De nieuwe ontslagregeling maakt de arbeidsgerechten bevoegd om zich uit te spreken over geschillen omtrent de beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid. Het Hof van Cassatie, als cassatierechter van de arbeidsrechtbanken en -hoven, staat in voor de eenheid van rechtspraak over de statutaire personeelsleden en contractanten. De Raad van State en de toezichthoudende overheid blijven ook een rol spelen.
Arbeidsgerechten en burgerlijke rechtbank
De arbeidsgerechten zijn exclusief bevoegd om zich uit te spreken over:
- de wettigheid van een ontslag gegeven op grond van de nieuwe decretale regeling
- de naleving van de vereiste vormvoorwaarden en modaliteiten
- de beoordeling of er sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag.
Voorheen was dit de (residuaire) bevoegdheid van de Raad van State. Door die verschuiving leidt een onwettig ontslag niet langer tot de re-integratie van een statutaire personeelslid. Het statutaire personeelslid kan wel, net zoals de contractuele personeelsleden, een vordering tot schadevergoeding instellen bij de arbeidsgerechten.
Ook als het lokaal of provinciaal bestuur 1 of meerdere rechtsregels miskent, leidt dat niet langer tot de re-integratie van het personeelslid. Dat is ook het geval wanneer de miskende rechtsregels dwingend zijn of raken aan de openbare orde, zoals bijvoorbeeld de hoor-of motiveringsplicht. De miskenning van een vormvoorwaarde kan wel aanleiding geven tot een schadevergoeding volgens de regels van het burgerlijk recht na bewijs van een fout, schade en een causaal verband tussen de ingeroepen fout en schade (toepassing van de figuur van rechtsmisbruik).
De arbeidsgerechten hebben als enige rechtsinstantie een verregaande ervaring in geschillen rond het ontslag van personeelsleden bij toepassing van de Arbeidsovereenkomstenwet. Een beroep bij de arbeidsgerechten biedt dan ook een laagdrempelige, snelle, transparante en adequate beroepsprocedure. De arbeidsgerechten kunnen zich ook uitspreken over opgeworpen vorderingen tot schadevergoeding op basis van het burgerlijk recht. Dat vergemakkelijkt de rechtstoegang.
Raad van State
De Raad van State is bevoegd voor onder meer de benoeming en beëindiging van het statutaire dienstverband omdat het gaat om een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling. De rechtshandeling tot beëindiging van het statutaire dienstverband valt echter niet langer inhoudelijk binnen de residuaire toetsingsbevoegdheid van de Raad van State omdat de arbeidsgerechten inhoudelijk bevoegd zijn om te beoordelen over de wettigheid van het ontslag.
Geen enkel rechtscollege of toezichthoudende overheid kan een gegeven ontslag tegenhouden of ongedaan maken omwille van de ontslagmacht van de werkgever. De arbeidsgerechten beoordelen de wettigheid en de naleving van de modaliteiten van het ontslag, en of er sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag.
De Raad van State kan nog wel een rol spelen na een vernietiging van de administratieve beslissing tot ontslag door de toezichthoudende overheid. In dat geval kan zij een marginale toetsing doen van de bestuurlijke handeling: een wettigheidstoets of de toezichthoudende overheid correct heeft gehandeld. Je kan een beslissing van de toezichthoudende overheid om niet over te gaan tot vernietiging van de ontslagbeslissing niet aanvechten de Raad van State. De Raad van State kan zich immers niet in de plaats stellen van de toezichthoudende overheid en de opportuniteitsafweging maken of ze haar facultatieve bevoegdheid inzake het algemeen bestuurlijk toezicht al dan niet uitoefent.
De vernietiging van de ontslagbeslissing door de Raad van State kan niet leiden tot de re-integratie van het personeelslid. Het kan louter een impact hebben op de schadevergoeding die het ontslagen personeelslid bij de arbeidsgerechten kan vorderen, na bewijs van een fout, schade en een causaal verband tussen de ingeroepen fout en schade volgens de regels van het burgerlijk recht.
De Raad van State blijft bevoegd voor betwistingen rond het ambtshalve verlies van statutaire hoedanigheid. Als de Raad van State de beslissing van een bestuur in dit kader vernietigt, kan dit nog wel leiden tot de re-integratie van het statutaire personeelslid. Meer informatie over het ambtshalve verlies van statutaire hoedanigheid is beschikbaar in de rechtspositieregeling voor lokale en provinciale besturen.
Tot slot blijft de Raad van State bevoegd om zich uit te spreken over de (voorafgaande) evaluatieprocedure bij het ontslag omwille van beroepsongeschiktheid/ontoereikend functioneren en te beoordelen of de lokale evaluatieprocedure werd gerespecteerd. Als de Raad van State oordeelt dat de evaluatieprocedure niet gerespecteerd werd, zal dit niet leiden tot een vernietiging van het ontslag, noch tot een re-integratie van het statutaire personeelslid. Wel kan dit aanleiding geven tot een vordering tot schadevergoeding bij de arbeidsgerechten door het ontslagen statutaire personeelslid.
Toezichthoudende overheid
De toezichthoudende overheid behoudt haar vernietigingsbevoegdheid over bestuurlijke handelingen en dus ook over ontslagbeslissingen. Zij kan enkel toetsen of het bestuur de regels uit de plaatselijke rechtspositieregeling, de beginselen van behoorlijk bestuur en de Wet van 29 juli 1991 betreffende de Motivering Bestuurshandelingen heeft nageleefd. Als dit niet het geval is, kan zij een vernietiging uitspreken, maar die vernietiging van de ontslagbeslissing doet geen afbreuk aan de ontslagmacht van het bestuur en maakt het ontslag niet ongedaan. De toezichthoudende overheid handelt op dezelfde wijze ten aanzien van het ontslag van contractanten.
De beslissing tot vernietiging door de toezichthoudende overheid zal bijgevolg niet leiden tot een re-integratie van het personeelslid. De vernietiging kan mogelijk wel een impact hebben op de schadevergoeding die het ontslagen statutaire personeelslid eventueel bij de arbeidsgerechten kan vorderen.