Kenmerken goede regelgeving
Regelgeving moet kwaliteitsvol zijn. De 8 kenmerken van goede regelgeving vormen sinds 2003 het referentiekader voor het Vlaamse reguleringsmanagement of wetgevingsbeleid. In 2017 werd door de Vlaamse Regering een 9de kenmerk toegevoegd
Goede regelgeving is noodzakelijk en doeltreffend voor het bereiken van het beoogde doel. Wanneer een bepaald maatschappelijk probleem moet opgelost worden, kunnen beleidsmakers opteren voor een overheidstussenkomst aan de hand van regelgeving. Is dit het geval, dan moet men kunnen aantonen dat deze noodzakelijk en doeltreffend is.
Een goede analyse van het probleem is bijgevolg van groot belang. Maar ook wanneer de overheidstussenkomst naar verwachting effectief is, is het niet noodzakelijk de beste manier om een maatschappelijke problemen op te lossen. Men mag niet nodeloos vergaand in de samenleving ingrijpen, maar moet ruimte laten voor het zelfregulerende vermogen van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties.
Wanneer toch blijkt dat een overheidsinterventie wenselijk is, moet vervolgens de meest geschikte vorm worden gekozen. Daarvoor zijn meerdere alternatieve beschikbaar:
- Niets doen: wetgeving wordt vermeden of is overbodig door een beroep te doen op de vrije markt (bv. verzekeringen), terug te vallen op bestaande concurrentieregels en aansprakelijkheidsstelsels, aanpassing of beter gebruik van bestaande instrumenten en regelingen, enz.
• Zelfregulering: wetgeving wordt vermeden of is overbodig doordat de beoogde doelgroep uit eigen beweging - eventueel in overleg met de overheid - maatregelen neemt of regels opstelt. Voorbeelden zijn codes van goede praktijk, gedragscodes en –engagementen, (kwaliteits- of andere) zorgsystemen in een sector, een geschillenregeling in een sportvereniging, collectieve arbeidsovereenkomsten, enz.
• Sociaal-communicatieve instrumenten: maatregelen en gedragswijzigingen worden niet wettelijk opgelegd en afgedwongen, maar verkregen door de kennis en waardering bij actoren van gedragsalternatieven te wijzigen. Voorbeelden zijn informatie- en sensibiliseringscampagnes, voorlichting, vorming en opleiding, voorbeeldgedrag van de overheid, demonstratieprojecten, productlabels, kwaliteitslabels, benchmarking (prestatievergelijking), audits, checklists, rapportageregels, helpdesk, adviesverlening en andere bijdragen aan publieke meningsvorming (bv. publicaties, conferenties, …).
• Economische instrumenten: maatregelen en gedragswijzigingen worden verkregen door de kosten en/of baten van gedragsalternatieven te wijzigen. Voorbeelden zijn heffingen (gericht op het wijzigen van de marktprijzen en het belasten van ongewenst gedrag), subsidies (het financieel belonen van gewenst gedrag), verhandelbare rechten en certificaten (eigendomstitels uitgegeven door de overheid die kunnen worden gekocht en verkocht op een markt), aansprakelijkheidsregels, statiegeldsystemen, waarborgstelsels, fiscale stimuli, enz.
• Privaatrechtelijke instrumenten: maatregelen en gedragswijzigingen worden niet eenzijdig door de overheid bepaald, maar in samenspraak met de betrokkenen via contractuele weg vastgelegd. Voorbeelden zijn contractuele afspraken tussen overheden onderling (bestuursconvenants) of tussen overheden en bedrijven of maatschappelijke actoren (beleidsconvenants), beheersovereenkomsten met particulieren, enz.
• Institutionele instrumenten: gedetailleerde regelgeving en procedures worden achterwege gelaten door toewijzing van specifieke bevoegdheden aan reguleringsinstanties (cf. reguleringsinstanties voor elektriciteit en gas, telecommunicatie, drinkwater, …), normalisatie-instellingen, erkenningsregelingen (bv. voor labo’s, deskundigen, …), certificatie en accreditatie (controle door een deskundige en een onafhankelijke instantie waaruit blijkt dat een product, dienst, organisatie of persoon voldoet aan vooraf gestelde eisen), enz.
• Collectieve maatregelen: maatregelen en gedragswijzigingen worden verkregen door nieuwe gedragsalternatieven te scheppen die niet of onvoldoende door de markt (kunnen) worden gegenereerd. Voorbeelden zijn creatie van nieuwe voorzieningen en infrastructuur, overheidsinvesteringen, overheidsaankopen, enz.
• Alternatieve vormen van fysieke regulering: maatregelen en gedragswijzigingen worden niet opgelegd en afgedwongen via gedetailleerde gedragsregels, installatie-eisen, inplantingsnormen, afstandsregels, productnormen, quota, vergunningen e.d., maar door alternatieven zoals doelvoorschriften (die de uitkomsten of doelen die moeten worden bereikt, vastleggen in plaats van de manier waarop ze moeten worden gehaald), beheersvoorschriften (die een systematische aanpak vastleggen om de productie en andere bedrijfsprocessen te controleren en de risicio’s te minimaliseren, cf. HACCP, milieuzorgsystemen, …), vormen van producentenverantwoordelijkheid (bv. aanvaardings- en terugnameplichten voor gebruikte toestellen), enz.
Uit ervaring blijkt dat een goed overwogen gebruik van deze instrumenten de doeltreffendheid van de overheidstussenkomst kan verhogen en de kosten ervan kan verlagen. Bij deze overwegingen moet men ook het schaalniveau in acht nemen. Sommige problemen kunnen beter niet op het Vlaams niveau maar op een hoger of lager niveau worden aangepakt. Ook de regelgeving zelf moet op een optimaal detailniveau worden uitgewerkt. Hiervoor werd een analysekader ontwikkeld.
Goede regelgeving is doelmatig en afgewogen. Goede regelgeving draagt bij tot de maatschappelijke welvaart en welzijn, realiseert het beoogde doel tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kost en minimaliseert de ongewenste neveneffecten. Daartoe moeten de kosten en baten in kaart worden gebracht
Goede regelgeving vermijd onnodige kosten en lasten. Ze realiseert het beoogde doel tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. Goede regelgeving laat zo veel mogelijk de vrijheid aan de doelgroepen om zelf te kiezen op welke wijze zij de opgelegde normen of doelstellingen zullen realiseren. Verder kan onder meer ook de verdeling van de inspanningen tussen en binnen de doelgroepen van groot belang zijn. Goede regelgeving moet tevens wenselijke technologische en maatschappelijke innovaties ondersteunen en stimuleren door o.a. aandacht voor flexibiliteit in de uitvoering, een adequaat tijdspad voor de implementatie, zekerheid en voorspelbaarheid en belangstelling voor de effecten van de regelgeving op langere termijn. Tot slot moeten administratieve formaliteiten en kosten van procedures beperkt worden tot wat noodzakelijk is voor een goed overheidsbeleid en moet de organisatie daarvan op de meest efficiënte en klantvriendelijke wijze gebeuren. Niet enkel het doel moet afgewogen zijn maar ook de individuele belangen moeten niet onevenredig worden geschaad gezien regelgeving ook een ongelijke verdeling van de kosten en baten met zich kan meebrengen (bv. voor de inkomensverdeling, de werkgelegenheid in een regio, de concurrentiepositie van een bedrijfstak…)
Ideaal is dus dat alle voorgenomen regelgeving in al haar vormen en aspecten samen met alle mogelijke alternatieven wordt getoetst op de kosten, baten en alle andere positieve en negatieve effecten ervan op de samenleving, de economie, het bedrijfsleven, de werkgelegenheid, de prijzen, de koopkracht, de inkomensverdeling, het milieu, de mobiliteit, de sociale bescherming, de positie van zwakke bevolkingsgroepen en minderheden, het overheidsbudget enz. Die toetsing moet op gekwantificeerde en liefst gemonetariseerde wijze gebeuren.
- Dat ideaal is vanzelfsprekend niet altijd bereikbaar door een gebrek aan informatie, mensen, middelen, deskundigheid en tijd. Een RIA kan voor ‘belangrijke regelgeving’ kort in de buurt komen van het hierboven beschreven ideaal. Daarmee wordt bedoeld dat de kern van dergelijke RIA wordt uitgemaakt door een zekere afweging van kosten en baten, via het gebruik van methoden die een ruime set van positieve en die waar mogelijk kwantificeren en monetariseren. Voor ‘weinig belangrijke regelgeving’ kan worden volstaan met een lichte vorm van impactanalyse. Om beide werkwijzen tot een goed eind te brengen zijn een heel scala aan mogelijke technieken en benaderingen beschikbaar:
multi-criteria-analyse,
• formele kosten-batenanalyse,
• kosten-effectiviteitsanalyse,
• socio-economische impactanalyse,
• effectenrapportage,
• doelmatigheidsanalyse,
• risicoanalyse,
• budgettaire
• impactanalyse,
• kwalitatieve methoden,
• …
Elk van die methoden heeft voor- en nadelen. Daarom is flexibiliteit in de keuze van de te hanteren methodologie wenselijk.
Goede regelgeving houdt waarborgen in dat er in de praktijk gevolg aan wordt gegeven.
Zie webpagina handhaving
Regelgeving moet in overeenstemming zijn met het bestaande rechtskader en de algemene rechtsbeginselen en ze moet voldoen aan minimale wettelijke vereisten en vormvereisten.
1. Goede regelgeving respecteert de eisen en grenzen die het recht aan de wetgeving stelt en komt tegemoet aan democratische bekommernissen
Regelgeving moet in overeenstemming zijn met het bestaande rechtskader en algemene rechtsbeginselen. Die kenmerken kunnen worden opgevat als randvoorwaarden of minimumeisen die vanuit juridisch en democratisch oogpunt worden gesteld.
Voorop staat dat regelgeving een wettelijke basis kent en rekening houdt met het geldende internationale en Europese recht, alsook met de procedurele vereisten die zijn vastgelegd voor de totstandkoming van de regelgeving in kwestie.
Daarnaast moeten algemene rechtsbeginselen worden gerespecteerd. Het gaat om zaken als rechtszekerheid, rechtsgelijkheid, individuele rechtsbedeling en toewijzing van bevoegdheden.
Rechtszekerheid beoogt duidelijkheid aan burgers en organisaties over hun rechtspositie. Dit heeft te maken met enerzijds duidelijkheid en toegankelijkheid van de wettekst en anderzijds met bestendigheid en voorspelbaarheid van rechtsregels. Daaruit volgen een aantal concrete richtsnoeren voor de inhoud van de regelgeving. Zo mag de regelgeving niet om de haverklap worden gewijzigd. Daarnaast moet wetgeving tijdig worden bekendgemaakt en moeten zo kort mogelijke termijnen gelden wanneer het niet mogelijk is om vooraf duidelijkheid te krijgen over de eigen rechtspositie en een besluit van een bestuursorgaan (bv. vergunning) nodig is. Verder moeten burgers en organisaties in redelijke mate kunnen voorzien wat de gevolgen van hun handelingen zullen zijn. Daarom mag het verlenen van terugwerkende kracht aan regelgeving slechts gebeuren als de feitelijke en juridische situatie dat verantwoordt. Ook inzake overgangsbepalingen speelt het rechtszekerheidsbeginsel: een overgangsperiode bijvoorbeeld moet binnen een redelijke termijn vastgesteld worden zodat de doelgroepen zich daadwerkelijk kunnen aanpassen aan de nieuwe bepalingen. Meer algemeen kan elke temporele functie worden gezien als een overgangsbepaling, die steeds goed overdacht moet worden. De keuze voor retroactieve, onmiddellijke, eerbiedigende of uitgestelde werking moet het resultaat zijn van een belangenafweging.
Het gelijkheidsbeginsel betekent dat de doelgroepen van een regeling niet op willekeurige wijze geselecteerd mogen zijn: vergelijkbare gevallen moeten gelijk worden behandeld en niet vergelijkbare gevallen verschillend. Verder mag het effect van de regelgeving geen ontoelaatbare ongelijkheid of discriminatie meebrengen. Een verschil in behandeling kan wel worden ingesteld voorzover voor het criterium van onderscheid een objectieve en redelijke verantwoording bestaat. Die verantwoording moet worden beoordeeld in het licht van het doel en de gevolgen van de regelgeving.
Het beginsel van de individuele rechtsbedeling relativeert het gelijkheidsbeginsel. Het houdt in dat de ongewenste gevolgen die opduiken bij de concrete toepassing van de regel in een individueel geval kunnen worden ondervangen. Een mogelijke techniek zijn bepalingen waarin wordt aangegeven in welke mate en onder welke voorwaarden van een algemene regel kan worden afgeweken of hij kan worden aangevuld. Dergelijke bepalingen mogen er evenwel niet toe leiden dat besturen de vrijheid hebben om naar willekeur te werk te gaan. Er moet dan ook inzage mogelijk zijn in de criteria die de overheid in zulke situaties gebruikt.
Het beginsel van toewijzing en delegatie van bevoegdheden houdt onder meer in dat een decreet zich beperkt tot hetgeen voor de beoogde regulering essentieel is. Wat niet essentieel is, kan gedelegeerd worden aan de uitvoerende macht. Anderzijds mag de delegatie ook niet te ruim zijn. Een decreet moet de basisprincipes en voorwaarden waarbinnen de uitvoerende macht kan optreden voldoende nauwkeurig aangeven.
Goede regelgeving doet tot slot recht aan democratische bekommernissen. De kern van democratisch regelgeven bestaat formeel in de eerbiediging van het legaliteitsbeginsel – de formele wet moet een grondslag bieden of de essentie bepalen – en inhoudelijk in een integrale belangenafweging en motivering of verantwoording. Meer praktische aandachtspunten zijn inspraak en beroep. In procedures zijn inspraakmogelijkheden voor belanghebbenden wenselijk vanuit normatieve overwegingen: alle rechtmatige belangen moeten bij de besluitvorming betrokken kunnen worden. Tevens moet in mogelijkheden worden voorzien om beroep te kunnen aantekenen tegen de genomen beslissingen bij een onpartijdige instantie, met andere woorden een ander orgaan dan het orgaan dat de oorspronkelijke beslissing genomen heeft.
2. Bestaande waarborgen voor wetgevingstechnische en taalkundige kwaliteit van regelgeving.
In Vlaanderen bestaan vandaag al een aantal waarborgen voor de wetgevingstechnische en taalkundige kwaliteit van de regelgeving.
- Binnen elk departement is er een departementale juridische dienst die de administratie of het ministeriële kabinet bijstand kan verlenen bij de opmaak van regelgeving.
- De Omzendbrief Wetgevingstechniek vormt de leidraad die de Vlaamse overheid hanteert bij de totstandkoming van nieuwe regelgeving. Hij bevat een uitvoerige beschrijving van taalkundige en wetgevingstechnische richtlijnen waaraan een wettekst moet voldoen. Daarnaast bevat hij modellen en procedureregels die men moet volgen voor decreten en besluiten vanaf de voorbereiding tot en met de publicatie in het Belgisch Staatsblad.
- Het Juridisch Team van het departement DKBUZA geeft wetgevingstechnisch advies over alle voorontwerpen van decreet en ontwerpen van besluit. Daarnaast staat de dienst ter beschikking bij problemen en vragen op wetgevingstechnisch vlak. (Zie Wetgevingstechniek). Elke tekst die voor wetgevingstechnisch advies wordt voorgelegd, wordt automatisch ook aan een taalkundig onderzoek onderworpen door het Team Taaladvies van het departement DKBUZA. Dat advies betreft de leesbaarheid en taalzuiverheid van de ontwerpen. Daarnaast behandelt de dienst ook taalvragen in verband met regelgeving.
- Bij de diensten van het Vlaams Parlement bestaan gelijkaardige legistieke en taalkundige cellen die juridisch advies en taaladvies verstrekken over voorstellen van decreet, voorstellen van resolutie en dergelijke, alsook over ontwerpen van decreet indien wetgevingstechnische of taalkundige gebreken worden vastgesteld.
