Alternerend leren in Vlaanderen en Europa: hoe werken arbeidsmarkt en onderwijs samen?
Om alternerend leren succesvol te maken, zijn de opleiding op de werkplek en die bij de opleidingsverstrekker cruciaal. Ook de afstemming van alle inspanningen in een degelijk governancemodel is belangrijk. Het European Centre for the Development of Vocational Training (CEDEFOP) laat experts uit Europa en Vlaanderen aan het woord over die samenwerking tussen onderwijs en arbeidsmarkt.
Samenwerking bij de identificatie van beroepsopleidingen
De Europese lidstaten verschillen onderling sterk in de mate waarin ze arbeidsmarktactoren betrekken bij het identificeren van beroepsopleidingen die in de vorm van alternerend leren worden aangeboden. Doorgaans zijn arbeidsmarktactoren nauw betrokken wanneer die identificatie zich specifiek op alternerend leren richt. Het identificatieproces verloopt in dergelijke gevallen vrij gestroomlijnd. Dat zien we bijvoorbeeld in Luxemburg en Ierland, maar ook in België. In Vlaanderen wordt in het kader van duaal leren een lijst van standaardtrajecten opgemaakt, in samenspraak met sociale partners en onderwijsvertegenwoordigers. Die lijst wordt vervolgens voorgelegd aan het Vlaams Partnerschap Duaal Leren en bekrachtigd door de Vlaamse Regering. Die werkwijze heeft tot doel om een voldoende aanbod aan leerwerkplekken te garanderen binnen duale opleidingen die inspelen op de noden op de arbeidsmarkt.
De betrokkenheid van arbeidsmarktactoren is meer bescheiden wanneer het identificatieproces zich richt op beroepsopleiding in het algemeen. In dat geval wordt het aanbod aan beroepsgerichte opleidingen op centraal niveau vastgelegd, en is het vervolgens aan individuele opleidingsverstrekkers om te kiezen of ze die opleidingen al dan niet in de vorm van alternerend leren aanbieden. Dat zien we bijvoorbeeld in Zweden, Frankrijk en Letland. Soms worden bij die keuze arbeidsmarktactoren betrokken, maar vaker ook niet.
Samenwerking bij de ontwikkeling van het curriculum
Bij de volgende fase, de vormgeving van het curriculum, zijn doorgaans zowel opleidingsverstrekkers als arbeidsmarktactoren betrokken. Ook in die fase is sprake van een meer intense samenwerking met arbeidsmarktactoren wanneer de procedure zich specifiek op alternerende opleidingen richt. Dat geldt tevens voor Vlaanderen, waar experten van relevante sectoren, vertegenwoordigers van opleidingsverstrekkers en van administraties samengebracht worden in ontwikkelcommissies. Die ontwikkelcommissies vertalen de standaardtrajecten – geïdentificeerd in de vorige fase - naar curricula. De input van de sectoren laat toe om de competenties in kaart te brengen die al dan niet op de leerwerkplek verworven kunnen worden.
Matchen van vraag naar een aanbod aan leerwerkplekken
De Europese lidstaten maken veel gebruik van platformen waarop ondernemingen hun leerwerkplekken kunnen aanbieden. In sommige landen dreigt het overzicht wat verloren te gaan door een wildgroei aan platformen.
Ook in Vlaanderen wordt een dergelijk platform gebruikt. Ondernemingen kunnen immers, na het bekomen van een erkenning, leerwerkplekken bekendmaken via de website https://www.duaalleren.vlaanderen/(opent in nieuw venster). Verder blijven persoonlijke contacten, vooral dan tussen de opleidingsverstrekkers en ondernemingen, een belangrijk kanaal om lerenden aan een leerwerkplek te helpen. In Vlaanderen onderhoudt het Departement Werk en Sociale Economie contacten met mentoren en sectoren om lerenden aan een leerwerkplek te helpen. Lokale initiatieven om vraag en aanbod met elkaar te matchen blijken over de verschillende Europese lidstaten heen weinig voor te komen. Die zijn er wel in Vlaanderen, waar lokale initiatieven zoals regionale overlegplatformen erover waken dat duale opleidingen aangeboden worden waar ze nodig zijn. Sectorconsulenten gaan actief op zoek naar ondernemingen die leerwerkplekken willen aanbieden. Ook kan op basis van de tool Radarduaal nagegaan worden of het aanbod aan leerwerkplekken en opleidingen evenwichtig is, op lokaal niveau.