Tips om na te gaan of uw EPC correct werd opgemaakt
Heeft uw energiedeskundige goed werk geleverd? Heeft die het EPC correct opgemaakt? Op deze pagina vindt u heel wat tips om dat na te gaan.
Hieronder enkele dingen die te goed om te weten zijn als u een EPC laat opmaken door een energiedeskundige.
Prijs
Vraag verschillende energiedeskundigen een prijsofferte voor de opmaak van het EPC. Vergelijk de prijzen, maar kies niet altijd voor de laagste prijs. De opmaak van een EPC vraagt best wel wat tijd: voorbereiding, bezoek ter plaatse, opmaak EPC, … Een spotgoedkoop EPC is dus weinig realistisch en de energiedeskundige zal dan misschien sommige zaken niet of niet goed uitvoeren om tijd te besparen.
Er is geen vaste kostprijs voor een EPC. De prijs hangt af van de complexiteit van het gebouw en de verplaatsingskosten van de energiedeskundige. Het is het best de prijs en kwaliteit van verschillende energiedeskundigen te vergelijken. Wees alert voor zeer goedkope EPC’s. Een EPC goed opmaken kost tijd en dus ook geld. U stelt zich best de vraag of een EPC van bijvoorbeeld 100 euro wel nauwkeurig opgemaakt kan worden.
De verkoper of verhuurder kan de kostprijs van het EPC niet inbrengen in de belastingaangifte.
Plaatsbezoek is verplicht
Nadat u een energiedeskundige gekozen hebt, zal die een afspraak met u moeten maken om ter plaatse te komen om de nodige vaststellingen te komen doen tijdens een plaatsbezoek. De energiedeskundige bezoekt alle kamers, meet de ruimtes op, bekijkt de kenmerken van de beglazing, isolatie en installaties en maakt overal foto’s van. Voor meer info, zie: Plaatsbezoek voor EPC of bekijk de video.
Bewijsstukken
De energiedeskundige zal u ook om bewijsstukken vragen en het belang ervan toelichten. Indien uw dak bijvoorbeeld geïsoleerd is, maar dat niet meer zichtbaar is, zult u bijvoorbeeld door facturen moeten aantonen dat er wel degelijk geïsoleerd is. Een energiedeskundige mag niet zomaar aannemen of er isolatie geplaatst werd, zonder dat daarvoor bewijzen zijn.
Hoe zelf nagaan of het EPC correct werd opgemaakt?
In de bijlage van het EPC kunt u alle - door de energiedeskundige - ingevoerde elementen terugvinden die gebruikt werd bij de opmaak van het EPC. Die informatie staat onder het puntje ‘Energieprestatiecertificaat (EPC) in detail’. In dit voorbeeld-EPC(PDF bestand opent in nieuw venster) vindt u dat terug vanaf pagina 5.
U kunt zelf enkele controles uitvoeren op de ingevoerde gegevens om te zien of het EPC waarheidsgetrouw werd opgemaakt. De energiedeskundige moet bij het opmaken van het EPC een uitgebreide handleiding (het ‘inspectieprotocol’) volgen, dat de richtlijnen bevat. Hieronder worden beknopt enkele checks en richtlijnen opgesomd.
Bij alle oppervlaktes en volumes wordt er steeds gerekend met buitenafmetingen, dus inclusief de dikte van de muren, daken en vloeren. Als u zelf bepaalde ruimtes wil opmeten om te controleren of de oppervlakten kloppen, houdt u daar het best rekening mee.
Referentiejaar bouw verwijst naar de datum van de bouwaanvraag. Als er geen referentiejaar bouw werd ingevoerd, zal er gerekend worden met een bouwjaar van vóór 1970.
Het beschermde volume is het volume van alle ruimten in een gebouw dat thermisch afgeschermd wordt van de buitenomgeving (lucht of water), de grond en alle aangrenzende ruimten die niet tot een beschermd volume behoren.
In het voorbeeld hieronder is het volume binnen de rode lijn is het beschermde volume voor dit gebouw.
De bruikbare vloeroppervlakte (ook de bruto-vloeroppervlakte genoemd) is de som van de bruto-vloeroppervlakten van alle vloerniveaus (= vloerverdiepingen) binnen het beschermde volume. Plafondhoogtes onder 1,5 meter worden niet meegerekend. Dat gaat dan bijvoorbeeld over een stuk onder een hellend dak. Ook ruimtes die niet toegankelijk zijn, zoals onbereikbare zoldertippen, worden niet meegerekend.
- Alle muren, daken en vloeren die de grens vormen tussen het beschermd volume van uw (woon)eenheid en de buitenomgeving, grond en andere ruimtes worden meegeteld.
- Kijk zeker na of alle muren, daken en vloeren (correct) werden ingevoerd. Hierbij is het belangrijk na te gaan of de juiste begrenzingen zijn ingevuld. Op het EPC vindt u deze begrenzingen terug in donkergrijze balk van de technische fiches van elk onderdeel.
- In de donkergrijze balk op de afbeelding vindt u de aangegeven begrenzingen terug.
Enkele voorbeelden van begrenzingen.
- Als de zoldertip niet in het beschermd volume zit, dan zal een plafond moeten ingevoerd worden met een begrenzing ‘aangrenzende onverwarmde ruimte’;
- Als uw (woon)eenheid grenst aan een onverwarmde berging of garage zal deze tussenliggende muur de begrenzing ‘aangrenzende onverwarmde ruimte’ krijgen.
- Als er zich een andere woning/appartement boven, naast of onder uw woning/appartement bevindt zal het plafond, muur of de vloer tussen uw appartement en de andere woning een begrenzing ‘aangrenzende verwarmde ruimte’ krijgen;
- Het deel van de muur die eventueel zou uitsteken (vb. een aanbouw achteraan op het perceel) t.o.v. de naastliggende woning krijgt een muur met de begrenzing ‘buiten’;
- Is er een kelder? De vloer tussen de eenheid en de kelder zal de begrenzing ‘kelder’ krijgen. Het overige deel van de vloer zal de begrenzing ‘grond’ krijgen;
- Zijn er uitstekende vloeren, vb. van een terras, boven een inkom of een onderdoorrit? Deze vloeren zullen met begrenzing ‘buitenomgeving’ ingevoerd moeten worden.
In de kolom ‘isolatie’ staat de gekende informatie over de isolatiematerialen in de muren, daken en vloeren beschreven. Alleen info die gekend is via bewijsstukken of vaststellingen kan hierin opgenomen worden. Verklaringen van de eigenaar of opdrachtgever worden niet aanvaard.
- Alle vensters, deuren, poorten en panelen die in de omhullende gevels en daken van het beschermd volume zitten, moeten ingevoerd worden.
- Werden alle openingen ingevoerd en kloppen de oppervlakten?
- In de kolom ‘type’ beglazing kunt u het type glas terugvinden. Bij recente beglazing is vaak de U-waarde van de beglazing gekend en zal deze ook in deze kolom terug te vinden zijn. Bijvoorbeeld: Ug=1,0W/m²K.
- Alle aanwezige installaties moeten ingevoerd worden, maar afhankelijk van de manier .
- Hebt u een elektrisch verwarmingstoestel? Enkel als die aan een muur, vloer, plafond of dak bevestigd of geïntegreerd zijn, moeten worden opgenomen in het EPC. Een los, verplaatsbaar toestel wordt niet meegeteld. Als de vlammen van een houtkachel volledig afgescheiden zijn door glas, moet dit worden opgenomen in het EPC.
- Als u een ketel hebt, kunt u nakijken of de energiedrager (gas, stookolie...) correct werd ingevoerd. Ook het type is belangrijk: gaat het om een condenserende of niet-condenserende ketel? Bij recente ketels zou het rendement, referentiejaar fabricage en een of meerdere labels moeten ingevuld zijn.
- Werden de afgiftetoestellen (bijvoorbeeld radiatoren of vloerverwarming) correct aangeduid?
- En ten slotte: een warmtepomp die zowel kan verwarmen als koelen, moet zowel als koelinstallatie als verwarmingsinstallatie worden ingevoerd.
Controleer of uw zonnepanelen werden ingevoerd.
