Fiscale aspecten van het gebruik van een dienstvoertuig en verkeersboetes
Fiscale aspecten – bedrijfsvoorheffing
1.1 Algemeen - principes
Het gebruik van een dienstauto voor privégebruik is in uitvoering van artikel 36 van het Wetboek Inkomstenbelastingen (afgekort W.I.B.) (zie 1 en 2 onderaan), een belastbaar voordeel van alle aard.
Het privé gebruik door een werknemer van een kosteloos ter beschikking gestelde auto slaat zowel op:
- het woon-werkverkeer;
- andere privéverplaatsingen.
Dergelijke andere privéverplaatsingen zijn verplaatsingen om privéaankopen te doen, tijdens de weekends, om op vakantie te gaan, enz. Het is hierbij zonder belang dat die andere privéverplaatsingen worden gedaan door de werknemer zelf, dan wel door zijn echtgenoot, kinderen, kleinkinderen, enz.(3, zie onderaan).
1.2 Vaststelling van het fiscaal voordeel vanaf 1 januari 2012
Het fiscaal voordeel wordt berekend door een CO2-percentage toe te passen op 6/7 van de cataloguswaarde van het voertuig.
De berekeningsformule is dus als volgt: voordeel van alle aard = cataloguswaarde x % (CO2-coëfficiënt) * 6/7 |
Deze formule wordt toegelicht in de punten 1.2.1 tot 1.2.5.
1.2.1.1 Definitie op grond van de wetgeving
De definitie van cataloguswaarde is gedefinieerd in artikel 143 van de programmawet van 29 maart 2012 (toepasselijk vanaf de bedrijfsvoorheffing mei 2012).
“Onder cataloguswaarde wordt verstaan de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief opties en werkelijk betaalde belasting over de toegevoegde waarde, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno”.
De werkelijk betaalde BTW wordt berekend op de prijs na aftrek van de kortingen.
De catalogusprijs kan na verloop van tijd stijgen of dalen. De catalogusprijs kan verschillen naargelang er bij de bestelling van het voertuig al dan niet een prijsgarantie wordt gegeven door de dealer. In geval van prijsgarantie moet er rekening worden gehouden met de catalogusprijs in nieuwe staat bij verkoop aan particulieren zoals die van toepassing is op het ogenblik van de bestelling van dat voertuig in nieuwe staat.
Is er geen prijsgarantie, dan moet er rekening worden gehouden met de catalogusprijs zoals die van toepassing is op het ogenblik van de facturatie van het voertuig in nieuwe staat.
De cataloguswaarde daalt per 12 maanden, te rekenen vanaf de datum van eerste inschrijving van de wagen, met 6%.
Termijn verstreken sinds 1ste inschrijving voertuig(4, zie onderaan)
In aanmerking te nemen percentage van de cataloguswaarde bij de berekening van het voordeel
Van 0 tot 12 maanden 100%
Van 13 tot 24 maanden 94%
Van 25 tot 36 maanden 88%
Van 37 tot 48 maanden 82%
Van 49 tot 60 maanden 76%
Vanaf 61 maanden 70%
1.2.1.2 Definitie “cataloguswaarde” volgens de interpretatie van de FOD Financiën
De FOD Financiën heeft op 1 oktober 2012 op haar website een aangepaste versie gepubliceerd van de FAQ’s voordeel van alle aard bedrijfswagens. In het antwoord op de vragen 19 tot en met 28 verduidelijkt de fiscus wat onder “cataloguswaarde” moet worden verstaan, aan de hand van nieuwe voorbeelden. (http://www.minfin.fgov.be/portail2/nl/index.htm(opent in nieuw venster))
Tot nog toe stelde de fiscus dat er geen enkele korting of prijsvermindering in rekening mocht worden gebracht. Maar uit de verduidelijking die de fiscus op bovenvermelde link publiceerde, blijkt dat onder strikte voorwaarden sommige promoties wél mogen verrekend worden.
Voor sommige werknemers zal dit resulteren in een lagere belasting.
Deze wijziging van de definitie is dus niet het gevolg van een wetswijziging, het is wel het gevolg van een nieuwe interpretatie door de fiscus van “cataloguswaarde”.
Deze nieuwe interpretatie werkt terug naar 1 januari 2012.
Welke kortingen/vermindering worden aanvaard:
- Promotionele acties: Als de cataloguswaarde door een promotionele actie (tijdelijk) wordt verlaagd, mag met die lagere prijs rekening gehouden worden. Dat geldt ook als door een promotie een auto wordt voorzien van een optiepakket en de auto mét dat optiepakket voor dezelfde cataloguswaarde als voorheen wordt aangeboden. Dit geldt enkel op voorwaarde dat de constructeur/invoerder de (tijdelijke) prijs of de auto met dat specifieke optiepakket daadwerkelijk opneemt als nieuwe cataloguswaarde in zijn prijslijsten en bovendien van toepassing is bij de verkoop aan particulieren.
- Optiepakket: Een optiepakket is meestal goedkoper dan de som van de prijzen van de individuele opties in het pakket.
Als particulieren hetzelfde pakket kunnen kopen, dan mag rekening gehouden worden met de pakketprijs. Voorwaarde is dat de optiepakketten zijn samengesteld door de constructeur of invoerder en die tegen een vastgestelde officiële prijs worden verkocht.
Het mag dus niet gaan om commerciële kortingen van een plaatselijke dealer.
Als het optiepakket enkel voor de professionele markt wordt aangeboden, moet men rekening houden met de som van de prijzen van de individuele opties.
Welke kortingen/verminderingen worden niet aanvaard:
- fleetkortingen of kortingen naar aanleiding van speciale acties;
Het CO2-basispercentage bedraagt 5,5% voor een CO2-uitstoot van:
- 89 g/km voor dieselwagens;
- 107 g/km voor benzinevoertuigen, LPG of aardgasmotoren
Let op: Voor valse hybrides is de CO2-uitstoot van het overeenstemmende model van toepassing. Zie verder bij 1.2.6
[De Koning bepaalt jaarlijks de referentie-CO2-uitstoot in functie van de gemiddelde CO2-uitstoot van het voorafgaand jaar aan het belastbaar tijdperk ten opzichte van de gemiddelde CO2-uitstoot van het referentiejaar 2011].
Tekst vanaf 1 januari 2014 (artikel 3 van de wet van 21 december 2013 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen – B.S. 31/12/2013 – ed. 2):
“De Koning bepaalt jaarlijks de referentie-CO2-uitstoot in functie van de gemiddelde CO2-uitstoot over een periode van 12 opeenvolgende maanden die eindigt op 30 september van het jaar voorafgaand aan het belastbaar tijdperk ten opzichte van de gemiddelde CO2-uitstoot van het referentiejaar 2011 volgens de modaliteiten die hij vastlegt. De gemiddelde CO2-uitstoot wordt berekend op basis van de CO2-uitstoot van de voertuigen die als nieuw zijn ingeschreven.”
Tot vóór 1 januari 2014 viel de referentieperiode samen met een fiscaal inkomstenjaar.
Vanaf 1 januari 2014 wordt de CO2-referentieuitstoot vastgesteld over een periode van 12 opeenvolgende maanden die eindigt op 30 september van het jaar voorafgaand aan het belastbare tijdperk.
De verschuiving van de referteperiode zorgt ervoor dat de nieuwe CO2 referentie-uitstoot elk jaar tijdig bekend is, en herberekeningen voorkomen worden.
Tekst vanaf 1 januari 2021 (artikel 2 van de wet van 8 december 2020 tot wijziging van het WIB 1992 ter begrenzing van de referentie-CO2-uitstoot B.S. 23/04/2021 en erratum B.S. 28/04/2021).
“De Koning bepaalt jaarlijks de referentie-CO2-uitstoot in functie van de gemiddelde CO2-uitstoot over een periode van 12 opeenvolgende maanden die eindigt op 30 september van het jaar voorafgaand aan het belastbaar tijdperk ten opzichte van de gemiddelde CO2-uitstoot van het referentiejaar 2011 volgens de modaliteiten die hij vastlegt. De gemiddelde CO2-uitstoot wordt berekend op basis van de CO2-uitstoot van de voertuigen die als nieuw zijn ingeschreven.
De referentie-CO2-uitstoot kan nooit hoger zijn dan de referentie-CO2-uitstoot van het vorige belastbaar tijdperk.”
Wanneer de uitstoot hoger ligt dan deze referentie-uitstoot wordt de CO2-coëfficiënt met 0,1% per CO2-gram vermeerderd, tot een maximum van 18%.
Wanneer de uitstoot lager ligt dan de referentie-uitstoot, wordt dat percentage met 0,1% per CO2-gram verminderd, tot een minimum van 4%.
