Kiezers kunnen hun stemrecht verliezen door uitsluiting of schorsing. Het verlies van het kiesrecht impliceert ook dat je geen kandidaat kan zijn.
Uitsluiting vindt plaats bij een levenslange ontzetting van het kiesrecht als gevolg van een veroordeling.
Schorsing van het kiesrecht geldt voor bepaalde personen die uitdrukkelijk onbekwaam zijn verklaard volgens specifieke wetten of die door een veroordeling voor een bepaalde duur ontzet zijn van de uitoefening van hun kiesrecht. Volgende personen worden in de uitoefening van het kiesrecht geschorst, zolang de vermelde onbekwaamheid duurt:
- de beschermde personen die met toepassing van artikel 492/1 van het Oud Burgerlijk Wetboek uitdrukkelijk onbekwaam zijn verklaard om hun politieke rechten uit te oefenen. De kiesonbekwaamheid houdt op tegelijk met de beëindiging van de onbekwaamheid, vermeld in artikel 492/4 van het Oud Burgerlijk Wetboek
- de geïnterneerden die krachtens artikel 9, §3, van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering uitdrukkelijk onbekwaam zijn verklaard om hun politieke rechten uit te oefenen. De kiesonbekwaamheid houdt op tegelijk met de definitieve invrijheidstelling van de geïnterneerde
- de personen die door een veroordeling voor een bepaalde duur ontzet zijn van de uitoefening van hun kiesrecht. Bij straffen uitgesproken met uitstel, behoudt men het kiesrecht gedurende de periode van uitstel.