Overige installaties, zoals voor sanitair warm water en koeling: alle aanwezige installaties, zoals grote voorraadvaten, een keukenboiler en vast bevestigde of geïntegreerde airco toestellen, moeten ingevoerd worden.
Klacht indienen?
Denkt u dat er fouten werden gemaakt bij het opmaken van uw EPC?
- Contacteer dan in eerste instantie de energiedeskundige die het EPC opmaakte.
- Komt u er samen niet uit, dan kunt u dat melden aan het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA). Het VEKA neemt elke klacht ernstig en elke klacht wordt onderzocht.
Veelgestelde vragen
Hieronder vindt u enkele veelgestelde vragen over het EPC.
De aanwezigheid van isolatie in het EPC mag enkel ingevoerd worden als de energiedeskundige kan vaststellen (ter plaatse of via bewijsstukken) dat er isolatie aanwezig is. Als dit niet het geval is, wordt ‘onbekend’ ingevoerd. In dat geval is dus niet geweten of een gevel, dak of vloer al dan niet geïsoleerd is. Afhankelijk van het bouwjaar zal achterliggend een bepaalde isolerende waarde ingerekend worden.
Bij de berekening van de energiescore wordt geen rekening gehouden met de kwaliteit van de uitvoering van (renovatie)werken of van een gebouw, zoals:
- vochtproblemen
- luchtkwaliteit
- defecte installaties
- aansluitingen isolatie en dampscherm
- houtrot.
Zo kan het voorkomen dat een goed geïsoleerde woning met een goede energiescore toch vochtproblemen ondervindt.
Het berekend energiegebruik van het EPC-label is een theoretisch getal. Het houdt geen rekening met de huidige bewoners en hun energiegebruik en is gebaseerd op heel wat aannames. Die aannames (zoals correct ventileren en de woning volledig verwarmen tot 18°C) zijn dezelfde voor alle woningen. Enkel op die manier kunnen EPC-labels vergeleken worden. Het EPC-label omschrijft dus de ‘hardware’ van de woning, los van de bewoners.
Bijkomend is het EPC-label gebaseerd op een ‘primair’ berekend energiegebruik. Dit betekent dat er rekening gehouden wordt met het feit dat 1 kWh elektriciteit aan de meter in werkelijkheid 2,5 kWh energie heeft gevraagd. Dit komt door o.a. rendementsverliezen in de elektriciteitscentrale, transportverliezen tussen centrale en woning… Elektriciteitsgebruik wordt in EPC dus vermenigvuldigd met een factor 2,5.
Meer informatie over het verschil tussen berekend en werkelijk energiegebruik? Zie: EPB en EPC: berekend en werkelijk energiegebruik
De verbruiksgegevens van gas, stookolie, elektriciteit, … van een gebouweenheid kunnen vrijblijvend vermeld worden op het EPC.
- Deze informatie geeft een indicatie aan toekomstige kopers/huurders wat het werkelijke energieverbruik van de gebouweenheid zou kunnen zijn.
- Deze informatie wordt niet mee opgenomen in de berekening van de energiescore, maar is louter informatief.
De eigenaar of diens gevolmachtigde gaat via de aanstiplijst akkoord om de verbruiksgegevens te vermelden en beschikt over een factuur (verbruiksfactuur, jaarfactuur, leveringsfactuur, …).
De energiedeskundige vult de gegevens in in de software (via het invoerveld voor algemene opmerkingen, tabblad ‘Aanbevelingen’).
Voorwaarden
- De factuur mag niet ouder zijn dan 2 jaar voor datum opmaak EPC.
- De informatie die wordt meegedeeld op het EPC moet gebaseerd zijn op de factuur en vermeldt minstens het volgende:
- uit welk type factuur de informatie afkomstig is (bijvoorbeeld jaarfactuur, factuur levering), eventueel het factuurnummer…
- de verbruiksperiode waarop het energieverbruik betrekking heeft of bij gebrek van de verbruiksperiode het ogenblik van levering van vb. stookolie
- het energieverbruik (in kWh, m³ of liter).
- Er kan eventueel ook nog extra informatie bij vermeld worden: aantal personen, strenge winter, op welke gebouwdelen de meting van toepassing is, ….
