Metadata: Modale verdeling woon-werkverkeer
Bron
Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW), Onderzoek Verplaatsingsgedrag
Definities
Percentage van personen dat voor het woon-werkverkeer gebruik maakt van de betreffende vervoerswijze als hoofdvervoerswijze (dit wil zeggen voor het grootste deel van de af te leggen afstand).
Hoofdvervoermiddel: het vervoermiddel dat gebruikt wordt voor het grootste deel van de afstand van de verplaatsing. Soms bestaan die verplaatsingen uit een combinatie van vervoermiddelen. Bijvoorbeeld eerst met de fiets naar het station, om daar de trein te nemen. Hier wordt dus gevraagd naar het vervoermiddel waarmee de langste afstand werd afgelegd.
Respondenten in het Onderzoek Verplaatsingsgedrag houden hun verplaatsingen van een vooraf bepaalde dag bij in een verplaatsingsboekje. Voor elke verplaatsing die ze die dag maken werd gevraagd naar de hoofdreden van de verplaatsing. Er werd ook per verplaatsing gevraagd naar welke vervoermiddelen gebruikt werden en voor welke afstand. Voor het woon-werkverkeer werden de verplaatsingen met het doel ‘Werken’ in rekening gebracht. Per woon-werkverplaatsing werd dan gekeken naar het vervoermiddel waarmee de langste afstand binnen de totale verplaatsing werd afgelegd.
De hier zichtbare categorieën van vervoermiddelen zijn een samenvoeging van enkele categorieën uit het Onderzoek Verplaatsingsgedrag:
- Te voet = te voet
- Fiets = fiets + elektrische fiets + speed pedelec
- Bus, tram, metro = lijnbus + tram of metro + autocar
- Trein = trein
- Auto = autobestuurder + autopassagier + bestelwagen
- Ander = brom/motorfiets + motor + andere
De hier getoonde percentages zijn berekend op het totaal aantal respondenten dat een antwoord gaf op deze onderzoeksvraag (valid percent, dus exclusief non-respons). In het Onderzoek Verplaatsingsgedrag is er wel een categorie “geen antwoord”. Bij de hier getoonde percentages wordt geen rekening gehouden met de respondenten uit die categorie. De categorie “geen antwoord” was telkens kleiner dan 1%.
Opmerkingen bij de kwaliteit
Het veldwerk voor het meest recente Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG 6) ging in oktober 2021 van start en liep tot en met november 2022. Tijdens deze periode golden er coronamaatregelen (bijvoorbeeld strikte regels rond thuiswerk), maar het was wel steeds mogelijk om je te verplaatsen. De methodiek van OVG 6 verschilde sterk met die van OVG 4 en 5. Het aantal vragen werd sterk uitgebreid, het veldwerk kon voor het eerst digitaal verlopen en er werd voor het eerst samengewerkt met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. OVG 6 had ook meer oog voor nieuwe duurzame vervoermodi zoals steps en speedpedelecs. De steekproef werd verhoogd om diepere analyses en meer gerichte conclusies rond de verplaatsingen van doelgroepen mogelijk te maken. 4.183 inwoners van het Vlaamse Gewest namen deel aan het onderzoek.
Door de gewijzigde methodiek is het niet mogelijk om resultaten van OVG 6 zomaar te vergelijken met resultaten van eerdere bevragingen. Die cijfers zijn dan ook niet zichtbaar in de hier getoonde grafieken.
Referenties
Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW): Onderzoek Verplaatsingsgedrag