Vooral huishoudens met hoog inkomen en Belgen zijn eigenaar
Het eigenwoningbezit is het grootst bij de 20% hoogste inkomens: 9 op de 10 huishoudens bezit er hun woning. Naarmate het inkomen afneemt, neemt ook het eigenaarschap af. In de laagste inkomensgroep is de helft van de huishoudens eigenaar van hun woning.
Opgesplitst naar nationaliteit van de referentiepersoon binnen het huishouden is het eigenwoningbezit het grootst bij de Belgen. Bij de huishoudens met een niet-Belgische EU-nationaliteit is bijna 5 op de 10 eigenaar en bij de huishoudens met een niet-EU-nationaliteit is dit 2 op de 10.
In 2018 zijn de verschillen binnen de verschillende doelgroepen meer uitgesproken dan in het verleden. Het eigenwoningbezit bij de lagere inkomens is afgenomen terwijl het bij de hogere inkomens is gestegen. Ook het eigenaarschap bij de niet-Belgen is afgenomen.
Meer eigenaars in minder verstedelijkte gebieden
Het eigenwoningbezit is het grootst buiten de steden: 8 op de 10 huishoudens is er eigenaar van hun woning. Naarmate de graad van verstedelijking toeneemt, neemt het eigenwoningbezit af. In de grote steden is uiteindelijk nog 45% eigenaar.
In de grote steden huurt 4 op de 10 huishoudens op de private huurmarkt en net iets meer dan 1 op de 10 huishoudens op de sociale huurmarkt. In de kleinere steden is de private huurmarkt kleiner met ongeveer 2 op de 10 huishoudens. De sociale verhuur is er even groot.
Bronnen
- Agentschap Wonen in Vlaanderen:
- Steunpunt Wonen: