Uittredingsvergoeding
Lokale en provinciale uitvoerende mandatarissen wiens mandaat ten einde loopt, kunnen een uittredingsvergoeding ontvangen.
Wie heeft recht op uittredingsvergoeding?
Een uittredende uitvoerende mandataris heeft in 3 mogelijke situaties recht op een uittredingsvergoeding:
- als het uitvoerend mandaat eindigt bij de vernieuwing van de bestuursorganen na de lokale verkiezingen of na een collectieve of individuele motie van wantrouwen
- bij het bereiken van de einddatum, vermeld op de voordrachtakte of de akte van opvolging;
- bij ontslag om medische redenen.
Die situaties geven enkel recht op een uittredingsvergoeding als de mandataris
- geen nieuw uitvoerend mandaat meer opneemt na de beëindiging van het uitvoerende mandaat, én
- geen ander beroeps- of vervangingsinkomen geniet dat meer bedraagt dan de uittredingsvergoeding.
Als de mandataris een beroeps- of vervangingsinkomen ontvangt dat lager is dan het bedrag van de uittredingsvergoeding, kan de mandataris vragen om het verschil tussen beide bedragen bij te passen.
Ook als de mandataris maar deeltijds werkt of onbetaald verlof bij zijn huidige werkgever heeft opgenomen, kan hij een bijpassing aanvragen, als blijkt dat de ontvangen beroepsinkomsten lager zijn dan het bedrag van de uittredingsvergoeding.
Termijnen
Als de uittredende mandataris voldoet aan de voorwaarden, wordt er 1 maand uittredingsvergoeding toegekend per gepresteerd jaar als uitvoerend mandataris (aaneensluitende periodes). Een mandataris kan maximum 12 maanden recht hebben op de vergoeding.
Het recht vangt aan op het ogenblik dat het uitvoerend mandaat ten einde komt. Als de mandataris pas enige tijd later een uittredingsvergoeding aanvraagt, zal hij alsnog recht op een uittredingsvergoeding hebben voor de voorgaande maanden, mits hij in elk van die maanden ook voldeed aan de voorwaarden. Het recht begint te lopen vanaf de datum van uittreding en dus niet vanaf de datum van aanvraag.
Het recht op een uittredingsvergoeding vervalt definitief als de uittredende mandataris een beroeps- of vervangingsinkomen ontvangt dat hoger is dan het bedrag van de uittredingsvergoeding. De uittredende mandataris kan het recht niet opnieuw inroepen als het beroepsinkomen daarna komt te vervallen.
Bedrag van uittredingsvergoeding
Het totale bedrag van de uittredingsvergoeding waarop de uittredende mandataris aanspraak kan maken, wordt vastgesteld op basis van de laatst ontvangen jaarwedde in het laatst uitgeoefende mandaat. Die laatst ontvangen jaarwedde komt neer op het totaal van bruto maandwedden van het laatste mandaatjaar, exclusief vakantiegeld en eindejaarstoelage.
Het aantal maanden dat een uittredend mandataris recht heeft op een uittredingsvergoeding is afhankelijk van het aantal aaneensluitende jaren dat de mandataris een uitvoerend mandaat heeft uitgeoefend, met een maximum van 12 maanden.
Verklaring op erewoord
De mandataris moet maandelijks een verklaring op erewoord(Word bestand opent in nieuw venster) indienen waarin hij verklaart te voldoen aan de voorwaarden. Dat maakt maandelijkse controle op het recht op een uittredingsvergoeding of bijpassing mogelijk.
Het bedrag van de uittredingsvergoeding wordt uitbetaald op basis van een ingevulde verklaring op erewoord. Een beslissing is niet vereist en het bestuur beschikt niet over enige appreciatiebevoegdheid.
Beroeps- en vervangingsinkomens
Onder de term ‘beroepsinkomen’ vallen zowel inkomsten uit beroepsactiviteiten (als werknemer, zelfstandige, ..) als vervangingsinkomens. Het gaat hierbij telkens om de brutobedragen die door de FOD Financiën aanzien worden als belastbaar inkomen.
Heeft de uittredend mandataris een beroepsinkomen als zelfstandige? Dan moet hij zich op de fiscale aangifte baseren om na te gaan of een bijpassing met de uittredingsvergoeding mogelijk is. De berekening is gebaseerd op het beroepsinkomen dat de fiscus in aanmerking neemt als belastbaar inkomen. Dat betreft het netto belastbaar jaarinkomen, waarbij de beroepskosten worden afgetrokken van de jaaromzet van de zelfstandigen. Op basis van de toepasselijke federale regelgeving wordt gekeken welke beroepskosten aftrekbaar zijn en welke niet.
Het ‘vervangingsinkomen’ is elk inkomen waardoor een uitvoerend mandataris zelf geen bijkomende persoonlijke bijdragen moet betalen voor geneeskundige verzorging. Hetzelfde criterium wordt gehanteerd voor de toekenning van het suppletief sociaal statuut: de terugbetaling van de persoonlijke RSZ-bijdragen van niet-beschermde lokale mandatarissen. Zodra de mandataris enige vorm van inkomen geniet waardoor hij de bijkomende persoonlijke RSZ-bijdragen niet zelf moet betalen, kan hij ook geen aanspraak meer maken op een (volledige) uittredingsvergoeding. Voorbeelden van een vervangingsinkomen zijn het rustpensioen, het conventionele brugpensioen en de ziekte- of invaliditeitsuitkering.
Het is niet mogelijk om een bijpassing tot uittredingsvergoeding te ontvangen als de uittredend mandataris een werkloosheidsuitkering ontvangt.
Presentiegelden worden niet aanzien als een vorm van beroeps- of vervangingsinkomen.
Sociaal- en fiscaalrechtelijke gevolgen
Alleen de wettelijk vastgelegde mandatariswedde van de lokale mandataris is onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen. Uittredingsvergoedingen worden door de RSZ niet beschouwd als de met het ambt verbonden wedde en zijn niet onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen.