Helft inwoners ontmoet minstens wekelijks familie
Ongeveer de helft van de inwoners van het Vlaamse Gewest gaf in het voorjaar van 2024 aan minstens wekelijks niet-inwonende familie thuis of elders te ontmoeten (50%) en minstens wekelijks met de buren te praten (48%). 39% ontmoet minstens wekelijks vrienden of kennissen. Daartegenover staat dat iets meer dat 27% van de inwoners minder dan maandelijks vrienden of kennissen ontmoet of met de buren praat. 22% ontmoet minder dan maandelijks familie.
In 2024 werden 2 nieuwe vragen over frequentie van communicatie met familie, vrienden of kennissen toegevoegd aan de SV-bevraging. 80% van de inwoners gaf aan minstens wekelijks via telefoon, brief, e-mail, sms of sociale media te communiceren met niet-inwonende familie. Een vergelijkbaar aandeel gaf aan op dezelfde manier minstens wekelijks contact te hebben met vrienden of kennissen (78%). 8% van de inwoners communiceert minder dan maandelijks met familie, vrienden of kennissen.
In vergelijking met het voorjaar van 2023 is het aandeel dat minstens wekelijks niet-inwonende familie, vrienden of kennissen ontmoet en het aandeel dat praat met buren stabiel gebleven. Tussen 2021 en 2024 is het aandeel dat minstens wekelijks vrienden of kennissen ontmoet en met de buren praat wel beperkt toegenomen.
Vergelijkbare cijfers over de frequentie van sociale contacten voor de periode vóór 2021 zijn niet beschikbaar.
Inwoners uit overgangsgebied en kleinere steden ontmoeten vaker familie
Bij personen die minstens wekelijks niet-inwonende familie ontmoeten zijn de verschillen naar urbanisatiegraad het meest uitgesproken. Personen die in het overgangsgebied en in kleinere steden wonen ontmoeten vaker familie dan personen uit de grootsteden. Ook naar huishoudpositie, opleidingsniveau en leeftijd zijn er verschillen. Personen die met partner, met of zonder kind(eren), wonen ontmoeten vaker familie dan personen die niet met partner maar wel met kind(eren) wonen. Hooggeschoolden ontmoeten vaker familie dan laaggeschoolden. 65-plussers ontmoeten vaker familie dan 18- tot 34-jarigen.
Naar geslacht zijn er geen uitgesproken verschillen.
Hooggeschoolden ontmoeten vaker vrienden of kennissen
Bij personen die minstens wekelijks vrienden of kennissen ontmoeten zijn de verschillen naar opleidingsniveau het meest uitgesproken. Laaggeschoolden ontmoeten minder vaak dan midden- of hooggeschoolden vrienden of kennissen. Ook naar leeftijd en huishoudpositie zijn er verschillen. Het aandeel personen dat wekelijks vrienden of kennissen ontmoet ligt het hoogst bij de jongste leeftijdsgroep van 18 tot 34 jaar. Dat aandeel ligt lager bij de 50- tot 64-jarigen en de 65-plussers. Naar huishoudpositie is het aandeel personen die frequent vrienden of kennissen ontmoeten groter bij personen die bij ouders inwonen en personen die alleen wonen dan bij personen die met partner zonder kind(eren) wonen.
Ouderen praten vaker met buren
Bij het aandeel personen dat minstens wekelijks met buren praat zijn er uitgesproken verschillen te vinden naar leeftijd en huishoudpositie. 65-plussers slaan beduidend vaker een praatje met de buren dan jongere inwoners. De jongste leeftijdsgroep, de 18- tot 34-jarigen, praten opvallend minder vaak met de buren. Naar huishoudpositie praten personen die met partner wonen, met of zonder kind(eren), of personen die alleen wonen vaker met buren dan personen zonder partner met kinderen en personen die bij ouders inwonen. Personen die bij hun ouders inwonen praten het minst vaak met buren. Ook naar opleidingsniveau zijn er verschillen. Laaggeschoolden praten vaker met buren dan hoog- en middengeschoolden.
Naar geslacht en urbanisatiegraad zijn de verschillen beperkt.
Bronnen
- Statistiek Vlaanderen: