Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 24067 - Beding van aanwas - effectenportefeuille Vlaamse Belastingdienst

VB 24067 - Beding van aanwas - effectenportefeuille

Voorafgaande beslissing
Nummer
24067
Datum beslissing
12 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te krijgen dat het voorgelegd beding van aanwas tussen de heer X en mevrouw Y rechtsgeldig is en kwalificeert als een contract onder bezwarende titel (kanscontract) en dat – indien de overeenkomst in België zou worden geregistreerd de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1. §2 VCF niet van toepassing zullen zijn (op zich en in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF) en er derhalve geen schenkbelasting zal verschuldigd zijn, alsook dat de artikelen 2.7.1.0.3 3° VCF, 2.7.1.0.5 VCF op zich en in combinatie met art. 3.17.0.0.2. VCF niet van toepassing zullen zijn bij het overlijden van een partij zodat er geen erfbelasting verschuldigd zal zijn.

2. De aanvragers verzoeken uitdrukkelijk, overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §4, lid 1 VCF, dat, gelet op het voorwerp van de aanvraag, de termijn waarvoor de beslissing wordt getroffen langer zal zijn dan vijf jaar. Meer bepaald verzoeken zij om een geldigheidsduur van de afgeleverde beslissing tot en met het overlijden van één van hen beiden.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

3. De aanvraag wordt ingediend door de heer […], advocaat, geboren te […] op xx.xx.1969, wonende te […], in naam van zijn cliënten, namelijk:

3.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.1949, houder van een Belgische identiteitskaart met rijksregisternummer […];

Hierna genoemd Partij 1;

3.2. Mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1963, houder van een Belgische identiteitskaart met rijksregisternummer […].

Hierna genoemd Partij 2;

De heer X en mevrouw Y worden hierna afzonderlijk ook genoemd “Partij” en samen de “Partijen”.

4. De heer X en mevrouw Y zijn gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen blijkens akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.1998.

5. De heer X heeft twee kinderen uit een vorig huwelijk.

6. Mevrouw Y heeft geen kinderen.

7. De heer X en mevrouw Y hebben hun fiscale woonplaats sinds meer dan vijf jaar in het Vlaamse Gewest.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

8. De Partijen beschikken elk over de onverdeelde helft van een effectenportefeuille gehouden bij […] met ondernemingsnummer […] met nummer […] (hierna genoemd de “effectenportefeuille”).

De Partijen kiezen bewust voor dergelijke wederzijdse overeenkomst die hen beiden bindt en bijgevolg niet eenzijdig kan worden opgezegd. Het beding van aanwas bindt hen bovendien voor onbepaalde duur en vervult zowel de doelstelling van de financiële bescherming van de langstlevende partij, als deze van een gezamenlijk handelen.

Dit doel kan niet bereikt worden met een schenking of testament aangezien deze eenzijdige (en voor wat het testament betreft eenzijdig herroepbare) rechtshandelingen betreffen en bovendien niet beletten dat de kinderen van de heer X hun reservatair deel zouden opeisen.

Het beding van aanwas zal als volgt luiden:

PARTIJEN VERKLAREN HET NAVOLGENDE:

- dat zij, gelet op hun affectieve relatie, in een regeling wensen te voorzien voor het ogenblik waarop een van hen komt te overlijden en hierbij de langstlevende burgerrechtelijk volledig veilig wensen te stellen en het in het beding van aanwas betrokken vermogen buiten de vereffening-verdeling van het huwelijksvermogens-stelsel en de nalatenschap wensen te houden;

- dat zij verder wensen te vermijden dat de ene partij onafhankelijk van de andere partij de betrokken roerende goederen eenzijdig zou kunnen vervreemden;

- dat zij met voormelde doelen voor ogen wensen elkaar zoveel als mogelijk te beschermen;

- dat zij aldus in onderhavige akte overeenkomen om bepaalde goederen aan een beding van aanwas te onderwerpen en dit beding van aanwas wensen vast te leggen op de wijze zoals hierna omschreven.

BEDING VAN AANWAS:

Artikel 1. Bekwaamheid en bevoegdheid

De Partijen bevestigen dat zij bekwaam en bevoegd zijn om een beding van aanwas te sluiten met betrekking tot het roerend goed dat wordt vermeld in artikel 2.

Artikel 2. Voorwerp

Partij 1 is volle eigenaar van de onverdeelde helft van het hierna vermeld roerend goed, behorende tot zijn eigen vermogen, die hij aan het beding van aanwas onderwerpt:

→ De effectenportefeuille met nummer […] gehouden bij […] met ondernemingsnummer […];

Hierna genoemd het “Voorwerp A”.

Partij 2 is volle eigenaar van de onverdeelde helft van het hierna vermeld roerend goed, behorende tot haar eigen vermogen, die zij aan het beding van aanwas onderwerpt:

→ De effectenportefeuille met nummer […] gehouden bij […]met ondernemingsnummer […]

Hierna genoemd het “Voorwerp B”.