- De afdeling Wetgeving van de Raad van State geeft in principe een advies over alle voorontwerpen van decreet en ontwerpen van reglementair besluit. In de adviezen worden de ontwerpen getoetst op een aantal vormvereisten en juridische beginselen (bevoegdheid, rechtsgrond, …). De Raad van State heeft een circulaire Wetgevingstechniek. De aanwijzingen in de Omzendbrief Wetgevingstechniek vormen echter altijd het uitgangspunt. De wetgevingstechnische instructies van de Raad van State in de voormelde circulaire worden gewoon als complementair beschouwd.
- De secretarie van de Vlaamse Regering, onderdeel van de afdeling Kanselarij, tot slot waakt over de procedure waarbij de regelgeving tot stand komt. Ze toetst de conformiteit van de te agenderen regelgeving aan de vormvereisten, opgenomen in het huishoudelijke reglement van de Vlaamse Regering, en doet het nazicht van de te ondertekenen regelgeving. Ze beschikt tevens over een geautomatiseerd instrument om te controleren of het publicatieproces correct en zonder vertragingen verloopt en bewaakt de volledigheid van de archieven.
Goede regelgeving is samenhangend. Ze vertoont op zich of geplaatst naast andere regelgeving geen overlappingen en tegenstrijdigheden en maakt deel uit van een coherent geheel.
De onderlinge afstemming van regels en regelgeving is noodzakelijk voor de eenheid in de regelgeving. Dat maakt regelgeving duidelijker en eenvoudiger en maakt vaak een belangrijke vermindering van de omvang van de regelgeving mogelijk.
Van belang is niet alleen of een wet/decreet/besluit intern consistent is, maar ook en vooral of ze goed afgestemd is op bestaande regelgeving zodat dubbele regels, onverenigbaarheden en tegenstrijdigheden worden vermeden. Zo moet er bijvoorbeeld samenhang zijn tussen definities in een decreet en in een uitvoeringsbesluit en tussen decreten onderling.
De introductie van nieuwe regelgeving kan dan ook vereisen dat bestaande regelgeving wordt aangepast of afgeschaft. Aan de introductie van nieuwe reglementering moet bijgevolg een inventarisatie en evaluatie van de bestaande reglementering voorafgaan.
Samenhang is ook noodzakelijk met bestaande regelgeving of regelgeving in opmaak op andere beleidsterreinen en bevoegdheidsniveaus. Burgers, bedrijven of organisaties dienen immers het geheel aan wetgeving dat op hen van toepassing is, na te leven. In dat opzicht is het niet voldoende dat de Vlaamse regelgeving op een bepaald beleidsterrein consistent is.
Overlappingen, tegenstrijdigheden en onnodige verschillen met andere Vlaamse reglementering of met federale of lokale regelgeving moeten eveneens worden vermeden. Dat vergt overleg en afstemming met de andere niveaus om te komen tot een coherent geheel. Het coördineren en codificeren van regelgeving zijn meer algemeen belangrijke middelen om de onderlinge afstemming te bevorderen.
Zie ook Wetgevingstechniek
Consolidatie, coördinatie en codificatie
Consolidatie, coördinatie en codificatie zijn instrumenten van juridisch-technische vereenvoudiging.
Consolidatie betreft het samenvoegen en integreren van de wijzigingen die in de loop der jaren via afzonderlijke wijzigingsbepalingen aan de wetgeving zijn aangebracht, zodat opnieuw één, authentieke, wettekst voorhanden is (bv. ‘gecoördineerd’ decreet op de ruimtelijke ordening).
Coördinatie omvat het samenvoegen van verschillende afzonderlijke maar inhoudelijk samenhangende regelgeving in één geheel, waarbij artikelen en bepalingen worden gehergroepeerd, zonder dat wezenlijke inhoudelijke veranderingen plaatsvinden (bv. coördinatie van alle uitvoeringsbesluiten op het Bodemsaneringsdecreet in één reglement: Vlarebo).
Codificatie is meer ingrijpend. Het gaat over het samenvoegen en herstructureren van wetgeving tot een logisch geheel, vaak vanuit een visie over de optimale toekomstige structuur en waarbij inhoudelijke wijzigingen bijna onvermijdbaar zijn.
