Gedaan met laden. U bevindt zich op: Leerling-leerkracht-ratio Onderwijs en vorming

Leerling-leerkracht-ratio

Gepubliceerd op 19 september 2024 • Volgende update: september 2025
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden

Leerling-leerkracht-ratio laagst in secundair onderwijs, hoogst in hoger onderwijs

Het aantal leerlingen per voltijds onderwijzend personeelslid lag in het Vlaamse onderwijs in het schooljaar 2021-2022 in het secundair onderwijs op 9. Die leerling-leerkracht-ratio lag hoger in het kleuter- en lager onderwijs (respectievelijk 13 en 12) en in het hoger onderwijs (20). Het gaat telkens om cijfers inclusief de leerlingen van het Vlaamse onderwijs in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

De leerling-leerkracht-ratio geeft het aantal leerlingen weer per voltijds equivalent bezoldigd onderwijzend personeelslid. De ratio is niet gelijk aan de gemiddelde klasgrootte, maar is eerder een investeringsindicator. Hoe lager de ratio, hoe meer investeringen in onderwijzend personeel werden gedaan.

De leerling-leerkracht-ratio’s zijn tussen de schooljaren 2014-2015 en 2021-2022 licht gedaald op alle onderwijsniveaus.

Vlaamse leerling-leerkracht-ratio in vergelijking met buurlanden laag in lager en secundair onderwijs, hoog in hoger onderwijs

In het schooljaar 2021-2022 nam het kleuteronderwijs in de Vlaamse Gemeenschap op vlak van de leerling-leerkracht-ratio in vergelijking met de buurlanden een middenpositie in. Duitsland had de laagste ratio (9), Frankrijk de hoogste (22). Het Vlaamse cijfer lag iets hoger dan het EU27-gemiddelde (12).

Wat het lager onderwijs betreft, kende de Vlaamse Gemeenschap in vergelijking met de buurlanden de laagste ratio, samen met België. Frankrijk (18) had de hoogste. Het Vlaamse cijfer lag iets lager dan dat van de EU27 als geheel.

Ook in het secundair onderwijs kenden de Vlaamse Gemeenschap en België in vergelijking met de buurlanden de laagste ratio. Nederland vertoonde de hoogste waarde voor het hoger secundair onderwijs (17) en Frankrijk en Nederland voor het lager secundair (15). Het EU27-gemiddelde lag op 11 voor het hoger secundair en op 12 voor het lager secundair.

In het hoger onderwijs daarentegen liet de Vlaamse Gemeenschap een hogere ratio optekenen dan de buurlanden. Van de buurlanden scoorde Duitsland het laagst met een ratio van 11.

Bronnen

  1. Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming:
  2. Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO):