Verzoekschrift onontvankelijk wegens gebrek aan vermelding kohierartikelen en bezwaarbeslissing
- Rolnummer
- 22/1306/A
- Datum beslissing
- 15 januari 2024
- Publicatiedatum
- 11 maart 2024
- Rechtbank
- Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
- Status
- Definitief
Heffing
- Procedure
Wettelijke basis
- art. 1385undecies Gerechtelijk Wetboek
- art. 1034ter Gerechtelijk Wetboek
Samenvatting
Op 16 maart 2019 overlijdt erflater en laat 4 erfgenamen na (moeder, vader en twee broers).
Naar aanleiding van dit overlijden werd door de ongevallenverzekering (groepsverzekering via de werkgever) een overlijdenskapitaal uitgekeerd.
Op 14 juli 2019 dienen belastingplichtigen gezamenlijk een aangifte in. In de aangifte werd het uitgekeerde bedrag van de groepsverzekering onder ‘fictiebepalingen’ opgenomen en werd een voorbehoud geformuleerd:
- om bijkomend passief te kunnen aangeven inzake personenbelasting die verschuldigd was door de ouders van erflater op de uitkering in het kader van de ongevallenverzekering teneinde ambtshalve ontheffing te krijgen
- de begunstigden behouden zich aldus het recht voor het artikel 2.7.3.4.1 VCF in te roepen daar het onmogelijk is de personenbelasting voor het jaar 2019 (aanslagjaar 2020) reeds te kennen.
Op 7 februari 2020 werden de aanslagbiljetten verstuurd.
Op 22 juni 2021 ontvangen de ouders van de erflater een aanslagbiljet in de personenbelasting. De verschuldigde personenbelasting op de uitkering van de ongevallenverzekering is op dit ogenblik dus gekend.
Op 30 november 2021 werd een bijvoeglijke aangifte werd ingediend.
Vlabel heeft deze aangifte gekwalificeerd als een tijdig ingediend bezwaarschrift en als dusdanig onderzocht.
Op 24 februari 2022 werd het bezwaarschrift afgewezen.
Op 23 mei 2022 dienen belastingplichtigen een verzoekschrift in bij de rechtbank.
Vlabel werpt op in de besluiten dat het verzoekschrift zowel naar vorm als naar inhoud onontvankelijk is. Het verzoekschrift voldoet bijgevolg niet aan de op straffe van nietigheid voorgeschreven vereisten van artikel 1034ter Gerechtelijk Wetboek en is derhalve nietig. Belastingplichtigen betwisten dit.
De belastingplichtige kan een procedure over de toepassing van de belastingwetten instellen door middel van een verzoekschrift op tegenspraak. De artikelen 1034bis tot 1034sexies van het Gerechtelijk Wetboek zijn hier van toepassing, met uitzondering van artikel 1034, 3° en artikel 1034quater.
Op straffe van nietigheid voegt de belastingplichtige bij elk exemplaar van het verzoekschrift een afschrift van de bestreden beslissing (cf. artikel 1085decies van het Gerechtelijk Wetboek).
De rechtbank kan een proceshandeling enkel nietig verklaren als de wet de nietigheid ervan bepaalt (artikel 860 van het Gerechtelijk Wetboek).
Een proceshandeling (zoals het indienen van een verzoekschrift) kan alleen dan nietig verklaard worden als het aangeklaagde verzuim of de aangeklaagde onregelmatigheid de belangen schaadt van de partij die de exceptie opwerpt (artikel 861 van het Gerechtelijk Wetboek). Dat veronderstelt dat de partij die de exceptie opwerpt door het verzuim of de onregelmatigheid haar rechten in het geding redelijkerwijze niet of niet volledig heeft kunnen laten gelden binnen de normale procesgang (Cass. 8 september 2008, C.06.0497.N/7, www.cass.be).
De rechtbank stelt dat belastingplichtigen in hun verzoekschrift de nummers van de kohierartikelen niet vermelden waarop het voorliggend geschil betrekking heeft. Nu bovendien de belastingplichtigen de bestreden beslissing niet aan hun verzoekschrift hebben gehecht is Vlabel wel degelijk geschaad in haar belangen. Zij weet immers niet tegen welke middelen zij zich dient te verweren. Des te meer daar de betwiste aanslagen niet zijn opgenomen in de bijlagen.
De rechtbank is van oordeel dat Vlabel wel degelijk afdoende aantoont in welke mate haar belangen daardoor zijn geschaad. In casu zijn de hierboven genoemde gebreken van die aard dat zij leiden tot de nietigheid van het verzoekschrift.
De rechtbank besluit dat het verzoekschrift nietig is.