De invloed van elektrische verwarming op de energiescore hangt van van de efficiëntie van het aanwezige systeem.
- Niet efficiënte systemen (zoals elektrische weerstandsverwarming) hebben een negatieve invloed op de energiescore.
- De energiescore op het EPC is niet het werkelijke energieverbruik, maar wel het berekende primaire energieverbruik.
- Primair betekent dat elke kWh aan elektriciteitsverbruik wordt vermenigvuldigd met 2,5.
- Deze omrekenfactor houdt rekening met:
- fossiele brandstoffen nodig voor productie en transport van elektriciteit
- verliezen bij de productie en het transport.
- Dit betekent dat elektrische weerstandsverwarming momenteel dus nog veel fossiele brandstoffen nodig heeft.
- Bij gebouweenheden met een grote warmtevraag (omdat ze matig tot slecht geïsoleerd zijn), weegt de aanwezigheid van elektrische weerstandsverwarming daarom extra zwaar door in de berekening van de energiescore.
- Efficiënte warmtepompen scoren wel goed.
- Warmtepompen halen ook een significant aandeel van de geproduceerde warmte uit de omgeving (= aandeel hernieuwbare energie) halen, naast het elektriciteitsverbruik.
- Hoe meer gekende gegevens er over de warmtepomp zijn (bijvoorbeeld COP), hoe beter de energiescore doorgaans is, omdat er niet moet gerekend worden met veilige aannames.
- Bouwkundige verschillen: verschillen binnen het gebouwcomplex kunnen impact hebben op de energiescore. Appartementen boven een garage die niet werd meegerekend in het beschermde volume, appartementen gelegen onder het dak, met een andere ligging in het gebouw of met een andere oriëntatie en dus zonnewinsten, zullen een andere energiescore hebben.
- Andere kenmerken van beglazing of toestellen binnen de woning.
- Moment van opmaak: de berekeningsmethodiek wijzigt af en toe waardoor er (meestal kleine) verschillen kunnen optreden in de berekening van de energiescore.
- Aanleveren van meer/minder bewijsstukken en uitvoeren van (niet verplicht) destructief onderzoek om bijvoorbeeld de aanwezigheid van isolatie aan te tonen.
Het referentiejaar bouw of renovatie vormt de basis voor de gebruikte defaultwaarden in de berekening van de energiescore. Er wordt aangenomen dat gebouwen vanaf de jaren 70 geïsoleerd worden. Voor een referentiejaar bouw vanaf 1971 zal er dus een defaultwaarde ingerekend worden voor isolatie, ook als deze onbekend is.
Voorbeeld: van een hellend dak zijn er geen gegevens gekend over de opbouw (isolatie en luchtlaag onbekend)
- referentiejaar bouw: onbekend:
- geen isolatie ingerekend
- U-waarde = 5,0 W/m²K
- referentiejaar bouw: 1976
- defaultwaarde isolatie: 30 mm minerale wol
- U-waarde = 1,4762 W/m²K
- referentiejaar bouw: 1995
- defaultwaarde isolatie: 80 mm minerale wol
- U-waarde = 0,671 W/m²K
Het referentiejaar bouw of renovatie heeft dus een grote invloed op de energiescore. Het is dan ook belangrijk dat dit opgezocht of opgevraagd wordt, door u of door de energiedeskundige. Meerdere bronnen zijn mogelijk: notariële akte, Woningpas, e-mail van de gemeente,..
EPC’s die opgemaakt zijn vóór 2019 hebben geen energielabel maar enkel een kengetal (energiescore), uitgedrukt in kWh/m².
Omzettingstabel voor indicatief energielabel
(Scroll links)(Scroll rechts)
Energiescore | Energielabel |
---|---|
kleiner of gelijk aan 0 kWh/(m².jaar) | A+ |
van 1 t.e.m. 100 kWh/(m².jaar) | A |
van 101 t.e.m. 200 kWh/(m².jaar) | B |
van 201 t.e.m. 300 kWh/(m².jaar) | C |
van 301 t.e.m. 400 kWh/(m².jaar) | D |
van 401 t.e.m. 500 kWh/(m².jaar) | E |
groter of gelijk aan 501 kWh/(m².jaar) | F |
Deze tabel geeft slechts een indicatie van het energielabel. Door wijzigingen en verfijningen aan de rekenmethodiek kan het werkelijke energielabel verschillen van het indicatieve label uit deze tabel. Om het correcte energielabel te weten, zal de energiedeskundige een nieuwe berekening moeten maken met de EPC-software.