Sinds de invoering van de nieuwe regeling gaat hieronder een overzicht van de referentie CO2-uitstoot per kalenderjaar:
Referentie- CO2-uitstoot | ||
---|---|---|
kalenderjaar | benzine, LPG, aardgasmotoren | dieselmotoren |
2012 | 115 g/km | 95 g/km |
2013 | 116 g/km | 95 g/km |
2014 | 112 g/km | 93 g/km |
2015 | 110 g/km | 91 g/km |
2016 | 107g/km | 89 g/km |
2017 | 105 g/km | 87 g/km |
2018 | 105 g/km | 86 g/km |
2019 | 107 g/km | 88 g/km (BS 27.12.2019) |
2020 | 111 g/km | 91 g/km (BS 11.12.2019) |
2021 | 102 g/km | 84 g/km (BS 24.12.2020) |
2022 | 91 g/km | 75 g/km (BS 13.12.2021) |
2023 | 82 g/km | 67 g/km (BS 16.12.2022) |
2024 | 78 g/km | 65 g/km (BS 8.02.2024) |
De voertuigen aangedreven door een benzine, LPG- of aardgasmotor, worden gelijkgesteld met de voertuigen met een CO2-uitstootgehalte van 205g/km. Indien aangedreven door een dieselmotor worden ze gelijkgesteld met voertuigen met een CO2-uitstootgehalte van 195 g/km.
Het voordeel mag nooit minder bedragen dan € 820 per jaar te indexeren (€ 1.540 voor inkomstenjaar 2023/aanslagjaar 2024.
Een valse hybride is een plug-in hybride met minder dan 0,5 kWh accucapaciteit per 100 kg wagengewicht of met een uitstoot van meer dan 50g CO2 per km. In dat geval wordt er niet meer gekeken naar hun eigen (officiële) CO2-waarde maar naar de CO2-uitstoot van het “overeenstemmende” voertuig met een klassieke aandrijving. Als er geen overeenstemmend voertuig bestaat, wordt uitgegaan van de uitstoot van de valse hybride zelf maar dan vermenigvuldigd met 2,5. De nieuwe regels voor valse hybrides zijn van toepassing vanaf 1 januari 2020 op auto’s die vanaf 1 januari 2018 gekocht, geleased of gehuurd zijn. Er wordt dus een uitzondering gemaakt voor auto’s die in 2017 of eerder gekocht (of geleaset) zijn. Die blijven belast op basis van hun officiële uitstoot. De nieuwe regels gelden zowel om het aftrekpercentage voor autokosten te bepalen als het belastbare voordeel van alle aard.
Voor een voorbeeld zie 1.5.3.
1.3 Fiscale regeling
Een werknemer die de toestemming krijgt om het dienstvoertuig privé te gebruiken(5, zie onderaan), zal derhalve vaststellen dat het voordeel op de fiscale aangifte 281.10 is opgenomen.
Vermits een fiscaal voordeel ook aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen is (6, zie onderaan), zal het ook voorkomen op de maandelijkse loonstrook. Het fiscaal voordeel wordt dus ook elke maand bij het belastbaar bedrag van het maandsalaris gevoegd.
Volgens de omzendbrief DVO/BZ/P&O/2008/11 van 23 december 2008 betreffende het gebruik, verwerving en vervreemding van dienstvoertuigen moet elke entiteit een wagenreglement opstellen.
In de bijlage van het wagenreglement moet een lijst opgenomen worden van de dienstvoertuigen met de naam van het personeelslid dat het dienstvoertuig voor privégebruik kan aanwenden (en dat dus een voordeel geniet dat belastbaar is en aan de CO2-taks is onderworpen).
1.3.1.1 Algemene bemerking
Vanaf 1 januari 2012 moet op de fiscale fiche enkel nog het bedrag van het belastbare voordeel van alle aard worden vermeld.
Het kilometeraantal moet niet meer worden opgenomen, aangezien deze informatie niet langer relevant is.
Hoe het bedrag van het voordeel op de fiscale fiche 281.10 moet worden vermeld, is afhankelijk van het soort privégebruik:
-uitsluitend in de vrije tijd;
-uitsluitend voor woon-werkverplaatsingen;
-voor zowel vrije tijd als woon-werkverplaatsingen (gemengd privégebruik).
Er is enkel sprake van een voordeel bij privégebruik. Professionele verplaatsingen zijn uiteraard geen privégebruik. Daarvoor dient men bijgevolg geen voordeel op de fiche te vermelden.
Voorbeeld 1: Een personeelslid gebruikt een voertuig enkel voor professionele verplaatsingen en dus niet voor woon-werkverkeer of in de vrije tijd. Dit personeelslid gebruikt het voertuig niet privé. Er wordt geen voordeel aangegeven.
Voorbeeld 2: Een personeelslid gebruikt een voertuig voor zowel woon-werkverplaatsingen als voor professionele verplaatsingen. Dit personeelslid gebruikt het voertuig enkel privé voor woon-werkverplaatsingen. Enkel voor die woon-werkverplaatsingen moet een voordeel aangegeven worden. Dit is dus geen gemengd privégebruik.
1.3.1.2 Enkel gebruik voor eigenlijke privéverplaatsingen (uitsluitend in de vrije tijd)
Het voordeel van alle aard wordt voor het volledig bedrag vermeld in vak 9 c) “voordelen van alle aard”.
1.3.1.3 Uitsluitend gebruik voor (individuele) woon-werkverplaatsingen
Het volledig bedrag van het voordeel wordt vermeld in vak 17 “bijdrage in de reiskosten”, rubriek c) “ander vervoermiddel”.
Dit heeft tot gevolg dat de fiscale vrijstelling van maximum € 470 (aanslagjaar 2024, inkomstenjaar 2023) van de tussenkomst in de verplaatsingskosten van en naar het werk, kan toegepast worden op het voordeel van alle aard, voor zover de werknemer geen aanspraak maakt op de aftrek van zijn werkelijke beroepskosten (m.a.w. hij opteert voor het systeem van de forfaitaire beroepskosten).
1.3.1.4 Gemengd gebruik
Het voordeel moet op de loonfiche 281.10 worden omgedeeld.
Tot een maximumbedrag van €470 wordt het voordeel opgenomen in vak 17 “bijdrage in de reiskosten”, rubriek c) “ander vervoermiddel”.
Het saldo van het voordeel wordt vermeld in vak 9, rubriek c) voordelen van alle aard”.
We gaan er van uit dat binnen de diensten van de Vlaamse overheid zich voornamelijk de situaties zoals vermeld onder punt 1.3.1.3. (uitsluitend woon-werkverplaatsingen) en 1.3.1.4. (gemengd gebruik) voordoen.
Hieronder (punt 1.3.1.5.) vindt u een schematisch overzicht hoe de loonfiche 281.10 dan moet worden ingevuld.
1.3.1.5 Schematisch
Bedrag voordeel alle aard = jan t/m april = € 250/maand en mei t/m dec = € 200/maand of € 2.400 per jaar (200 x 12) | ||||
Aard privégebruik | Vermelding op loonfiche 281.10 (inkomsten 2023 / aanslagjaar 2024) | Vrijgesteld bedrag te vermelden op belastingaangifte (forf. beroepskosten) | bedrijfsvoorheffing | |
Vak 9, rubriek c) “voordeel van alle aard” | Vak 17 “bijdragen in de reiskosten”, rubriek c) “ander vervoermiddel” | |||
Uitsluitend woon-werkverkeer | - | € 2.400 | € 470 | € 1.300 (€ 125 jan t/m april en € 100 mei t/m dec) op fiscale fiche als BV (fiscus zal regularisatie doen bij aanslag op basis van voordeel van alle aard van € 2.400 (200 x 12) en BV van € 1.200 (100 x 12) |
Gemengd privé-gebruik (= zowel woon-werkverplaatsingen als eigenlijke privéverplaatsingen) | € 1.930 | € 470 | € 470 |
1.3.1.6 Praktische werkwijze regeling vrijstelling
Het is niet nuttig de betrokken personeelsleden te bevragen nopens hun intentie of zij bij het invullen van hun belastingsaangifte zullen opteren voor de “forfaitaire beroepskosten” dan wel voor het “bewijzen van hun beroepskosten”.
Bij de berekening zal elk personeelslid dat een dienstwagen voor privégebruik ter beschikking heeft, een vrijstelling van € 470 (inkomstenjaar 2023/aanslagjaar 2024) krijgen. Deze verlaging van de bedrijfsvoorheffing zal bij de uiteindelijke taxatie verrekend worden.
De personeelsleden die bij het indienen van hun belastingsaangifte hun beroepskosten bewijzen, mogen de € 470 NIET tegenboeken als vrijgesteld bedrag, in tegenstelling tot zij die opteren voor het systeem van forfaitaire beroepskosten.
De nieuwe definitie van cataloguswaarde, die wordt toegepast voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing vanaf mei 2012 (zie punt 1.2.1.2.), zal bij de belastingaanslag door de fiscus worden toegepast voor het volledige inkomstenjaar 2012.
Acerta doet de herberekeningen vanaf januari 2012 om de fiscale fiches correct te kunnen afleveren.
- Uitsluitend woon-werkverkeer
1.1. Forfaitaire beroepskosten:
- Het personeelslid moet geen bedrag van het voordeel van alle aard vermelden onder code 1250 (belastbare bezoldigingen)
- € 2.400 vermelden onder code 1254 (tussenkomst woon-werkverkeer)
- € 470 vermelden onder code 1255 (vrijstelling)
1.2. Bewezen beroepskosten:
- Het personeelslid moet geen bedrag van het voordeel van alle aard vermelden onder code 1250 (belastbare bezoldigingen)
- € 2.400 vermelden onder code 1254 (tussenkomst woon-werkverkeer)
- Geen bedrag vermelden onder code 1255 (vrijstelling)
- Bedrag bewezen beroepskosten invullen (code 1258).
- Gemengd privégebruik
2.1. Forfaitaire beroepskosten:
- Het personeelslid moet € 1.930 van het voordeel van alle aard vermelden onder code 1250 (belastbare bezoldigingen)
- € 470 vermelden onder code 1254 (tussenkomst woon-werkverkeer)
- € 470 vermelden onder code 1255 (vrijstelling)
2.2. Bewezen beroepskosten:
- Het personeelslid moet € 1.930 van het voordeel van alle aard vermelden onder code 1250 (belastbare bezoldigingen)
- € 470 vermelden onder code 1254 (tussenkomst woon-werkverkeer)
- Geen bedrag vermelden onder code 1255 (vrijstelling)
- Bedrag bewezen beroepskosten invullen (code 1258).
1.4 Concrete vertaling van de fiscale bepalingen inzake het privégebruik
Welke situaties ressorteren niet onder “privé gebruik”?
- Functioneel gebruik van een dienstvoertuig (dienstreizen);
- Toevallig privégebruik van een dienstvoertuig voor een korte privéverplaatsing (7, zie onderaan);
- Het occasionele gebruik in geval van zeer vroege of zeer late dienstopdrachten van een werknemer die op andere dagen gebruikmaakt van het openbaar vervoer of van een eigen voertuig;
- Het gebruik van een dienstvoertuig tijdens een beurtrolsysteem (avond- of weekenddienst); concreet beperkt het gebruik zich tot de verplaatsing van de woonplaats naar de locatie en terug, doorgaans met een interventievoertuig. Deze regeling heeft tot doel de verplaatsingstijd te beperken en alzo de dringende taken zo snel mogelijk te kunnen uitvoeren;
Indien een werknemer zich met een dienstvoertuig verplaatst om grote pakken dossiers mee naar huis te nemen, wordt dat niet als functioneel gebruik beschouwd maar als een fiscaal voordeel (8, zie onderaan).
VW Golf 1,6 TDI met een cataloguswaarde van € 22.564,50 en een CO2-uitstoot van 99 g/km
Voordeel = € 22.564,50 x (5,5% + 3,4%) x 6/7)/12 = € 143,45 per maand.
BMW 318D met een cataloguswaarde van € 32.700 (€ 27.024,79 exl. BTW en 21% BTW of € 5.675,21 en een korting van 10% of € 2.702,48) en een CO2-uitstoot van 120 g/km. Voertuig is 20 maanden oud.
berekening voordeel
Voordeel = € 32.132,48(9, zie onderaan) x (5,5% + 5,5%) x 6/7) x 94% x 31/365 = € 241,87 per maand.
BMW 530e plug-in hybride. Dit voertuig heeft een batterij die kleiner is dan 0.5KWh per 100 kg wagengewicht en is dus een valse hybride. Voor meer info over de valse hybride zie 1.2.6. We dienen nu de CO2-uitstoot van het overeenstemmende voertuig te bepalen.
Het “overeenstemmende voertuig” is hetzelfde model van hetzelfde merk met een motor met (ongeveer) hetzelfde vermogen. Dat laatste wordt technisch uitgedrukt aan de hand van een vork. De verhouding tussen het vermogen (in kW of PK) van de nephybride en van het overeenstemmende voertuig moet vallen in de vork tussen 0,75 en 1,25. Als verschillende modellen in die vork vallen, moeten we uitgaan van het model dat het dichtst de 1 benadert. Voor de vergelijking wordt overigens alleen gekeken naar het vermogen van de verbrandingsmotoren, dus zonder rekening te houden met het extra vermogen dat de elektrische (hulp)aandrijving biedt.
