In 2023 lag de ILO-werkloosheidsgraad bij mannen (3,8%) hoger dan bij vrouwen (2,9%). In 2013 was er nagenoeg geen verschil tussen de werkloosheidsgraad van mannen en vrouwen. Tussen 2013 en 2023 is de werkloosheidsgraad zowel bij mannen (-1,4 procentpunt (ppt.)) als bij vrouwen (-2,2 ppt.) gedaald.
De werkloosheidsgraad daalt naarmate de leeftijd toeneemt. De werkloosheidsgraad bij de 15- tot 34-jarigen kwam op 6,0% in 2023, tegenover 2,0% bij de 35- tot 54—jarigen en 2,1% bij de 55- tot 64-jarigen. Bij alle leeftijdsgroepen verminderde de werkloosheidsgraad tussen 2013 en 2023.
De werkloosheidsgraad neemt ook af met het onderwijsniveau. De werkloosheidsgraad bij de kortgeschoolden bedroeg in 2023 5,7%, tegenover 3,0% bij de middengeschoolden en 1,5% bij de hooggeschoolden. Bij alle onderwijsniveaus daalde de werkloosheidsgraad in vergelijking met 2013.
Opgedeeld naar huishoudpositie lag de werkloosheidsgraad het hoogst bij personen die inwonen bij ouders (9,2%) en het laagst bij samenwonende partners zonder kinderen (1,6%). Bij alleenstaanden daalde de werkloosheidsgraad het meest tussen 2013 en 2023 (-2,8 ppt.).
Bij personen die hinder ondervinden tijdens hun dagelijkse activiteiten wegens een handicap of langdurig gezondheidsprobleem is de werkloosheidsgraad gedaald van 10,0% in 2013 tot 4,7% in 2023 (-5,3 ppt.). Bij personen zonder hinder nam de werkloosheidsgraad ook af met 1,4 ppt. tot 3,2%.
Er zijn ten slotte ook verschillen naar geboorteland. In 2023 lag de werkloosheidsgraad bij personen geboren in België op 2,9%, tegenover 4,2% in 2013. Bij personen geboren in een ander land van de Europese Unie (EU27) daalde de werkloosheidsgraad van 7,0% in 2013 tot 4,2% in 2023. Bij personen geboren buiten de Europese Unie nam de werkloosheidsgraad af van 15,8% tot 7,1% in 2023.