenking van roerende goederen. De schenking van roerende goederen geniet van de vlakke tarieven van 3% (rechte lijn) of 7% (alle anderen) terwijl de schenking van onroerende goederen de progressieve tarieven van artikel 2.8.4.1.1, §1, VCF moeten ondergaan. Dit is des te frappanter als de schenking van de aandelen wordt vrijgesteld ingevolge de toepassing van artikel 2.8.6.0.3 VCF Te meer daar (minstens een deel van) de goederen die ingebracht worden niet gerelateerd zijn aan de beroepsactiviteit van de betrokken vennootschap wat wel het geval is bij de door de aanvragers aangehaalde voorafgaande beslissing 23040

De korte tijd voorzien tussen de voorgenomen rechtshandelingen laat het eenheid van opzet blijken. De niet-fiscale motieven aangehaald door de aanvrager wegen niet op tegen de fiscale, m.n. de belastingsbesparing die door de voorgenomen rechtshandelingen wordt gerealiseerd.

Door de Vlaamse Belastingdienst zal bijgevolg fiscaal misbruik worden weerhouden waardoor de schenking aan de dochter, schoonzoon of kleindochter zal belast worden als een schenking van onroerende goederen.


Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.