In het BMW-gamma vinden we met hetzelfde koetswerktype (berline/sedan) en met hetzelfde brandstoftype (benzine) ook de 520i en de 530i. De genoemde verhouding bedraagt 1,0 (135/135 kW) voor de eerste en 0,73 (135/185 kW) voor de tweede. De 520i is dus het overeenstemmende voertuig. Het fiscale regime van een 530e plug-in hybride wordt bijgevolg bepaald rekening houdend met een CO2-uitstoot van 132 g/km in plaats van de officiële 49.
Vanaf eind april 2020 zal een lijst met overeenstemmende voertuigen beschikbaar zijn op de website van de FOD financiën. In afwachting van die lijst en indien het overeenstemmende voertuig niet kan gevonden worden wordt het CO2-uitstoot zoals opgenomen op het gelijkvormigheidsattest vermenigvuldigd met 2,5. Indien in het BMW-gamma geen overeenstemmend voertuig kon worden gevonden voor de BMW 530e uit het voorbeeld hierboven, dan moet voor de berekening van het fiscaal voordeel een CO2 uitstoot van 122 g/km (49 x 2.5) gebruikt worden.
De berekening van het voordeel is hetzelfde als in voorbeeld 1 en 2. We gebruiken enkel de CO2 uitstoot van het overeenstemmend voertuig i.p.v. deze op het gelijkvormigheidsattest.
Voor een elektrisch voertuig (100 procent elektrisch) of een voertuig op waterstof is de formule de volgende: Catalogusprijs x 4% x 6/7 x leeftijdscoëfficiënt van het voertuig. Bij de berekening van het VAA wordt bij een elektrische wagen en een wagen op waterstof de laagste CO2-coëfficiënt in acht genomen, namelijk 4%.
Stel: elektrische wagen, catalogusprijs 45.000, eerste inschrijving 5 maanden geleden - 45.000 x 4% x 6/7 x 1 = 1.542 euro VAA jaarlijks (minimum voor inkomstenjaar 2024 = 1.600 euro)..
CO2-taks
2.1 Algemeen - principes
Het fiscaal voordeel dat voortvloeit uit het privégebruik van een dienstauto, is niet onderworpen aan de gewone sociale-zekerheidsbijdragen, maar wel aan een speciale solidariteitsbijdrage, die volledig betaald wordt door de werkgever. Vóór 1 januari 2005 bedroeg die solidariteitsbijdrage 33 % van het fiscaal voordeel.
Sinds 1 januari 2005 is de 33% vervangen door de CO2-taks. Het blijft een werkgeversbijdrage.
De RSZ vermoedt - tot bewijs van het tegendeel - dat elk voertuig dat op naam van de werkgever is ingeschreven of dat de werkgever via een huur- of leasingcontract ter beschikking stelt van de werknemer, privé gebruikt wordt door een werknemer.
Dit vermoeden van privégebruik kan enkel weerlegd worden door de werkgever als die bewijst dat er geen privégebruik, maar enkel professioneel gebruik is, bijv. enkel voor dienstreizen.
Essentieel in het weerleggen van het vermoeden van privégebruik is de opgave van de lijst van de voertuigen en de naamlijst van de personeelsleden (die een voertuig voor privégebruik mogen aanwenden) in de bijlage van het wagenreglement.
Met deze opgave geeft de werkgever aan dat enkel die voertuigen voor privégebruik worden aangewend. Voor de andere voertuigen wordt dan aangenomen dat deze uitsluitend voor dienstreizen worden gebruikt, en vrijgesteld zijn van de CO2-taks (tot het tegendeel blijkt).
2.2 Berekeningen van de CO²-taks(10, zie onderaan)
Voor 2024 bedraagt de indexeringscoëfficiënt 1,5359 (175,21/114,08) (voor 2023 was dit 1,5046).
Deze bijdrage moet verder driemaandelijks aan de RSZ worden betaald, binnen dezelfde termijnen als de termijnen voor de sociale zekerheidsbijdragen.
