Deel X. De verloven en dienstvrijstellingen
Titel 3. Moederschapsrust, opvangverlof, pleegzorgverlof en pleegouderverlof
Titel 3 bevat Art. X 13 tot en met Art. X 16bis[49]
Hoofdstuk 1. Moederschapsrust
Hoofdstuk 1 bevat Art. X 13 en Art. X 14.
Art. X 13
De moederschapsrust[9] wordt toegekend aan het personeelslid krachtens de arbeidswet van 16 maart 1971 en wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit, met uitzondering van het recht op salaris voor het contractueel personeelslid.
Art. X 14
De periode dat moederschapsrust[9] voor de ambtenaar bezoldigd wordt, mag niet meer dan vijftien weken bedragen bij één kind, en niet meer dan negentien weken bij een meerling, tenzij
1° | de bevalling plaatsvindt na de vermoedelijke bevallingsdatum; |
2° | [56] |
Bij verlenging van de postnatale rustperiode overeenkomstig artikel 39, vijfde lid, van de arbeidswet van 16 maart 1971, wordt de bezoldiging gedurende de duur van deze verlenging, en maximaal gedurende 24 weken, doorbetaald.
Hoofdstuk 1bis. Vader- of meemoederschapsverlof
Hoofdstuk 1bis bevat Art. X 15
Art. X 15
§ 1. In geval van overlijden van de moeder, heeft de ambtenaar die vader of meemoeder is van het kind recht op vaderschaps- of meemoederschapsverlof[9], waarvan de duur het deel van de moederschapsrust[9] dat nog niet opgenomen werd door de moeder bij haar overlijden, niet mag overschrijden.
§ 2. Bij opname van de moeder in een ziekenhuis, heeft de ambtenaar die vader of meemoeder is van het kind recht op vaderschaps- of meemoederschapsverlof[9], dat ten vroegste een aanvang neemt vanaf de achtste dag te rekenen vanaf de geboorte van het kind, op voorwaarde dat de opname van de moeder in het ziekenhuis meer dan zeven kalenderdagen bedraagt en dat de pasgeborene het ziekenhuis verlaten heeft.[2]
Het in het eerste lid bedoelde vaderschaps- of meemoederschapsverlof[9] verstrijkt op het moment dat de opname van de moeder in het ziekenhuis een einde neemt en uiterlijk bij het verstrijken van de periode die overeenstemt met het deel van de moederschapsrust[9] dat door de moeder op het ogenblik van haar opname in het ziekenhuis nog niet was opgenomen.
§ 3. Het vaderschaps- en meemoederschapsverlof, vermeld in paragraaf 1 en paragraaf 2 wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.[9]
§ 4. Aan het contractueel personeelslid wordt het vader- of meemoederschapsverlof toegekend op grond van de arbeidswetgeving. Het verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit. Tijdens het verlof heeft het contractueel personeelslid onverminderd artikel VII 108, geen recht op salaris.[37]
Hoofdstuk 2. Opvangverlof
Hoofdstuk 2 bevat Art. X 16
Art. X 16
Het personeelslid krijgt op zijn aanvraag opvangverlof wanneer een minderjarig kind in zijn gezin wordt opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij.
Het opvangverlof bedraagt zes weken per personeelslid. De zes weken opvangverlof worden op de volgende wijze opgetrokken:
1° met één week vanaf 1 januari 2019;
2° met twee weken vanaf 1 januari 2021;
3° met drie weken vanaf 1 januari 2023;
4° met vier weken vanaf 1 januari 2025;
5° met vijf weken vanaf 1 januari 2027.
Indien beide ouders het kind adopteren dan worden de bijkomende weken onderling verdeeld.[49]
De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind een handicap heeft.
De maximumduur van het opvangverlof wordt met twee weken per personeelslid verlengd bij de gelijktijdige adoptie van meerdere minderjarige kinderen.[49]
Indien slechts één van de samenwonende partners adopteert of de pleegvoogdij uitoefent, kan alleen die persoon het verlof genieten.
In het kader van een interlandelijke adoptie kan het opvangverlof ook de periode bestrijken die voorafgaat aan de daadwerkelijke opvang van het geadopteerde kind in België, als die voorafgaande periode niet meer bedraagt dan vier weken en ze wordt besteed aan de voorbereiding van de daadwerkelijke opvang van het kind.[49]
Het opvangverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Het opvangverlof wordt aan het contractuele personeel toegekend als het contractuele personeelslid niet gebruikmaakt van de regeling voor het adoptieverlof, vermeld in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.[49]
Hoofdstuk 3. Pleegzorgverlof en pleegouderverlof
Hoofdstuk 3 bevat Art. X 16bis
Art. X 16bis
Een personeelslid heeft per kalenderjaar recht op zes dagen pleegzorgverlof.[49]
In geval van langdurige pleegzorg heeft het personeelslid dat in het kader van een langdurige pleegzorg een kind in zijn gezin opvangt, voor de zorg voor dat kind, een eenmalig recht op pleegouderverlof gedurende een aaneengesloten periode van maximaal zes weken.[49]
Het pleegouderverlof van zes weken wordt als volgt opgetrokken:
1° met één week vanaf 1 januari 2019;
2° met twee weken vanaf uiterlijk 1 januari 2021;
3° met drie weken vanaf uiterlijk 1 januari 2023;
4° met vier weken vanaf uiterlijk 1 januari 2025;
5° met vijf weken vanaf uiterlijk 1 januari 2027.[49]
Als beide ouders zijn aangesteld als pleegouder, dan worden de bijkomende weken onderling verdeeld.[49]
De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verdubbeld als het kind dat in het gezin opgenomen wordt, een handicap heeft.[49]
De maximumduur van het pleegouderverlof wordt met twee weken per personeelslid verlengd als meerdere pleegkinderen tegelijkertijd langdurig in het gezin worden opgenomen.[49]
In het zesde lid wordt verstaan onder langdurige pleegzorg: de pleegzorg waarvan bij het begin duidelijk is dat het kind voor minstens zes maanden in hetzelfde pleeggezin bij dezelfde pleegouders zal verblijven.[49]
Het pleegzorgverlof wordt aan het contractueel personeelslid toegekend op grond van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de uitvoeringsbesluiten.
Het pleegzorgverlof en pleegouderverlof worden aan de ambtenaar op overeenkomstige wijze toegekend als aan het contractueel personeelslid op grond van de arbeidsovereenkomstenwet.[49]
Het pleegzorgverlof en pleegouderverlof worden met dienstactiviteit gelijkgesteld.[49]
Tijdens het pleegzorgverlof heeft een statutair personeelslid recht op 82% van het brutoloon en ontvangt het contractueel personeelslid geen salaris.[49]
Tijdens de eerste drie dagen van het pleegouderverlof hebben het statutair en contractueel personeelslid recht op een doorbetaling van het salaris. Vanaf de vierde dag heeft een statutair personeelslid recht op 82% van het brutosalaris en ontvangt een contractueel personeelslid geen salaris.[49]