Metadata: Klassieke ziekenhuisopname
Bron
Belgische Gezondheidsenquête, Sciensano, bewerking Statistiek Vlaanderen
Definities
Klassieke ziekenhuisopname: een opname in een ziekenhuis waarbij de patiënt heeft moeten overnachten. De opnames hebben betrekking op alle soorten ziekenhuizen, enkel de opnames voor een bevalling werden uitgesloten uit de analyse. De vraag luidde: “Werd u de afgelopen 12 maanden in een ziekenhuis opgenomen waarbij u hebt moeten overnachten?”.
Opmerkingen bij de kwaliteit
De Belgische Gezondheidsenquêtes worden sinds 1997 met een regelmaat georganiseerd door het vroegere Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid, sinds 2017 Sciensano genoemd.
In 2018 werden 11.250 huishoudens gecontacteerd, waarvan er 5.692 deelnamen.
Per huishouden dat zijn medewerking verleent, worden telkens maximaal 4 personen geïnterviewd. De referentiepersoon van het huishouden en – indien van toepassing – de partner worden bevraagd.
In het Vlaamse Gewest namen in 2018 4.296 personen van 15 jaar en ouder deel aan het onderzoek. Elke geselecteerde persoon van 15 jaar en ouder uit een huishouden kreeg mondeling vragen over de gezondheid, het gezondheidsgedrag en de medische consumptie. De vragen met betrekking tot opname in een ziekenhuis zijn een onderdeel van de mondelinge vragenlijst en zijn voor ieder huishoudlid (van jong tot oud) van toepassing.
Meer informatie is te vinden in het Methodologie rapport(PDF bestand opent in nieuw venster).
Leeftijd en geslacht zijn vaak belangrijke determinanten van gezondheidsindicatoren. Om verschillen tussen bevolkingsgroepen (bijvoorbeeld in functie van gewest, opleidingsniveau, jaar) goed te kunnen interpreteren is het nodig om het effect van leeftijd en geslacht te kunnen neutraliseren. Zo kan een verschil tussen laag en hoog opgeleiden te maken hebben met het feit dat er bij de ouderen veel meer laag opgeleiden zijn dan bij de jongeren. Dit kan aanleiding geven tot een foute interpretatie: het gemeten verschil weerspiegelt niet de samenhang tussen de indicator met het opleidingsniveau, maar wel met de leeftijd. Om na te gaan of een verschil significant is, werd gebruik gemaakt van logistieke regressies (voor binaire variabelen) en lineaire regressies (voor continue variabelen). Om het effect van een determinant (bijvoorbeeld opleiding) op een uitkomstindicator in te schatten na correctie voor leeftijd en geslacht werd gebruikt gemaakt van regressiemodellen waarbij leeftijd en geslacht als co-variaat in het model zijn opgenomen. In sommige gevallen wordt aangegeven hoeveel groter de prevalentie is in een bepaalde risicogroep (bijvoorbeeld laag opgeleiden) ten opzichte van een referentiegroep (bijvoorbeeld hoog opgeleiden), na correctie voor leeftijd en geslacht. Deze relatieve risico’s werden berekend aan de hand van log-binomiale modellen.
Het opleidingsniveau wordt gebruikt als indicator voor het socio-economisch niveau van het huishouden en van de leden ervan. Deze variabele wordt bepaald op basis van het hoogste opleidingsniveau van de referentiepersoon van het huishouden en van zijn/haar partner. Dit opleidingsniveau wordt toegewezen aan alle leden van het huishouden.
In de figuren werden de gestandaardiseerde resultaten gebruikt die toelaten groepen te vergelijken na correctie voor leeftijd en geslacht. Dit wil zeggen dat het hier gaat om cijfers die zouden bekomen worden indien de vergeleken groepen gelijk zouden zijn samengesteld voor wat het aantal vrouwen en mannen betreft, en een identieke leeftijdsstructuur zouden hebben. Oorspronkelijk vastgestelde verschillen kunnen zo verdwijnen, gezien de verschillen (quasi) uitsluitend te wijten waren aan de verschillende samenstelling van leeftijd en geslacht.