Sinds 2009 werd de rekenmethodiek meermaals aangepast en verfijnd (2013, 2017, 2019,..). De wijzigingen zijn nodig om de rekenmethodiek te verfijnen en af te stemmen op meerdere regelgevingen.
Afhankelijk van het moment waarop het EPC voor de werken is opgemaakt, zijn er één of meerdere verfijningen aan de rekenmethodiek doorgevoerd. Deze wijzigingen aan de achterliggende berekeningen kunnen mogelijks leiden tot een andere energiescore.
Aanpassingen aan de rekenmethodiek kunnen zowel een positieve als een negatieve impact hebben op de energiescore.
Hieronder worden kort enkele vaak voorkomende invoerparameters opgelijst, waarvan de doorrekening werd gewijzigd.
- Muurtype 2: bestaat niet meer en werd vervangen door muurtype 1 (sinds 2017)
- Hellende daken: onderbreking van de isolatielaag moet worden ingerekend (sinds 2019)
- Ruimteverwarmingsinstallatie
- de definitie van indirect verwarmde ruimte werd herzien en onverwarmde ruimten (niet direct en niet indirect verwarmd) > 6 m² worden berekend met elektrische verwarming. De wijzigingen zijn in overeenstemming met de logica van het warmtetransport en de vaststellingen die tijdens de plaatsbezoeken werden gedaan (sinds 2017);
- de berekening van het opwekkingsrendement van de niet-condenserende ketel werd herzien. De invoer van een kamerthermostaat zorgde tot 2019 voor een lagere ketelwatertemperatuur, ongeacht het geselecteerde type afgiftesysteem. Daarnaast werd de aanwezigheid van de kamerthermostaat ook gevalideerd a.d.h.v. een verbeterd regelrendement. De berekening werd herzien, omdat de kamerthermostaat wel zorgt voor een beter regelrendement maar niet noodzakelijk voor een lagere werkingstemperatuur van de verwarming. De werkingstemperatuur is immers in hoofdzaak afhankelijk van de keuze van het afgiftesysteem (sinds 2019)
- Bij vloeren op volle grond bepalen de diepte en de perimeter nu mee de U-waarde (sinds 2019).
De energiescore van een gebouweenheid kan ook stijgen of dalen als het gebruikte (= beschermde) volume verandert.
Voorbeelden
- Zolder die enkel als bergruimte werd gebruikt, wordt ingericht als kamer.
- Woning wordt uitgebreid met een leefkeuken.
- Hellend dak wordt (extra) geïsoleerd en is beter geïsoleerd dan de zoldervloer.
- Achterbouw wordt afgebroken of bijgebouwd.
Een thuisbatterij heeft een positieve impact op het zelfverbruik van lokaal opgewekte elektriciteit. Dat wil zeggen dat uzelf, als gebouwgebruiker, meer van de lokaal opgewekte energie zal gaan gebruiken. De groene fractie van het elektriciteitsverbruik zal met andere woorden stijgen, wat een positieve impact heeft op de energiefactuur.
Echter, een impact op het EPC en de energiescore is er niet. In het EPC wordt er namelijk reeds van uitgegaan dat alle lokaal opgewekte energie ter plaatse gebruikt wordt. Zo wordt de productie van een PV-installatie integraal in min gebracht bij de berekening van het primaire energieverbruik. Detailinformatie over de berekening vindt u terug in de formulestructuur(PDF bestand opent in nieuw venster).
De aanwezigheid van een thuisbatterij kan wel vermeld worden op het EPC indien u een kandidaat koper of -huurder wenst te informeren over de aanwezigheid van de batterij. Vraag uw energiedeskundige om de aanwezigheid van de thuisbatterij te vermelden in het opmerkingenveld.
