Verhuur is geen leasing - NACE-code niet doorslaggevend
- Rolnummer
- 2022/AR/1654
- Datum beslissing
- 12 maart 2024
- Publicatiedatum
- 25 maart 2024
- Rechtbank
- Hof van Beroep te Gent
- Status
- Voorlopig
Heffing
- Belasting op de inverkeerstelling
Wettelijke basis
- art. 2.3.4.2.1. VCF
- art. 2.3.4.1.1 VCF
Samenvatting
De betwisting betreft aanslagen inzake de belasting op de inverkeerstelling.
De vennootschap stelde dat zij enkel doet aan verhuur van personen- en vrachtwagens en niet aan leasing. Ten gevolge daarvan zouden de aanslagen niet berekend moeten worden op basis van het vermogen van de motor, maar op basis van de milieukenmerken van de betrokken voertuigen.
Op grond van artikel 2.3.4.1.1. VCF worden de wegvoertuigen die worden geacht in het verkeer te zijn gesteld door vennootschappen, autonome overheidsbedrijven of vzw’s met leasingactiviteiten, uitgesloten van de berekening van de belasting op basis van milieukenmerken (zoals uitgewerkt in de artikelen 2.3.4.1.2 tot en met 2.3.4.1.7 VCF). Voor die belastingplichtigen wordt de belasting vastgesteld op basis van het vermogen van de motor, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 2.3.4.2.1 VCF.
De betwisting tussen de partijen is te herleiden tot de vraag of de vennootschap al dan niet een vennootschap met leasingactiviteiten betreft in de zin van artikel 2.3.4.1.1 VCF, kwalificatie die determinerend is voor het bepalen van de grondslag en de berekeningswijze van de belasting op de inverkeerstelling.
De decreetgever heeft in de VCF niet gedefinieerd wat precies onder leasingactiviteiten moet worden begrepen. In een bijlage bij het verslag namens de commissie bij het ontwerp van Bijzondere Wet van 13 juli 2001 worden leasingactiviteiten voor de toepassing van de verkeersbelasting en de belasting op de inverkeerstelling gedefinieerd als ‘de gebruiksrechten op voertuigen die door een onderneming op grond van een leasingovereenkomst worden verleend aan een gebruiker’. Wat moet verstaan worden onder een leasingovereenkomst, wordt niet nader omschreven.
Leasingovereenkomsten zijn in het Belgisch burgerlijk recht onbenoemde overeenkomsten die onder vele gedaanten bestaan. De twee basisvormen van leasing zijn financiële leasing en operationele leasing.
Anders dan VLABEL, daarin gevolgd door de eerste rechter, voorhoudt, kan niet aangenomen worden dat het begrip leasingactiviteiten in de zin van artikel 2.3.4.1.1 VCF ook betrekking heeft op huurovereenkomsten die geen leasingovereenkomsten uitmaken. De VCF is op dat punt duidelijk en behoeft geen verdere interpretatie. Mocht de bijzondere wetgever ook (soortgelijke, maar) andere dan leasingactiviteiten hebben willen betrekken in het voorbehoud van een intergewestelijk samenwerkingsakkoord, dan zou hij dergelijk voorbehoud uitdrukkelijk geformuleerd hebben. Minstens zou hij bij het definiëren van leasingactiviteiten in de bijlage bij het verslag namens de commissie bij het ontwerp van Bijzondere Wet van 13 juli 2001, een ruimere definitie voorzien hebben dan louter te verwijzen naar ‘leasingovereenkomsten’. Dat een extensieve interpretatie mogelijkerwijs het doel om intergewestelijke fiscale concurrentie te vermijden, beter gediend zou hebben, zoals VLABEL voorhoudt, doet hieraan geen afbreuk. Ook de eenmalige verwijzing naar de term ‘verhuur’ in de parlementaire voorbereiding bij de Bijzondere Wet van 13 juli 2001 is niet van aard de zienswijze van het hof te veranderen, mede gelet op het feit dat de term gebruikt werd in een toelichting die ertoe strekte om te omschrijven waarom een voorbehoud in artikel 4, §3 van de Bijzondere Wet van 16 januari 1989 werd ingeschreven en niet om de draagwijdte van het begrip leasingactiviteiten te duiden. De ruime interpretatie die VLABEL voorstaat, is niet wetsconform.
Op basis van de registratie van de belastingplichtige in het KBO-register kon VLABEL vermoeden dat de vennootschap leasingactiviteiten uitoefende in de zin van artikel 2.3.4.1.1 VCF en meer bepaald activiteiten van operationele leasing. De belastingplichtige brengt in graad van beroep (anders dan in eerste aanleg) evenwel voldoende elementen en stavingsstukken bij die het (wankele, door een enkel feit ondersteunde) vermoeden van VLABEL ontkrachten.
Uit de jaarrekeningen van de vennootschap blijkt dat zij geen ‘leasing en soortgelijke rechten op rollend materieel’ activeert onder haar materieel vast actief en geen ‘leasingschulden en soortgelijke rechten’ vermeldt onder haar passiva. Enige aanwijzing dat de vennootschap daadwerkelijk een activiteit van financiële leasing zou uitoefenen waarbij zij voertuigen in het kader van een financieringsoperatie ter beschikking stelt van een leasingnemer, ontbreekt volkomen.
Wat betreft de activiteit van operationele leasing is de door bewijskrachtige stukken gestaafde toelichting van de vennootschap omtrent haar daadwerkelijke activiteiten, van aard het feitelijke vermoeden van VLABEL dat louter gebaseerd is op de NACE-code 77.110 aangevuld met de vermelding op een webstek dat de vennootschap een ‘leasemaatschappij’ is, te ontkrachten. In dat verband kan erop gewezen worden dat de registratie van de vennootschap in het KBO-register voor een activiteit van “verhuur en lease van personenauto’s en lichte bestelwagens (< 3,5 ton)” onder klasse 77.110 als dusdanig geen rechtsgevolgen ressorteert voor de toepassing van de BIV.
Uit de subklassen blijkt dat de NACE-BEL activiteitennomenclatuur zelf ook het onderscheid maakt tussen verhuur op korte termijn enerzijds en operationele leasing anderzijds. Waar de klasse 77.110 de overkoepelende klasse van ‘verhuur en lease’ omvat, is het dus niet tegenstrijdig dat de vennootschap tot deze klasse behoort, en specifiek voor wat betreft de personenvoertuigen die zij voor korte termijn aankoopt en verhuurt en waarvoor zij systematisch de BIV verschuldigd is, klaarblijkelijk behoort tot de subklasse 77.11001. In zoverre VLABEL voorhoudt dat de vennootschap, om aanspraak te kunnen maken op een berekening van de BIV op basis van milieukenmerken, moet aantonen dat de informatie opgenomen onder NACEBEL-code 77.110 onjuist zou zijn, miskent zij het feit dat deze code zowel huur als operationele leasing dekt en dat de vennootschap niet noodzakelijk beide activiteiten uitoefent/moet uitoefenen.
Bijgevolg heeft VLABEL ten onrechte de vennootschap voor wat betreft de bestreden aanslagen beschouwd als een vennootschap met leasingactiviteiten in de zin van artikel 2.3.4.1.1 VCF en heeft VLABEL ten onrechte de BIV vastgesteld op basis van het vermogen van de motor van de belaste voertuigen in toepassing van artikel 2.3.4.2.1 VCF.