Gedaan met laden. U bevindt zich op: Metadata: Huishoudens met internettoegang Huishoudens met internettoegang

Metadata: Huishoudens met internettoegang

Bron

Enquête ICT- en internetgebruik bij huishoudens, Statbel, Eurostat, bewerking Statistiek Vlaanderen

Definities

De gegevens over internettoegang zijn gebaseerd op volgende vraag uit de enquête:

“Heeft iemand uit uw gezin thuis toegang tot internet (via eender welk apparaat)?

  • Ja
  • Nee, maar vroeger wel
  • Nee, nooit gehad.”

Tot 2021 werd ook de vraag gesteld welke types internetverbinding effectief thuis gebruikt werden. Vast en mobiel breedband werden als volgt omschreven:

”Een vaste breedbandverbinding via de telefoonlijn (wifi, ADSL, VDSL, SHDSL of ander DSL-type), via kabel, glasvezel, fiber, Ethernet, PLC en zo verder, via satelliet, of via een hotspot (openbaar wifinetwerk) heel dicht bij huis die ook bij mij thuis toegankelijk is.

Een mobiele breedbandverbinding (smartphone of gsm met internetverbinding van minstens een 3G-netwerk of internetverbinding via een ander apparaat met een USB-sleutel (dongel), gsm- of smartphonemodem of een kaart (bijvoorbeeld via een desktop, laptop of tablet met een geïntegreerde simkaart).”

Men heeft een breedbandverbinding als men een vaste en/of een mobiele breedbandverbinding heeft.

Het inkomen betreft het netto maandelijks equivalent inkomen van het huishouden.

Opmerkingen bij de kwaliteit

De enquête over ICT- en internetgebruik bij huishoudens en individuen (ICT-enquête bij huishoudens en individuen) is een jaarlijks door Eurostat gecoördineerde bevraging in de lidstaten van de Europese Unie. Voor de organisatie van de bevraging en voor de verwerking van de Belgische cijfers is het Belgische statistiekbureau Statbel (Statistics Belgium) verantwoordelijk.

De steekproef van de ICT-enquête bij huishoudens en individuen is in België een deelsteekproef van de enquête naar de arbeidskrachten (EAK). Na het afnemen van de enquête naar de arbeidskrachten vraagt de interviewer of de laatst verjaarde persoon van het huishouden van minstens 16 jaar en jonger dan 75 jaar zelfstandig de ICT-enquête wil invullen.

Sinds 2009 worden er 2 methodes van dataverzameling gebruikt: CAWI (Computer Assisted Web Interviewing) via een webapplicatie en SAPQ (Self Administered Paper Questionnaire) via een papieren formulier. Vóór 2009 werd de enquête mondeling afgenomen door een enquêteur. Er is een rappel met nieuwe vragenlijst voorzien als het huishouden na 14 dagen nog niet heeft geantwoord.

De huishoudens die voor de ICT-enquête in aanmerking komen, zijn de privéhuishoudens met ten minste één persoon in de leeftijdsrange van 16 tot en met 74 jaar. Vóór de hervorming van de EAK in 2017 volstond het tweede kwartaal om voldoende huishoudens te hebben en liep het veldwerk van april tot eind augustus. Van 2017 tot 2020 betreft het de huishoudens die voor het eerste of tweede trimester deelnamen aan de doorlopende enquête naar de arbeidskrachten. Het veldwerk liep van januari tot eind augustus. In 2021 werd besloten om een extra kwartaal van de arbeidskrachtenenquête op te nemen om de lagere respons op te vangen. Zo kregen de huishoudens die deelnamen aan de arbeidskrachtenenquête in het vierde kwartaal van 2020 en in het eerste en tweede kwartaal van 2021 een uitnodiging om deel te nemen aan de ICT-enquête.

Na validatie bleven bij de editie van 2023 6.298 huishoudens over. Dat is 50,9% van de huishoudens die aan de enquête naar de arbeidskrachten 2023 deelgenomen hebben en op basis van het vermelde leeftijdscriterium in aanmerking kwamen voor de ICT-enquête bij huishoudens en individuen, en 32,6% van de initiële brutosteekproef van de enquête naar de arbeidskrachten 2023 met uitsluiting van de huishoudens waarbij niet voldaan is aan bovenstaand leeftijdscriterium. De 6.298 huishoudens, die de nettosteekproef vormen, zijn als volgt over de 3 gewesten verdeeld: 770 uit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, 3.362 uit het Vlaamse Gewest en 2.166 uit het Waalse Gewest.