Daarbinnen kunnen twee varianten worden onderscheiden. Een eerste is het bundelen van regelgeving in een beperkt aantal wetboeken of wetgevingscomplexen (bv. één Milieudecreet, één Mobiliteitsdecreet, één Energiedecreet, …). Een tweede is het gebruik van ‘horizontale decreten’ die de regels uniformiseren rond een bepaald aspect dat tot dusver in vele of alle wetgeving afzonderlijk is geregeld.
Dat kan binnen één beleidsdomein gebeuren (bv. één Milieuhandhavingsdecreet dat de uiteenlopende handhavingsbepalingen in milieudecreten en –besluiten vervangt) of over beleidsdomeinen heen (bv. harmonisatie regels betreffende het voorkooprecht of het gebruik van convenants, een Klachtendecreet, een decreet betreffende administratieve procedures,…).
Deze instrumenten maken een betere ontsluiting en een aanzienlijke vereenvoudiging en vermindering van de omvang van de regelgeving mogelijk. Meer bepaald pakken ze volgende tekortkomingen in de regelgeving aan:
- verouderde regels,dubbele regels en inconsistente regels;
- onvoldoende uniformisering op het vlak van terminologie, van procedurele regels en van inhoudelijke bepalingen;
- onvoldoende gestructureerde of toegankelijke (en vindbare) regelgeving;
- inhoudelijke hiaten in de regelgeving, enz.
Eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid zijn vanuit diverse oogpunten van groot belang voor zowel doelgroepen als overheden en rechters.
Dat geldt voor alle aspecten van de wet, met inbegrip van de bijbehorende administratieve formaliteiten. Duidelijke teksten vereenvoudigen de kennisname van de inhoud van de wetgeving en zijn gemakkelijker handhaafbaar, waardoor de effectiviteit groter is. Tevens worden interpretatieverschillen en –discussies geminimaliseerd, hetgeen onzekerheid vermijdt en tijd, informatiekosten en juridische procedurekosten uitspaart.
Tot slot is er ook een belangrijk sociaal aspect. Begrijpbare en toegankelijke regelgeving is een voorwaarde voor burgers om hun rechten te kennen en daarvan daadwerkelijk gebruik te kunnen maken.
Regels moeten dus begrijpbaar zijn. Dat impliceert een eenvoudig taalgebruik, met bekende begrippen in plaats van onnodig juridisch-technisch jargon. Andere aandachtspunten zijn een transparante opbouw en structuur, vermijden van veelvuldige verwijzingen en afkortingen, een zorgvuldige woordkeuze, een eenvormige terminologie, en stijlaspecten zoals bondigheid, helderheid en zakelijkheid, het vervangen van het hele artikel bij wijzigingen aan een onderdeel, enz. Toch hebben ook specifieke juridische begrippen en regels voor de opbouw en structuur van een wet hun waarde. Dat illustreert dat de doelgroepen van een wet niet altijd homogeen zijn en wetten diverse functies hebben die niet altijd onderling met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht. Daarom kan het van groot belang zijn om naast de tekst van de regelgeving zelf, op maat van elke afzonderlijke doelgroep, meer toegankelijke brochures en publicaties op te maken.
Regels moeten ook eenduidig en nauwkeurig zijn zodat misverstanden en interpretatieproblemen worden vermeden. Onduidelijkheden kunnen rijzen door vage of dubbelzinnige formuleringen en door frequente wijzigingen. Dat laatste geldt in het bijzonder indien slechts de wijzigingen aan een reglementering worden gepubliceerd.
Regelgeving moet tot slot toegankelijk zijn. Ze moet door iedereen voor wie ze van belang kan zijn, gemakkelijk kunnen worden teruggevonden en bekend zijn. Een minimumvereiste daarvoor is dat regelgeving op adequate wijze wordt bekendgemaakt. Dat gebeurt door publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad, opname in de Vlaamse codex en via andere kanalen. Hier is een belangrijke rol weggelegd voor informatie- en communicatietechnologie. In vele gevallen is dat evenwel onvoldoende om alle belanghebbenden ook daadwerkelijk op de hoogte te stellen van de inhoud van de regelgeving. Aanvullende publiciteit op maat van de doelgroep is dan wenselijk (bv. brochures, toelichtingen, ...).
