Verdeelrecht – Algemeen vast recht – Vereffening éénpersoons-BVBA – Toebedeling onroerend goed in onverdeeldheid met EBVBA
- Rolnummer
- 16/4775/A (waarbij zaak AR 17/2777/A werd gevoegd)
- Datum beslissing
- 1 juni 2018
- Publicatiedatum
- 1 juni 2018
- Rechtbank
- Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
- Status
- Definitief
Beschrijving
Samenvatting
De belastingplichtige is enige vennoot van de EBVBA X en bezit samen met zijn EBVBA enkele onroerende goederen in onverdeeldheid. In 2013 wordt de EBVBA X notarieel ontbonden en vereffend. Ingevolge de vereffening wordt het aandeel van de EBVBA X in deze onroerende goederen toebedeeld aan de enige vennoot, zodat hij beschikt over de volle eigendom ervan.
De toebedeling van het aandeel in de onroerende goederen aan de enige vennoot werd onderworpen aan het verdeelrecht o.g.v. art. 109 W.Reg. (thans art. 2.10.1.0.1 juncto art. 2.10.4.0.1 VCF).
De belastingplichtige is evenwel van oordeel dat hij voldoet aan de voorwaarden van art. 129, 3e lid, 2° W.Reg. (thans art. 2.10.1.0.4, 2e lid, 2° VCF), en dat deze bepaling als lex specialis voorrang heeft op de artikelen 2.10.1.0.1 en 2.10.4.0.1 VCF, zodat enkel het algemeen vast recht verschuldigd is.
De rechtbank volgt het standpunt van de belastingplichtige en oordeelt dat art. 129, 3e lid, 2° W.Reg. als lex specialis voorrang heeft op de toepassing van art. 109 W.Reg. De rechtbank is van oordeel dat de toebedeling van een onroerend goed aan haar enige vennoot ingevolge de vereffening van de vennootschap noch translatief noch declaratief is, en bijgevolg ingevolge een louter rechtsfeit plaats vindt zodat enkel het algemeen vast recht verschuldigd is.
Dat het onroerend goed in mede-eigendom werd aangekocht doet aan voormelde burgerrechtelijke principes geen afbreuk.
Heffing
- Verdeelrecht
Wettelijke basis
- art. 2.10.1.0.4. VCF