Het politiek verlof is geregeld in de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en haar uitvoeringsbesluiten (KB’s van 28/12/1976, 22/02/1977, 31/05/1977, 5/04/2001 en MB van 5/09/1977).
Die regeling kent 2 stelsels.:
- Het betaald politiek verlof met terugvorderingsregeling ten behoeve van de niet uitvoerende mandatarissen.
- Het recht op maximaal 2 arbeidsdagen per week onbetaald verlof ofwel de volledige schorsing van de arbeidsovereenkomst voor de uitoefening van een lokaal politiek uitvoerend mandaat, zijnde burgemeesters, schepenen, OCMW-voorzitters, ondervoorzitters, de leden en voorzitters van het districtcollege, die immers uitgesloten zijn van het betaald politiek verlof (Wet van 23 maart 2001). De werknemer-uitvoerend mandataris heeft geen recht op loon vanwege de privéwerkgever. Dat betekent dat wat niet betaald wordt door de werkgever niet hoeft te worden teruggevorderd van de werknemer-mandataris.
De niet-uitvoerende mandataris heeft als werknemer in de privésector wel het recht (en niet de plicht) om van het werk afwezig te zijn, mét behoud van zijn loon (betaald politiek verlof). Het koninklijk besluit van 22 februari 1997 bepaalt dat het loon wordt berekend overeenkomstig de wetgeving betreffende de feestdagen.
De dagen die die werknemer effectief opneemt voor het vervullen van het openbaar mandaat worden met normale werkelijke arbeid gelijkgesteld. Dat volgt uit de bepaling van de artikelen 16, 7° en 36 voor arbeiders en artikelen 41, 7° en 61 voor bedienden van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers.
Voor de periodes van afwezigheid in de privésector betaalt de gemeente aan de werkgever van de mandataris een bedrag dat overeenstemt met het brutoloon, vermeerderd met de werkgeversbijdragen die aan de instellingen voor de sociale zekerheid werden gestort (dit is geregeld in het koninklijk besluit van 31 mei 1977).
Het bestuur moet dan het aan de werkgever betaalde bedrag terugvorderen van de werknemer-mandataris via een afhouding op de vergoeding die de betrokkene heeft ontvangen voor de uitoefening van zijn mandaat. Die afhoudingen mogen echter niet meer bedragen dan de helft van de ontvangen vergoedingen. Voor de presentiegelden wordt het terug te vorderen bedrag jaarlijks vastgesteld. Dit bedrag mag eveneens niet meer bedragen dan de helft van de presentiegelden die tijdens hetzelfde jaar aan de betrokkene toekwamen.
Het officiële model van de aangifte van schuldvordering, dat door de werkgever bij het betrokken bestuur wordt ingediend, is verschenen bij ministerieel besluit van 5 september 1977 (B.S. 16/09/1977).
Het koninklijk besluit van 28 december 1976 bepaalt de duur en de voorwaarden van gebruikmaking van het verlof. Voor een gemeente met een inwonersaantal van 10.000-50.000 heeft het OCMW-raadslid recht op 1 dag per maand. Die dag per maand moet het raadslid niet in hele of halve dagen opnemen, het kan dit ook doen in uren. Hiervoor maakt de betrokkene best een afspraak met zijn werkgever.
Politiek verlof wordt slechts toegekend bij de uitoefening van het mandaat en kan slechts gebruikt worden om deel te nemen aan de vergaderingen of om opdrachten die rechtsreeks verbonden zijn aan het mandaat te vervullen.