Gedaan met laden. U bevindt zich op: Vrijstelling wegens occasioneel gebruik - voorwaarden - reinigingsvoertuigen - goederenvervoer is geen hoofdactiviteit Vlaamse Belastingdienst

Vrijstelling wegens occasioneel gebruik - voorwaarden - reinigingsvoertuigen - goederenvervoer is geen hoofdactiviteit

Rechtspraak
Rolnummer
22/3074/A
Datum beslissing
11 januari 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
Definitief

Heffing

  • Jaarlijkse verkeersbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.2.6.0.1, §2, 2° VCF
  • art. 2.2.6.0.1, §3 VCF

Samenvatting

De belastingplichtige werpt op dat de aanslag in de verkeersbelasting niet verschuldigd is voor haar vacuümwagen omdat voldaan is aan alle voorwaarden van artikel 2.2.6.0.1 §2, 2° en §3 VCF, zodat de vrijstelling wegens occasioneel gebruik moet worden toegekend.

De rechtbank stelt dat om van deze vrijstelling te kunnen genieten, de belastingplichtige dient te voldoen aan enkele voorwaarden:

  • de vrijstellingen kunnen alleen worden verleend als ze worden aangevraagd voor het begin van het belastbare tijdperk; het moet gaan om motorvoertuigen of samengestelde voertuigen die slechts af en toe op de openbare weg in België rijden;
  • en die worden gebruikt door natuurlijke of rechtspersonen die het goederenvervoer niet als hoofdactiviteit hebben; mits het vervoer dat met deze voertuigen plaatsvindt niet leidt tot concurrentievervalsing; concreet betekent dit bijvoorbeeld dat het niet om bezoldigd goederenvervoer mag gaan.

De vrijstelling wordt slechts toegekend indien alle voorwaarden samen gelijktijdig vervuld zijn.

Aanvullend zijn er nog extra voorwaarden die variëren naargelang het aanslagjaar:

  • aanslagjaren 2019 en 2020: de voertuigen mogen jaarlijks niet meer dan 500 tolkilometers afleggen wat moet zijn geregistreerd door een elektronische registratievoorziening (OBU) (enkel voor voertuigen die een MTM van meer dan 3.500 kg hebben). Als het voertuig in kwestie niet beschikt over een OBU mogen de voertuigen maximaal dertig dagen op de openbare weg worden gebruikt wat wordt bewezen door het bijhouden van een rittenblad.

VLABEL stelde dat vervoer van restproduct door een reinigingsfirma als een hoofdactiviteit moet beschouwd worden, maar de rechtbank komt tot het besluit dat de belastingplichtige wel gerechtigd is op de vrijstelling wegens occasioneel gebruik en de aanslag moet worden ontheven.

De rechtbank doet dat op grond van de overwegingen dat de hoofdactiviteit van de belastingplichtige in de Kruispuntbank van Ondernemingen is “het uitvoeren van alle werk van industriële schoonmaak en reiniging, het reinigen van tanks, het reinigen van schepen en scheepsruimtes, het behandelen van katalysator, het verdelgen van ongedierte;” en dat de enige vervoersactiviteit die de belastingplichtige uitvoert, het afvoeren van restproduct/afval ten gevolge van een industriële reinigingsopdracht is. Het aantal van zulke interventies waarbij restproduct/afval wordt afgevoerd, is gekend, want moet verplicht worden bijgehouden in (afvalstoffen)registers. Op het totaal aantal interventies dat de belastingplichtige uitvoert, betreffen de interventies waarbij er restproduct/afval wordt afgevoerd nog geen 5%.

De rechtbank is bijgevolg van oordeel, dat het goederenvervoer uitgevoerd door de belastingplichtige geen hoofdactiviteit uitmaakt. De vacuümwagen heeft dan ook voldaan aan alle voorwaarden van artikel 2.2.6.0.1§2, 2° en §3 VCF, zodat de vrijstelling wegens occasioneel gebruik moet worden toegekend.