Verzuim levensverzekering - geen fout notaris maar fout verzekeringsmaatschappij - kwijtschelding van de aangerekende boete verzuim art. 3.18.0.0.7 VCF wegens afwezigheid van fout
- Rolnummer
- 2020/AR/834
- Datum beslissing
- 27 april 2021
- Publicatiedatum
- 27 april 2021
- Rechtbank
- Hof van Beroep te Gent
- Status
- Definitief
Beschrijving
Samenvatting
Dhr. L. is overleden op 17 maart 2018. Zijn neven en nichten werden bij notarieel testament aangesteld als algemene legatarissen. Bij e-mail stelde Vlabel de aangestelde notaris ervan in kennis dat het aangegeven vermogen niet overeenstemt met de gegevens waarover de administratie beschikt. Uit de fiscale lijst 201 van de bankinstelling blijken enkele levensverzekeringscontracten ten gunste van de nalatenschap die niet werden aangegeven. Vlabel kondigde aan dat een belastingverhoging van 20% verschuldigd was in toepassing van art. 3.18.0.0.7 VCF. De erfgenamen waren niet akkoord met de opgelegde belastingverhoging.
Art. 3.18.0.0.7, eerste lid, VCF bepaalt:
“De erfgenaam, legataris of begiftigde die niet alle goederen heeft aangegeven overeenkomstig de bepalingen van art. 3.3.1.0.8., betaalt een belastingverhoging die gelijk is aan 20% van de daardoor verschuldigde aanvullende rechten.”
Art. 3.18.0.0.16 VCF bepaalt het volgende:
“De leidend ambtenaar van de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan kwijtschelding of vermindering van de administratieve geldboetes of van de belastingverhogingen, vermeld in dit hoofdstuk, verlenen, als de betrokken partij bewijst niet in fout te zijn.”
Het begrip “niet in fout zijn” is niet gelijk te stellen met het bewijzen van overmacht. Waar overmacht volgens het gemeen recht slechts kan voortvloeien uit een gebeurtenis die onafhankelijk is van de menselijke wil en die de betrokkene niet heeft kunnen voorzien of afwenden, volstaat voor het bewijs van afwezigheid van fout dat de erfgenamen naar redelijkheid al het mogelijke gedaan hebben en hen geen nalatigheid of een gebrek aan voorzorg kan worden verweten.
De erfgenamen waren neven en nichten van de erflater, sommigen onder hen van de kant van de vooroverleden echtgenote van de erflater en dus schoonfamilie. Dit objectief gegeven van de niet directe verwantschapsband maakt op zich de stelling van de erfgenamen aannemelijk dat ze niet vertrouwd waren met of betrokken bij het beheer van het vermogen van de erflater. De erfgenamen lieten zich voor de indiening van de aangifte van nalatenschap bijstaan door een deskundige, namelijk notaris D., zijnde de opvolgster van wijlen ere-notaris D. die het notarieel testament van de erflater verleed. Tegen die achtergrond hebben de erfgenamen zich niet louter laten bijstaan door een deskundige, maar bovendien door een notaris bij de wie de erflater klant was. De erfgenamen hebben er terecht mogen op vertrouwen dat de nalatenschap op een correcte wijze zou worden behandeld. De erfgenamen dachten aanvankelijk dat er zich een nalatigheid had voorgedaan op het kantoor van de notaris. In die feitenconstellatie kan de beoordeling van Vlabel en de eerste rechter gevolgd worden. De erfgenamen zouden zich niet kunnen verschuilen achter een nalatigheid van de notaris. Die nalatigheid zou dan moeten aangemerkt worden als een fout die begaan was door de lasthebber en hen wel toerekenbaar zou zijn. De erfgenamen bewijzen nu echter dat dit niet de juiste voorstelling is van de feiten. De notaris heeft op een correcte manier de informatie bij de banken opgevraagd. Er was voor de notaris en voor de erfgenamen geen enkele reden om te twijfelen aan de informatie die hen via tussenkomst van de notaris door de banken/maatschappijen werd verstrekt. De lijst die de notaris ontving maakt geen melding van het bestaan van verzekeringscontracten. De erfgenamen hebben via de notaris het nodige gedaan om het mogelijk te maken om de nodige informatie te verkrijgen. Ze zijn niet tekort geschoten in hun opzoekingswerk om de nodige informatie te verkrijgen. De erfgenamen tonen aan dat zij, noch de aangestelde notaris, op de hoogte waren van het bestaan van de levensverzekeringen. De niet-aangifte van de levensverzekeringspolis kan in de situatie waarin de erfgenamen het nodige hebben gedaan en dat voldoende aannemelijk gemaakt wordt dat de verzekeringen niet door de bevraagde maatschappij werden meegedeeld, niet als een foutief verzuim worden aangemerkt. De erfgenamen kan geen fout worden verweten wanneer de verzekeringsmaatschappij heeft nagelaten de notaris en de erfgenamen te informeren over het bestaan van een levensverzekeringsovereenkomst. De erfgenamen bewijzen dat ze niet in fout zijn waardoor op grond van art. 3.18.0.0.16 VCF geen boete diende te worden opgelegd. De boete dient dan ook te worden kwijtgescholden.
Heffing
- Erfbelasting
Wettelijke basis
- art. 3.18.0.0.16. VCF
- art. 3.18.0.0.7. VCF