De gemeente- en provinciebesturen moeten een aantal algemene regels volgen voor ze aan een statutair personeelslid een tuchtstraf opleggen. De regels zorgen voor een evenwicht tussen de waarborgen voor het betrokken personeelslid en een efficiënt personeelsbeleid.
Als een personeelslid van een lokaal bestuur of provinciebestuur in de fout gaat, kan een lokaal of provinciaal bestuur een tuchtprocedure opstarten. Die tuchtprocedure kan uitmonden in een tuchtstraf voor het betrokken personeelslid.
Tegen wie?
Een lokaal of provinciaal bestuur kan een tuchtprocedure opstarten tegen:
- vast aangestelde, statutaire personeelsleden van een gemeente, OCMW of provincie
- personeelsleden van een gemeente, OCMW of provincie in hun proeftijd met het oog op een vaste aanstelling in statutair dienstverband
- statutair, niet-gesubsidieerd onderwijzend personeel van het gemeentelijk onderwijs
- statutair personeel van het autonoom gemeentebedrijf (AGB)
- statutair personeel van de welzijnsvereniging en van de autonome verzorgingsinstelling.
Wie start een tuchtprocedure op?
Over het algemeen is de aanstellende overheid ook de tuchtoverheid. Het lokaal of provinciebestuur die het statutaire personeelslid heeft aangesteld, is dus ook diegene die de tuchtprocedure tegen hem of haar kan opstarten.
Tuchtprocedure tegen? | Aanstellende overheid /tuchtoverheid | Bevoegdheid kan worden gedelegeerd aan? | |
---|---|---|---|
Gemeente | Statutair aangestelde personeelsleden | College van burgemeester en schepenen | Algemeen directeur, kan op zijn beurt de bevoegdheid toevertrouwen aan de adjunct-algemeen directeur of aan andere personeelsleden van de gemeente met minstens dezelfde graad als het personeelslid tegen wie het bestuur de tuchtprocedure opstart. |
Algemeen directeur, financieel directeur of ombudsman | Gemeenteraad | De gemeenteraad kan er voor kiezen om een tuchtcommissie samen te stellen onder haar leden die dan als tuchtorgaan optreedt. | |
Vast bureau van OCMW | Statutair aangestelde personeelsleden | Vast bureau van OCMW | Algemeen directeur, kan op zijn beurt de bevoegdheid toevertrouwen aan de adjunct-algemeen directeur of aan andere personeelsleden van de gemeente die minstens dezelfde graad hebben als het personeelslid tegen wie het bestuur de tuchtprocedure opstart. |
Ombudsman van het OCMW | OCMW-raad | De OCMW-raad kan er voor kiezen om een tuchtcommissie samen te stellen onder haar leden die dan als tuchtorgaan optreedt. | |
Provincie | Statutair aangestelde personeelsleden | Deputatie | Provinciegriffier, kan op zijn beurt de bevoegdheid toevertrouwen aan een personeelslid met minstens dezelfde graad als het personeelslid tegen wie het bestuur de tuchtprocedure opstart. |
Provinciegriffier, financieel beheerder of ombudsman | Provincieraad | De provincieraad kan er voor kiezen om onder haar leden een tuchtcommissie op te richten die dan deze bevoegdheid uitoefent. |
Welke feiten kunnen aanleiding geven tot een tuchtprocedure?
Het decreet over het lokaal bestuur spreekt over 3 clusters van tuchtvergrijpen die aanleiding kunnen geven tot een tuchtprocedure:
- elke handeling of gedrag die/dat een tekortkoming aan de beroepsplichten uitmaakt
- elke handeling of gedrag die/dat de waardigheid van het ambt in het gedrag brengt
- een overtreding van de rechtspositieregeling.
De tuchtoverheid heeft de discretionaire bevoegdheid om te oordelen of het gedrag van een personeelslid een tekortkoming of een tuchtfeit is. Dit wil niet zeggen dat het tuchtrecht het middel bij uitstek is om alle foute handelingen of fout gedrag aan te pakken. Het bestuur kan het disfunctioneren van een personeelslid eerst aanhalen in een evaluatietraject. Het is wenselijk om het functioneren via een evaluatiesysteem op te volgen alvorens de stap zetten naar een mogelijke tuchtprocedure. Elk personeelslid heeft immers een decretaal recht op opvolging en feedback over zijn wijze van functioneren.
Hoe verloopt een tuchtprocedure?
