Gedaan met laden. U bevindt zich op: Vrijstelling wegens occasioneel gebruik - voorwaarden - reinigingsvoertuigen - bewijslast Vlaamse Belastingdienst

Vrijstelling wegens occasioneel gebruik - voorwaarden - reinigingsvoertuigen - bewijslast

Rechtspraak
Rolnummer
21/1179/A
Datum beslissing
11 januari 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
Definitief

Heffing

  • Jaarlijkse verkeersbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.2.6.0.1, §2, 2° VCF
  • art. 2.2.6.0.1, §3 VCF

Samenvatting

Eiseres - actief in de industriële reiniging - werpt op dat de aanslagen in de verkeersbelasting niet verschuldigd zijn aangezien de voertuigen waarop de aanslagen betrekking hebben vacuümwagens - vacuümcombiwagens zijn.

De rechtbank merkt op, om van de vrijstelling wegens occasioneel gebruik te kunnen genieten, dat de belastingplichtige dient te voldoen aan enkele voorwaarden:

  • de vrijstellingen kunnen alleen worden verleend als ze worden aangevraagd voor het begin van het belastbare tijdperk; het moet gaan om motorvoertuigen of samengestelde voertuigen die slechts af en toe op de openbare weg in België rijden;
  • en die worden gebruikt door natuurlijke of rechtspersonen die het goederenvervoer niet als hoofdactiviteit hebben; mits het vervoer dat met deze voertuigen plaatsvindt niet leidt tot concurrentievervalsing; concreet betekent dit bijvoorbeeld dat het niet om bezoldigd goederenvervoer mag gaan.

De vrijstelling wordt slechts toegekend indien alle voorwaarden samen gelijktijdig vervuld zijn.

Aanvullend zijn er nog extra voorwaarden die variëren naargelang het aanslagjaar:

  • aanslagjaar 2018: het voertuig in kwestie mag maximaal dertig dagen op de openbare weg worden gebruikt wat moet worden bewezen door het bijhouden van een rittenblad;
  • aanslagjaren 2019 en 2020: de voertuigen mogen jaarlijks niet meer dan 500 tolkilometers afleggen wat moet zijn geregistreerd door een elektronische registratievoorziening (OBU) (enkel voor voertuigen die een MTM van meer dan 3.500 kg hebben). Als het voertuig in kwestie niet beschikt over een OBU mogen de voertuigen maximaal dertig dagen op de openbare weg worden gebruikt wat wordt bewezen door het bijhouden van een rittenblad.

Voor wat betreft aanslagjaar 2018:

De rechtbank stelt vast dat eiseres de rittenbladen heeft aangevraagd in november 2017 dus voor het begin van het belastbaar tijdperk 2018. Zij voegt bij wijze van voorbeeld de ingediende aanvragen van rittenbladen toe voor 6 voertuigen die in het geschil zijn betrokken. De rechtbank stelt in dit verband vast dat voor de zes door eiseres vermelde nummerplaten inderdaad een rittenblad werd aangevraagd eind 2017, maar dat eiseres daar zélf is op teruggekomen op basis van de stukken van VLABEL.

Hieruit besluit de rechtbank dat eiseres de verkeersbelasting voor het aanslagjaar 2018 wilde betalen voor deze zes nummerplaten. Verder besluit de rechtbank inzake de resterende nummerplaten waarvoor vrijstelling wordt gevraagd dat geen afdoende bewijs is voorgelegd van de voorafgaande aanvraag. De gevorderde vrijstelling voor de 26 wagens voor aanslagjaar 2018 werd dan ook terecht afgewezen, des te meer daar eiseres niet afdoende aantoont dat de betreffende voertuigen maximaal dertig dagen op de openbare weg worden gebruikt hetgeen bewezen dient te worden door het bijhouden van een rittenblad. De grief van eiseres inzake de vrijstelling wegens occasioneel gebruik betreffende de voertuigen in het aanslagjaar 2018 is ongegrond.

Voor wat betreft aanslagjaren 2019 en 2020:

De rechtbank stelt vast dat eiseres beweert dat voor 38 van de 40 betrokken voertuigen zou zijn voldaan aan de voorwaarden van de gevraagde vrijstelling. Partijen betwisten dus niet dat al zeker twee voertuigen niet voldeden aan de voorwaarden van de vrijstelling wegens occasioneel gebruik. Verder stelt de rechtbank vast dat de aanvraag voor het begin van het belastbaar tijdperk voor de betreffende aanslagjaren 2019 en 2020 niet is gebeurd. Voor het aanslagjaar 2020 werd enkel een “aanvraag van een vrijstelling van de kilometerheffing of melding van een niet-belastbaar voertuig” ingediend. Op het document heeft eiseres geen melding gemaakt dat zij een aanvraag tot vrijstelling van de verkeersbelasting wegens occasioneel gebruik wenste in te dienen. De rechtbank dient in dit verband op te merken dat eiseres bij ontvangst van de beslissing hierover ook geen opmerking heeft gemaakt. De zienswijze dat het formulier “aanvraag tot vrijstelling van de verkeersbelasting wegens occasioneel gebruik” niet beschikbaar zou zijn geweest op de website is een loutere bewering, die zelfs niet wordt gestaafd door een begin van bewijs.

De rechtbank is van oordeel, dat eiseres bij gebrek aan de ‘aanvraag tot vrijstelling van de verkeersbelasting wegens occasioneel gebruik’, evenmin aantoont dat de voertuigen maximaal 500 tolkilometers hebben afgelegd per kalenderjaar zoals geregistreerd door de elektronische registratievoorziening (OBU). De bewijslast ligt wel degelijk bij eiseres, tenzij zij een aanvraag voor vrijstelling heeft ingediend waardoor de bewijslast wordt omgekeerd én zodoende op de administratie rust. De grief van eiseres inzake de vrijstelling wegens occasioneel gebruik betreffende de voertuigen in het aanslagjaar 2019 en 2020 is ongegrond.

De rechtbank besluit dat VLABEL terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet kan genieten van de ontheffing inzake de verkeersbelasting voor de aanslagjaren 2018, 2019 en 2020, aangezien zij geen bewijs voorlegt dat de voertuigen voldoen aan de voorwaarden wegens occasioneel gebruik.