Het Voorwerp A en het Voorwerp B worden hierna samen aangeduid als het “Voorwerp”.

Artikel 3. Beding van aanwas

De Partijen komen overeen dat, bij het overlijden van de eerststervende onder hen en zonder terugwerkende kracht, de volle eigendom van het aandeel van de eerststervende in het hiervoor beschreven Voorwerp zal aanwassen bij het aandeel toebehorende aan de langstlevende onder hen.

Deze aanwas is tussen Partijen overeengekomen ten titel van kanscontract, en dus ten bezwarende titel.

Aldus staat Partij 1 zijn aandeel in het Voorwerp in volle eigendom en ten bezwarende titel af aan Partij 2, onder opschortende voorwaarde van zijn vooroverlijden. Als tegenprestatie voor deze afstand verkrijgt Partij 1 een gelijke kans om het aandeel van Partij 2 in volle eigendom te verwerven, indien hij het langst leeft.

Hetzelfde geldt voor Partij 2. Partij 2 staat haar aandeel in het Voorwerp in volle eigendom en ten bezwarende titel af aan Partij 1, onder opschortende voorwaarde van haar vooroverlijden. Als tegenprestatie voor deze afstand verkrijgt Partij 2 een gelijke kans om het aandeel van Partij 1 in volle eigendom te verwerven, indien zij het langst leeft.

Artikel 4. Vruchten, inkomsten en meerwaarden

Partijen komen overeen dat het beding van aanwas ook betrekking heeft op alle vruchten, inkomsten en meerwaarden die het Voorwerp gedurende de periode dat het aan het beding van aanwas is onderworpen genereert, alsook op alle goederen die in de plaats treden van het Voorwerp en/of de vruchten, inkomsten en meerwaarden ervan ingevolge zaakvervanging.

Artikel 5. Zaakvervanging - belegging - wederbelegging

In zoverre er voor het Voorwerp door zaakvervanging andere rechten of goederen in de plaats komen, wordt het beding van aanwas onder dezelfde voorwaarden en modaliteiten verdergezet t.o.v. deze goederen.

Telkens wanneer zaakvervanging optreedt, zullen de Partijen dit schriftelijk bevestigen. Deze schriftelijke bevestiging is niet nodig voor zaakvervanging binnen een feitelijke universaliteit. Indien er binnen deze feitelijke universaliteit zaakvervanging optreedt, dan maken de nieuwe goederen, die door de zaakvervanging worden verkregen, ook integraal deel uit van het beding van aanwas. De bepalingen van deze overeenkomst zijn er dan automatisch op van toepassing.

Onder zaakvervanging wordt in het algemeen begrepen:

a) de zakenrechtelijke subrogatie, de belegging en de wederbelegging, de vermogensverwisseling en -vervanging in de meest ruime zin van het woord. Daartoe horen niet alleen de interne zaakvervanging (binnen een feitelijke of juridische algemeenheid van goederen), maar eveneens de externe zaakvervanging (vervanging van een niet-vervangbaar goed door een ander al dan niet-vervangbaar goed; al dan niet met dezelfde functie of bestemming in het vermogen), niet alleen de rechtstreekse zaakvervanging (de zaakvervanging in de strikte zin van het woord, zoals onder meer de ruiling), maar ook de onrechtstreekse zaakvervanging (vervreemding van een goed en herbelegging van de opbrengst ervan bij de verkrijging van een nieuw goed);

b) zaakvervanging speelt ten aanzien van het Voorwerp waarop deze overeenkomst betrekking heeft. Daaronder vallen ook de vruchten, inkomsten en de gerealiseerde meerwaarden.

Verrichtingen die leiden tot zaakvervanging m.b.t. het Voorwerp zijn slechts mogelijk mits akkoord van beide Partijen.

Partijen dienen jaarlijks een overzicht/een beschrijving op te maken van het in het kanscontract betrokken vermogen en van het vermogen dat hiervoor door zaakvervanging in de plaats komt.

Artikel 6. Overeenkomst ten bezwarende titel

De Partijen staan de bedingen van deze overeenkomst wederkerig toe. Beide Partijen schatten hun levensverwachting gelijk in, rekening houdend met hun geslacht, leeftijd en gezondheidstoestand.

Mede gelet op het feit dat beide Partijen hun kans op overleven gelijk inschatten en elk aandeel van beiden in het Voorwerp van deze overeenkomst gelijk is, is deze overeenkomst ten bezwarende titel.

Bovendien blijkt uit volgende medische attesten dat de Partijen in goede gezondheid verkeren, van welke attesten een kopie aan deze overeenkomst wordt toegevoegd:

a. de dato xx.xx.2024, na een medisch onderzoek, opgemaakt door dokter […]te […] voor wat betreft de heer X;

b. de dato xx.xx.2024, na een medisch onderzoek, opgemaakt door dokter […] te […] voor wat betreft mevrouw Y.

