Het aandeel zelfstandigen lag bij werkende vrouwen (10,6%) in 2023 hoger dan in 2013 (9,4%). Bij werkende mannen lag het aandeel in 2023 (17,9%) op hetzelfde niveau als in 2013. Het verschil tussen mannen en vrouwen blijft daarmee bestaan maar daalde licht van 8,6 procentpunten (ppt.) in 2013 naar 7,4 ppt. in 2023.
Naarmate de leeftijd toeneemt, stijgt ook het aandeel zelfstandigen in de werkende bevolking: in 2023 ging het bij 20- tot 34-jarigen om 8,9% en bij 55- tot 64-jarigen om 18,2%.
Het aandeel zelfstandigen neemt toe met het onderwijsniveau: bij kortgeschoolden ging het in 2023 om 12,7%, bij hooggeschoolden om 16,1%. Zowel bij de kort- als bij de hooggeschoolden was er sprake van een stijging tussen 2013 en 2023 (met respectievelijk +1,0 en +0,7 ppt.). Bij de middengeschoolden daarentegen daalde het aandeel zelfstandigen beperkt (-0,9 ppt.).
Opgedeeld naar huishoudpositie lag het aandeel zelfstandigen in de werkende bevolking in 2023 het hoogst bij samenwonende partners met kinderen (16,7%) en het laagst bij personen die inwonen bij ouders (7,3%). Bij alleenstaande ouders is het aandeel zelfstandigen het meest toegenomen tussen 2013 en 2023 (+1,6 ppt.), bij personen die inwonen bij ouders het meest gedaald (-1,8 ppt.).
Ook naargelang personen al dan niet hinder ervaren tijdens dagelijkse activiteiten wegens een handicap of langdurig gezondheidsprobleem zijn er duidelijke verschillen: personen zonder hinder (14,2%) zijn vaker aan het werk als zelfstandige dan personen met hinder (12,9%). In vergelijking met 2013 is het aandeel zelfstandigen bij personen met hinder (+3,5 ppt.) toegenomen en gestabiliseerd bij personen zonder hinder (-0,1 ppt.).
Tot slot varieert het aandeel zelfstandigen in de werkende bevolking ook naar geboorteland. Personen geboren in een ander EU-land (15,0%) zijn iets vaker aan de slag als zelfstandige dan personen geboren in België (14,4%) of in een land buiten de EU (14,3%).