Soort brandstof Basisformule Indexeringscoëfficiënt
Benzine {[(CO2-uitstootgehalte x 9 EUR) – 768] / 12} x 1,5046
Diesel {[(CO2-uitstootgehalte x 9 EUR) – 600] / 12} x 1,5046
LPG {[(CO2-uitstootgehalte x 9 EUR) – 990] / 12} x 1,5046
Minimumbijdrage 20,83 EUR x 1,5359 = 31,99 euro
Voorbeelden:
- CO2-uitstoot 150 gr./km. voor een wagen die op diesel rijdt.
De maandelijkse CO2-taks voor de werkgever is gelijk aan: {[(150 gr./km. x 9 EUR) – 600] / 12} x 1,5399 = 95,99 EUR (94,04 EUR in 2022)
- Voor een elektrische wagen is de CO2-taks gelijk aan het minimumbedrag van (20,83 EUR x 1,5399) = 31,99 euro per maand.
Evolutie van de indexeringscoëfficiënt:
jaartal | indexeringscoëfficiënt |
---|---|
2011 | 1,1298 |
2012 | 1,1641 |
2013 | 1,1920 |
2014 | 1,2049 |
2015 | 1,2051 |
2016 | 1,2267 |
2017 | 1,2487 |
2018 | 1,2708 |
2019 | 1,2950 |
2020 | 1,3078 |
2021 | 1,3222 |
2022 | 1,3525 |
2023 | 1,5046 |
2024 | 1,5359 |
Voor bedrijfswagens aangekocht, gehuurd of geleased vanaf 01 juli 2023, zal de CO²-bijdrage nog worden vermenigvuldigd met volgende vermenigvuldigingsfactor:
(Dit geldt niet voor voertuigen aangekocht, gehuurd of geleased voor 1 juli 2023. Daarop moet geen vermenigvuldigingsfactor worden toegepast)
Periode | Vermenigvuldigingsfactor |
1/07/23 – 31/12/24 | X 2,25 |
1/01/25 – 31/12/25 | X 2,75 |
1/01/26 – 31/12/26 | X 4 |
Vanaf 1/1/27 | X 5,50 |
Voor bedrijfswagens aangekocht, gehuurd of geleased vanaf 1 juli 2023 zal de minimumbijdrage vanaf 2025 jaarlijks stijgen naar volgend (niet-geïndexeerd) bedrag:
(Dit geldt niet voor voertuigen aangekocht, gehuurd of geleased voor 1 juli 2023)
Periode | Nieuw niet-geïndexeerd bedrag |
1/01/25 – 31/12/25 | 23,41 EUR |
1/01/26 – 31/12/26 | 25,99 EUR |
1/01/27 – 31/12/27 | 28,57 EUR |
Vanaf 1/1/28 | 31,15 EUR |
De brandstof basisformule ziet er dan tot einde 2024 als volgt uit:
Benzine ({[(CO2-uitstootgehalte x 9 EUR) – 768] / 12} x 1,5359) X 2,25
Diesel ({[(CO2-uitstootgehalte x 9 EUR) – 600] / 12} x 1,5359) X 2,25
LPG ({[(CO2-uitstootgehalte x 9 EUR) – 990] / 12} x 1,5359) X 2,25
Voor een elektrische wagen is de CO2-taks gelijk aan het minimumbedrag, vandaar dat de CO²-taks vanaf 2025 is aan (23,41 EUR x 1,5359) = 35,96 euro per maand.
(1) Artikel 36 van het Wetboek Inkomstenbelastingen (afgekort W.I.B.) krachtens artikel 18 §3 van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, afgekort als “KB/WIB 92”.
(2) Het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 afgekort als “KB/WIB 92”.
(3) PV nr. 571, 24.09.1996, Volksv. Daems, Bull. 770, blz. 801.
(4) Een begonnen maand telt voor een volle maand.
(5) Privé gebruik = woonwerkverkeer en/of ander privégebruik in binnen- en/of buitenland.
(6) Nr. 3 van de bijlage III bij het koninklijk besluit tot uitvoering van het KB/WIB 92.
(7) Fiscale commentaar 36/160 en 36/170 en mondelinge parlementaire vraag nr 14284 van de heer Chabot van 27/02/2007.
(8) Brief van 12 juni 2001 met kenmerk AIIF-directie I/5 A–Ci.RH.241/541.202 van G. BROUHNS van Financiën.
