Na de financieel-economische crisis van 2008-2009 versoepelde de Europese Centrale Bank (ECB) het monetaire beleid: ze verlaagde de belangrijkste stelselmatig (met uitzondering van 2011). Zo probeerde de ECB de lage interestvoeten te laten doorwerken naar consumenten en ondernemingen. Zij konden dan gemakkelijker geld ontlenen, wat de economische groei moest stimuleren. De sterk toegenomen inflatie in de loop van 2022 noopte de ECB ertoe om de rentevoeten stelselmatig te verhogen vanaf juli dat jaar. Een hogere rente maakt ontlenen immers duurder, wat kan zorgen voor een afkoeling van de economische activiteit. Op die manier probeert men de inflatie tegen te gaan. De renteverhogingen duurden (voorlopig) tot september 2023.
De van de ECB werd stelselmatig opgetrokken van 0% in juni 2022 naar 4,5% in september 2023.
De om op zeer korte termijn geld te ontlenen bij de ECB lag op 0,25% in juni 2022 en steeg tot 4,75% in september 2023.
De of de rente die de ECB betaalt aan banken die op zeer korte termijn geld aanhouden bij de ECB was tot juni 2022 negatief (-0,50%, wat betekende dat de banken moesten betalen om geld aan te houden bij de ECB). De depositorente nam toe tot 4,00% in september 2023.