Gedaan met laden. U bevindt zich op: Vroegtijdige schoolverlaters (op basis van administratieve data) Onderwijs en vorming

Vroegtijdige schoolverlaters (op basis van administratieve data)

Gepubliceerd op 13 februari 2025 • Volgende update: februari 2026
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden

In het schooljaar 2022-2023 verliet volgens de administratieve gegevens van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming 13,2% van de leerlingen het secundair onderwijs zonder voldoende kwalificaties. Het gaat om schoolverlaters zonder kwalificatie met een beroepsfinaliteit of met een finaliteit van doorstroom naar het hoger onderwijs. Het percentage vroegtijdige schoolverlaters steeg tussen de schooljaren 2014-2015 en 2018-2019 van 9,7% naar 12,1%. Tijdens het eerste coronajaar (2019-2020) zakte dat percentage naar 9,4%. In 2020-2021 steeg het percentage vroegtijdige schoolverlaters naar 12,0% en in 2021-2022 naar 14,1%, om vervolgens in 2022-2023 te dalen naar 13,2%.

Grote verschillen tussen de onderwijsvormen

In het schooljaar 2022-2023 verliet in het algemeen secundair onderwijs (aso) 3,4% van de leerlingen vroegtijdig de schoolbanken, in het technisch secundair onderwijs (tso) 9,8%. In het kunstsecundair onderwijs (kso) en het beroepssecundair onderwijs (bso) ging het om respectievelijk 11,7% en 21,0%. Aan de Centra voor Deeltijds Onderwijs (dbso) verliet 59,8% van de jongeren het onderwijs vroegtijdig.

Vroegtijdig schoolverlaten sterk gelinkt aan schoolse achterstand

Slechts 1,7% van de jongeren zonder schoolse achterstand verliet in 2022-2023 de schoolbanken zonder diploma. Het feit dat jongeren in ons land tot 18 jaar leerplichtig zijn, speelt hier een belangrijke rol. Op die leeftijd zitten normaal vorderende jongeren in hun laatste jaar of hebben ze hun laatste jaar al afgerond.

Bij jongeren met 1 jaar schoolse achterstand verliet 20,1% vroegtijdig de schoolbanken. De kans op vroegtijdig schoolverlaten neemt sterk toe met elk bijkomend jaar schoolse achterstand. Bijna 2 op 3 jongeren met meer dan 2 jaar schoolse achterstand (65,2%) verliet het onderwijs zonder voldoende kwalificaties.

Meer jongens dan meisjes verlaten vroegtijdig de schoolbanken

15,8% van de jongens verliet in 2022-2023 vroegtijdig de schoolbanken tegenover 10,4% van de meisjes.

Grote verschillen naar thuistaal en opleidingsniveau moeder

Bij jongeren die thuis met geen enkel gezinslid Nederlands spreken, lag de kans op vroegtijdig schoolverlaten in 2022-2023 meer dan 3 keer hoger dan bij jongeren die thuis uitsluitend Nederlands spreken (respectievelijk 26,1% en 7,8%).

De verschillen naargelang het opleidingsniveau van de moeder zijn eveneens zeer groot. Bij jongeren waarvan de moeder een diploma hoger onderwijs heeft, verliet 5,1% vroegtijdig de schoolbanken. Bij jongeren waarvan de moeder het lager onderwijs niet heeft afgewerkt, liep dat op tot 33,9%.

Eén op vijf jongeren in centrumsteden verlaat vroegtijdig de schoolbanken

In het schooljaar 2022-2023 verlieten 18,5% van de jongeren die in de centrumsteden of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wonen vroegtijdig de schoolbanken. In Roeselare (11,0%), Brugge (11,1%) en Leuven (11,8%) lag het percentage onder het Vlaams gemiddelde (13,2%). In Antwerpen (23,8%), Mechelen (20,5%) en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (20,0%) liepen die percentages op tot 20% of hoger. In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest hebben de cijfers enkel betrekking op de leerlingen in het Nederlandstalig onderwijs.

De verschillen tussen de steden vallen voor een groot stuk samen met verschillen in de leerlingenpopulatie. Een centrumstad als Antwerpen en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest hebben grotere aandelen leerlingen met een kansarm profiel.

Aandeel vroegtijdige schoolverlaters buiten centrumsteden op 11%

In de niet-centrumsteden bedroeg het percentage vroegtijdige schoolverlaters in het schooljaar 2022-2023 gemiddeld 11,1%. Van de gemeenten met minstens 30 schoolverlaters zijn er buiten de centrumsteden en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest 11 Vlaamse gemeenten met een percentage van 18% en hoger: Zelzate (25,6%), Boom (24,8%), Niel (24,4%), Willebroek (20,1%), Heusden-Zolder (19,5%), Ronse (19,4%), Dilsen-Stokkem (19,4%), Sint-Pieters-Leeuw (19,2%), Vilvoorde (18,7%), Menen (18,6%) en Hamme (18,0%).