- Stap 1
Start tuchtonderzoek en aanstelling tuchtonderzoeker
Als de tuchtoverheid feiten vaststelt of kennis krijgt van feiten die mogelijk een tuchtvergrijp inhouden, start ze een tuchtonderzoek en stelt ze een tuchtonderzoeker aan.
- Stap 2
Verrichting tuchtonderzoek
De tuchtonderzoeker verricht het tuchtonderzoek en kan:
- het betrokken personeelslid of elk andere persoon verhoren
- het personeelslid vragen om stukken en voorwerpen te bezorgen die nuttig zijn om de juistheid van de feiten te bepalen.
- Stap 3
Opstelling tuchtverslag en tuchtdossier
Als het tuchtonderzoek is afgerond, stelt de tuchtonderzoeker het tuchtverslag op. Dat verslag vat minstens de ten laste gelegde feiten en vormt samen met alle stukken die betrekking hebben op de ten laste gelegde feiten, het tuchtdossier. Als het tuchtonderzoek afgerond is, wordt het tuchtverslag samen met het tuchtdossier voorgelegd aan de tuchtoverheid. Zij beslist dan over het gevolg dat ze aan de zaak geeft.
- Stap 4
Beslissing tuchtoverheid
De tuchtoverheid beslist op basis van het tuchtverslag en tuchtdossier over de zaak.
Als een beslissing van de tuchtoverheid uitblijft, moet de tuchtoverheid afzien van verdere vervolging. Ze kan dan geen tuchtstraf meer opleggen voor de ten laste gelegde feiten.
De tuchtoverheid kan ook beslissen om geen vervolging in te stellen. In dat geval wordt dit schriftelijk meegedeeld aan het betrokken personeelslid.
Bij een verdere vervolging wordt het betrokken personeelslid opgeroepen voor de hoorzitting bij de tuchtoverheid. Binnen de 60 dagen na de afsluiting van het proces-verbaal van de laatste hoorzitting of na proces-verbaal van niet-verschijnen, doet de tuchtoverheid uitspraak over de op te leggen tuchtmaatregel. Als de tuchtoverheid geen uitspraak doet binnen deze termijn, moet ze afzien van de vervolging van de ten laste gelegde feiten.
- Stap 5
Communicatie naar het betrokken personeelslid
De tuchtoverheid moet de betrokkene van de beslissing op de hoogte stellen per aangetekende brief of via elektronische weg, met vermelding van de beroepsmogelijkheid.
- Stap 6
Eventueel beroep door het betrokken personeelslid
Het personeelslid kan in beroep gaan tegen de beslissing via de Beroepscommissie voor Tuchtzaken.
Welke tuchtstraffen kan het bestuur opleggen?
Een bestuur kan verschillende tuchtstraffen opleggen:
- blaam
- inhouding van salaris
- schorsing met inhouding van salaris.
De gemeenteraad kan de voorwaarden en de grenzen van de tuchtstraffen vaststellen.
Het ontslag van ambtswege en de afzetting zijn geschrapt uit het decreet over het lokaal bestuur en het Provinciedecreet. Dit zorgt voor een duidelijker onderscheid tussen tucht en ontslag.
Preventieve schorsing
Een preventieve schorsing is geen tuchtmaatregel, maar een ordemaatregel. Een bestuur kan een schorsing opleggen als er voldaan is aan 2 voorwaarden:
- er loopt een tuchtprocedure, een opsporingsonderzoek of een strafvervolging tegen het betrokken personeelslid
- de aanwezigheid van het betrokken personeelslid is onverenigbaar met het belang van de dienst.
Als er aan beide voorwaarden is voldaan, kan de preventieve schorsing maximaal 6 maanden duren, al dan niet met inhouding van salaris. Als er een opsporingsonderzoek of strafvervolging tegen het betrokken personeelslid loopt, kan de tuchtoverheid de termijn van de preventieve schorsing met periodes van maximaal 6 maanden verlengen zolang het opsporingsonderzoek of de strafvervolging loopt.
In het geval van hoogdringendheid kan de algemeen directeur het personeelslid onmiddellijk preventief schorsen zonder inhouding van salaris. De tuchtoverheid bevestigt die beslissing binnen de 8 dagen. Vanaf dan kan de preventieve schorsing wel gepaard gaan met een inhouding van salaris en wordt het personeelslid gehoord.
De procedure rond de preventieve schorsing van een personeelslid is gelijkaardig aan die van de tuchtprocedure met uitzondering van:
- de verplichting tot de aanstelling van een tuchtonderzoeker
- de halvering van de termijnen.