De context is zo verschillend, dat de aanpak van het EPC voor niet-residentiële gebouwen niet zomaar over te nemen is voor het EPC van een woning. Bij niet-residentiële gebouwen zien we:
- Meer professionalisering: energiemeters monitoren, plaatsen van submeters, opvolgen van gemeten energiegebruik, … eist voldoende kennis en knowhow.
- Minimale eisen op binnenklimaat: het “KB Arbeidsplaatsen” legt minimale eisen op aan het binnenklimaat voor de werknemers. Er is zo geen risico op energiebesparing via het inboeten op basiscomfort. Bij woningen is de kans wel reëel dat de verwarming lager of zelfs helemaal afgeschakeld zou worden om zo een beter EPC te verkrijgen. Dat is geen toekomstbestendige aanpak.
- Meer installaties en oplossingen op maat, afhankelijk van de toepassing en de noden: niet-residentiële gebouwen zijn moeilijker in een algemene en werkbare theoretische berekeningsmethode te gieten.
- Weinig tot geen lokale bijverwarming op hout, pellets, olie of kolen: een EPC op basis van gemeten energiegebruik kan enkel indien alle gebruikte energie ingerekend wordt. Het is onwerkbaar en weinig betrouwbaar om de hoeveelheid hout of andere (vaste) energiebronnen te monitoren. In het EPC NR is dit dan ook niet toegestaan. Dit is geen probleem aangezien deze technieken bij niet-residentiële gebouwen (quasi) niet voorkomen – in tegenstelling tot residentiële gebouwen.
Om woningen op een eerlijke manier met elkaar te kunnen vergelijken, moet er abstractie gemaakt worden van de bewoners en hun individuele energiegebruik. Het EPC-label moet de ‘hardware’ van de woning weergeven, los van de bewoners. Enkel zo kunnen woningen met elkaar vergeleken worden. Bij werkelijk energiegebruik (het gemeten energiegebruik, opgenomen via de energiemeters) is het onmogelijk te weten wat het effect is van de bewoners en wat het effect is van de woning.
Een gemeten energiegebruik kan laag zijn omdat een gezin van 4 woont in een goed geïsoleerde woning, of omdat de enige bewoner van een slecht geïsoleerde woning bijna nooit thuis is . De informatieve waarde van gemeten energiegebruik is daarom beperkt en vergelijken met andere woningen is zeer moeilijk.
Een laag gemeten energiegebruik wil eveneens niet zeggen dat de woning klaar is voor de toekomst. In een slecht geïsoleerde woning slechts een paar ruimtes verwarmen met een gaskachel is geen toekomstbestendige aanpak. Energetische maatregelen zijn nodig. Is het niet om de energiefactuur te doen dalen, dan wel om het comfort te verhogen en op termijn de plaatsing van een warmtepomp mogelijk te maken. Enkel zo kunnen grote stappen gezet worden naar een fossielvrij en energiezuinig woningenpark.
Meer informatie over het verschil tussen berekend en werkelijk energiegebruik? Zie: EPB en EPC: berekend en werkelijk energiegebruik
Het berekend energiegebruik op het EPC is vaak hoger dan het werkelijk energiegebruik. De berekening veronderstelt dat in elke woning een goed binnencomfort heerst, zoals in nieuwbouwwoningen. In de praktijk zien we dat bewoners van slecht geïsoleerde woningen, om de energiefactuur binnen de perken te kunnen houden, veel minder verwarmen en ventileren dan in beter geïsoleerde nieuwbouwwoningen.
Het is dus mogelijk dat een woning met bijvoorbeeld een EPC-label F soms evenveel energie gebruikt als een woning met een EPC-label C. Dit betekent echter niet dat de woning met een EPC-label F even energie-efficiënt als de woning met een EPC-label C.
Het betekent wél dat de bewoners van de woning met een EPC-label F hun comfort vaak aanpassen om de energiefactuur betaalbaar te houden. Het EPC-label van de woning met een EPC-label F blijft dus tonen dat het om een weinig energie-efficiënte woning gaat, ook al is het werkelijke energiegebruik lager dan het berekende.
Meer informatie over het verschil tussen berekend en werkelijk energiegebruik? Zie: EPB en EPC: berekend en werkelijk energiegebruik