Vrouwelijke werknemers zijn vaker dan hun mannelijke collega’s aan het werk met een tijdelijk contract. In 2023 lag het aandeel werknemers met een tijdelijk contract bij vrouwen op 7,5%, tegenover 5,7% bij mannen. Het aandeel werknemers met een tijdelijk contract is zowel bij mannen als bij vrouwen tussen 2013 en 2023 beperkt gestegen.
Het aandeel werknemers met een tijdelijk contract daalt naarmate de leeftijd toeneemt. Het aandeel werknemers met een tijdelijk arbeidscontract lag met 14,3% in 2023 veel hoger bij de 20- tot 34-jarigen dan bij de andere leeftijdsgroepen. In vergelijking met 2013 nam het aandeel toe bij de jongste leeftijdsgroep (+2,6 ppt.), maar beperkt af bij de 35- tot 54-jarigen (-0,3 ppt.) en 55- tot 64-jarigen (-0,4 ppt.).
Kortgeschoolden zijn vaker aan de slag met een tijdelijk arbeidscontract dan midden- of hooggeschoolden. In 2023 lag het aandeel kortgeschoolde werknemers van 25 tot 64 jaar met een tijdelijk arbeidscontract op 6,8%, tegenover 3,5% bij de middengeschoolden en 4,3% bij de hooggeschoolden. Tussen 2013 en 2023 bleef het aandeel werknemers met een tijdelijk arbeidscontract min of meer stabiel bij de verschillende opleidingsgroepen.
Opgedeeld naar huishoudpositie lag het aandeel werknemers met een tijdelijk arbeidscontract in 2013 en 2023 het hoogst bij personen die inwonen bij hun ouders (respectievelijk 19,6% en 18,5%) en het laagst bij samenwonende partners met kinderen (respectievelijk 3,5% en 3,2%).
Personen die hinder ervaren tijdens hun dagelijkse activiteiten wegens een handicap of langdurig gezondheidsprobleem waren in 2023 iets minder aan de slag met een tijdelijk contract (5,4%) dan personen die geen hinder ervaren (6,1%). In 2013 was het verschil tussen beide groepen nog beperkter maar hadden de personen met hinder vaker een tijdelijk contract.
Ten slotte varieert het aandeel werknemers met een tijdelijk arbeidscontract ook naar geboorteland. Bij personen geboren in België ging het in 2023 om 6,0%, bij personen geboren in een ander EU-land om 8,0% en bij personen geboren buiten de EU om 12,0%. Ten opzichte van 2013 betekent dit enkel een beperkte stijging voor personen geboren in België.