Zie ook:
Kwaliteitsvolle regelgeving is gebaseerd op alle nuttige wetenschappelijke en empirische informatie die redelijkerwijze beschikbaar is. Over de doelstellingen, alternatieven, inhoud en effecten ervan is ruim ambtelijk, maatschappelijk en politiek overleg.
Wetenschappelijke en empirische informatie onderbouwt en versterkt de rationele en analytische basis voor beslissingen. Daardoor kan men de doeltreffendheid en doelmatigheid inschatten en erover waken dat de ontworpen regelgeving geen ongewenste neveneffecten heeft. De informatievergaring daarvoor moet op een evenwichtige manier gebeuren. Deze onderbouwing hangt ook sterk af van de beschikbare tijd, middelen of expertise. Daarom moet men ook aandacht besteden aan een goede dataverzameling en -ontsluiting, het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en het organiseren van opleidingen om wetenschappelijke informatie te kunnen duiden en verwerken.
Onderbouwing is noodzakelijk, maar onvoldoende. Bij regelgeving zijn de te maken keuzes immers niet zuiver wetenschappelijk of technisch, maar in grote mate maatschappelijk. Onderbouwing is er niet op gericht om politieke besluitvorming te vervangen, maar om een beter geïnformeerd, gestructureerd en evenwichtig maatschappelijk debat mogelijk te maken. Goede regelgeving is daarom niet alleen onderbouwd, maar ook overlegd.
Consultatie van belanghebbenden draagt bij tot transparantie in de totstandkoming van reglementering en tot openheid van het democratisch besluitvormingsproces. Verder bevordert het de totstandkoming van een maatschappelijke consensus, waardoor een draagvlak voor de uitvoering ontstaat en de naleving verbetert. Consultatie maakt het ook mogelijk om kennis en informatie die bij de betrokkenen aanwezig is, te benutten. Tot slot, leidt consultatie tot een betere verstandhouding en samenwerking tussen overheid en doelgroepen. Daardoor krijgen vormen van zelfregulering door de doelgroepen meer kans en ontstaat een forum om ook andere problemen aan te kaarten.
Zie ook webpagina consultatie
Zowel bij de onderbouwing als bij de consultatie en de motivering van regelgeving speelt de impactanalyse een belangrijke rol. De impactanalyse helpt om informatie over de beschikbare alternatieven en de daaraan verbonden effecten op een systematische wijze te verzamelen en te structureren teneinde een beter onderbouwde beslissing mogelijk te maken.
Verder speelt de impactanalyse ook een rol in de consultatieprocessen. Het instrument biedt een kader en structuur om bij de opmaak van een effectenrapport regelmatig consultaties van de betrokkenen te laten plaatsvinden. Deze effectenrapporten vergroten op hun beurt ook de effectiviteit van allerhande bestaande inspraakprocedures omdat de implicaties van de voorgenomen regelgeving veel duidelijker worden.
Tot slot biedt de impactanalyse een meerwaarde in de motivering van regelgeving. Een goede impactanalyse is immers openbaar en overloopt in feite alle belangrijke inhoudelijke en procesmatige kenmerken van goede regelgeving.
Regelgeving wordt op een bepaald tijdstip vastgelegd, maar is doorgaans bedoeld om voor langere termijn van toepassing te zijn. Regelgeving moet dan ook op regelmatige basis worden herbekeken zodat ze relevant en actueel blijft.
Het is beter dat men in de regelgeving zelf al op voorhand aandacht besteedt aan een latere evaluatie. Deze opname in de regelgeving is mogelijk onder verschillende vormen, die geval per geval moeten worden bekeken:
- een automatisch herzieningsclausule of ‘horizonartikel’ (“sunsetting”),
- een ‘wetsevaluatief artikel’,
- een ‘rapportageartikel’,
- of een evaluatiebevoegdheid toegekend aan een bepaald orgaan.