(9) € 32.132,48 = (€ 27.024,79 + € 5.107,69 = werkelijk betaalde BTW van 21% op € 24.322,31 = catalogusprijs - € 2.702,48 korting)
Solidariteitsbijdrage op verkeersboetes - Fiscale benadering verkeersboetes
Ingevolge artikel 219 van de wet van 22 december 2008 houdende diverse bepalingen is de werkgever een solidariteitsbijdrage verschuldigd van 33% op verkeersboetes:
- die de werknemer krijgt ingevolge een verkeersovertreding tijdens de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst; en
- die door de werkgever rechtstreeks worden betaald of terugbetaald aan de werknemer.
Op welke verkeersboetes?
Het gaat om verkeersboetes:
- voortvloeiend uit een zware verkeersovertreding (overtredingen van de derde en vierde graad) en verkeersboetes van minimaal 150 euro voortvloeiend uit een snelheidsovertreding;
- voortvloeiend uit een lichte verkeersovertreding (overtredingen van de eerste en tweede graad) en verkeersboetes van minder dan 150 euro voortvloeiend uit een snelheidsovertreding. In dit geval is er een vrijstelling van 150 euro op jaarbasis.
Schematisch overzicht van de onderwerping:
Type verkeersboete | Onderwerping aan solidariteitsbijdrage van 33% |
---|---|
Zware overtreding van derde en vierde graad | ja |
Minimaal 150 euro ingevolge snelheidsovertreding | ja |
Lichte overtreding van eerste en tweede graad | Ja, maar een bedrag van 150 euro op jaarbasis wordt vrijgesteld |
Minder dan 150 euro ingevolge snelheidsovertreding | Ja, maar een bedrag van 150 euro op jaarbasis wordt vrijgesteld |
Boete voortvloeiend uit de toestand van het rijdend materiaal | Geen solidariteitsbijdrage |
Boete voortvloeiend uit de conformiteit van de lading | Geen solidariteitsbijdrage |
Aangifte en inning
De solidariteitsbijdrage wordt door de werkgever berekend en aangegeven in zijn kwartaalaangifte bij de RSZ. De werkgever moet deze solidariteitsbijdrage betalen binnen dezelfde termijn als de gewone RSZ-bijdragen.
Met andere woorden, de bepalingen van het algemene stelsel van de sociale zekerheid zijn van toepassing wat betreft:
- de aangifte (bezoldigingscode 2: Premies en gelijkaardige voordelen die worden toegekend onafhankelijk van het aantal effectief gewerkte dagen tijdens het aangiftekwartaal);
- de termijn voor betaling;
- de sancties en verjaring;
- het toezicht, enz.
Aangezien het desbetreffende voordeel niet onderworpen is aan de gewone sociale zekerheidsbijdragen, zijn de “gewone” bezoldigingscodes niet van toepassing. De solidariteitsbijdrage moet, net zoals andere bijzondere bijdragen (bv. basisbijdrage Fonds Sluiting Ondernemingen) aangegeven worden met een specifiek werknemerskengetal 889.
Inwerkingtreding
Deze regeling is in werking getreden vanaf 1 januari 2009.
Voornoemde wet van 22 december 2008 regelt enkel het sociale zekerheidsluik van de terugbetaling van de verkeersboetes door de werkgever. Van een fiscaal luik is geen sprake.
Aan de minister van Financiën werd de vraag gesteld hoe de terugbetaling van verkeersboetes fiscaal moeten behandeld worden.
De minister maakt een onderscheid of het misdrijf kadert in de normale uitoefening van de dienstbetrekking of niet. Dit is een onderzoek dat geval per geval moet gebeuren:
- Het misdrijf kadert in de normale uitoefening van de dienstbetrekking:
De terugbetaling van verkeersboetes kan gekwalificeerd worden als “kosten eigen aan de werkgever”. De geplogenheden van het beroep zijn hier een criterium, alsook de richtlijnen van de werkgever aan de werknemer (vb. ambulancier die snel ter plaatse moet zijn bij een ongeval).
Dit voorbeeld geeft aan dat het kwalificeren als “kosten eigen aan de werkgever” eerder de uitzondering dan de regel zal zijn. - Het misdrijf kadert niet in de normale uitoefening van de dienstbetrekking:
De terugbetaling van verkeersboetes is een belastbaar voordeel van alle aard, waarop bedrijfsvoorheffing moet worden ingehouden (exceptionele bv).
Blijf op de hoogte
HR-professionals ontvangen wekelijks een overzicht van de verschenen nieuwsberichten in hun mailbox.
Suggesties?
Heb je aanvullingen of een opmerking over deze webpagina?