Een andere type voorziening die in de regelgeving kan worden ingebouwd, is de aandacht voor terugkoppeling van informatie over de uitvoering van de wet in praktijk. Het gaat om zowel de inhoud van de regelgeving zelf als om de bijbehorende administratieve formulieren en processen. Signalen en ideeën voor verbetering van regelgeving of verlichting van administratieve lasten zijn op diverse plaatsen in de samenleving voorhanden.
Om de latere evaluatie van regelgeving tot een goed eind te kunnen brengen, is een adequate documentering van de doelstellingen, beweegredenen en onderbouwing van de regels nodig.
Goede regelgeving is blijvend relevant en actueel. De samenleving is immers voortdurend in beweging en de regelgever kan vooraf niet alle (rand)variabelen correct inschatten.
De dienst Wetsmatiging presenteerde op het Politicologenetmaal in juni 2011 hoe de bestaande RIA-methodiek op een optimale wijze kan worden ingeschakeld in het cyclisch proces van kwaliteitsvolle regelgeving. Al bij de opmaak van regelgeving moet aandacht besteed worden aan de voorbereiding van een latere evaluatie van de regelgeving.
In 2009 – 2010 lanceerde de dienst Wetsmatiging de studie ‘Kwaliteitsvolle regelgeving door ex post evaluatie van regelgeving’. De studie hield twee zaken in:
- er werden verschillende methodieken voorwetsevaluatie onderzocht
- de methodiek voor Reguleringsimpactevaluatie (RIE) werd ontwikkeld.
Het onderzoek legt de klemtoon op de complementariteit tussen RIA enerzijds en RIE anderzijds.
De introductie van de RIE in het Vlaamse reguleringslandschap laat toe tijdig hiaten op te sporen binnen bestaande regelgeving.
- Proactief houdt in dat RIE ingrijpt voor een tekortkoming binnen de regelgeving zichtbaar gaat escaleren.
- De proactieve rol van RIE veronderstelt de introductie van een continu monitoringsysteem gebaseerd op een sectorspecifieke SMART-indicatorenset binnen de RIA. Monitoring houdt in dat er regelmatig wordt nagegaan of de regelgeving, eenmaal in werking, wel de geplande doelstellingen bereikten/of de uitgangspunten bij de opmaak van de regelgeving wel correct bleken te zijn.
De complementariteit tussen RIA en RIE vereist dat RIA de doelstellingen op een eenduidige manier kwalificeert en/of kwantificeert en bepaalt hoe de opvolging van de doelstellingen doorheen de levensduur van de regelgeving zal gebeuren en moet zo tijdig wijzigingen van de regelgeving mogelijk maken.
Digitaalvriendelijke regelgeving laat burgers, bedrijven en organisaties toe om alle transacties met de overheid digitaal af te handelen.
Digitaalvriendelijke regelgeving zet ook geen rem op technologische en digitale innovaties in de samenleving.
De Vlaamse Regering keurde in 2003 de 8 kenmerken van goede regelgeving goed als een onderdeel van haar reguleringsmanagement. Het kenmerk ‘digitaalvriendelijk’ was nog geen onderdeel van het wetgevingsbeleid. In het regeerakkoord is echter wel de ambitie geformuleerd om de werking van de Vlaamse overheid radicaal te digitaliseren. Een zeer gedetailleerde regelgeving is dikwijls een rem op digitalisering. Minder gedetailleerde regelgeving is dan ook een van de belangrijke doelstellingen van het nieuwe wetgevingsbeleid.
zie ook webpagina digitaalvriendelijke regelgeving
LEES OOK:
In het kader van dit digitaliseringstraject werden door de coördinerende archiefdienst van de Vlaamse overheid 3 studies uitbesteed aan experten in het informatierecht.
Deze 3 studies hebben telkens een bepaald juridisch aspect van digitalisering in kaart gebracht:
- digitaalvriendelijke regelgeving
- digitale handtekening
- substitutie
Snel naar
Dit is een website van
Blijf op de hoogte
Elke twee weken vind je op vrijdag de nieuwsbrief van Vlaanderen Intern in je mailbox.