Artikel 7. Overeenkomst onder bijzondere titel

De Partijen sluiten deze overeenkomst onder bijzondere titel. Het bijzondere karakter volgt uit de nauwkeurige aanduiding van het Voorwerp onder artikel 2 waarop deze overeenkomst slaat.

Artikel 8. Beheers- en beschikkingsbevoegdheid

Partijen komen overeen dat, zolang onderhavige overeenkomst van aanwas geldt en zij beiden in leven zijn, zij noch het Voorwerp, noch hun aandeel in het Voorwerp mogen vervreemden, in pand geven, ruilen, onderwerpen aan een optiebeding, schenken, inbrengen in een vennootschap, in betaling geven of met andere zakelijke rechten bezwaren, behoudens met uitdrukkelijke goedkeuring van beide Partijen.

Alle beslissingen met betrekking tot het beheer van en de beschikking over het Voorwerp in de ruimst mogelijke zin, dienen met uitdrukkelijke toestemming van beide Partijen te worden genomen.

Artikel 9. Rechten erfgenamen eerststervende

De langstlevende Partij in wiens voordeel de aanwas tot stand komt, zal aan de erfgenamen of rechtsopvolgers van de eerststervende Partij geen enkele vergoeding verschuldigd zijn ingevolge huidige overeenkomst, daar dit een kanscontract ten bezwarende titel is.

Artikel 10. Duur

Deze overeenkomst is tussen Partijen afgesloten voor een periode van vijf jaar vanaf heden, en wordt automatisch verlengd voor opeenvolgende periodes van vijf jaar, tenzij één van de Partijen zijn wil te kennen heeft gegeven aan de andere Partij om de overeenkomst te beëindigen bij aangetekend schrijven, te verzenden ten minste drie maanden vóór het verstrijken van de lopende vijfjarige periode.

Partijen hebben het recht om het aanwasbeding op te zeggen indien zij gedurende meer dan zes maanden feitelijk gescheiden leven.

Artikel 11. Nietigheid

Een eventuele nietigheid van een bepaling van dit beding van aanwas betreft enkel die specifieke bepaling, die in dat geval voor niet-geschreven moet worden gehouden, maar kan, volgens de uitdrukkelijke wil van Partijen, niet de nietigheid van het volledige beding van aanwas tot gevolg hebben.

Artikel 12. Rechtskeuze

Partijen komen uitdrukkelijk overeen dat op onderhavige overeenkomst uitsluitend het Belgische recht van toepassing is en dat gebeurlijke betwistingen inzake deze overeenkomst dienen te worden beslecht voor Belgische rechtbanken.

III. Motivering van de aanvraag

9. De echtgenoten zijn van mening dat zij een overeenkomst ten bezwarende titel hebben ondertekend in de vorm van een beding van aanwas. Om die reden vragen zij – samengevat - enerzijds dat het beding van aanwas geen aanleiding geeft tot de heffing van schenkbelasting, indien de overeenkomst om enige reden zou worden geregistreerd in België. Anderzijds vragen zij dat er bij de uitwerking van het beding van aanwas geen erfbelasting verschuldigd is en dat de overeenkomst geen fiscaal misbruik inhoudt.

9.1. Principe

Kanscontracten (en dus ook bedingen van aanwas) zijn wederkerige overeenkomsten waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, hetzij voor alle partijen, hetzij voor één van hen, van een onzekere gebeurtenis afhangen (art. 1964 oud BW). In de beschreven verrichting is de onzekere gebeurtenis niet het overlijden op zich (een overlijden is een zekere gebeurtenis), maar wel de volgorde van het overlijden. Elke echtgenoot kan de langstlevende zijn. Ingevolge de gesloten overeenkomst bestaat de kans op winst in de verkrijging van het aandeel of de inleg van de eerst overleden echtgenoot. Het verlies is dan het overlijden als eerste van beide partijen, waarbij men het eigen aandeel of de eigen inleg moet afstaan aan de langstlevende.

9.2. Ten bezwarende titel

Het beding van aanwas betreft een contract onder bezwarende titel. Het bezwarend karakter vereist dat de kansen van beide partijen evenwichtig zijn en dat de inleg door de echtgenoten gelijk is.

De Vlaamse Belastingdienst vereist daarbij niet dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen. Partijen hebben een gelijke overlevingskans bij het afsluiten van de overeenkomst, wat aangetoond wordt door de gelijkaardige leeftijd, in casu 75 jaar voor de heer X en 61 jaar voor mevrouw Y en eenzelfde goede gezondheidstoestand, wat aangetoond wordt door medische attesten.

De inleg van beide echtgenoten is voor het beding van aanwas gelijkwaardig, het goed dat het voorwerp is van het beding van aanwas behoort toe aan ieder van de echtgenoten voor de onverdeelde helft.

9.3. Ten bijzondere titel

Het beding van aanwas in casu is ten bijzondere titel afgesloten, aangezien de overeenkomst betrekking heeft op een effectenportefeuille die nauwkeurig in de overeenkomst werd omschreven.

De echtgenoten bevestigen dat de effectenportefeuille een feitelijke universaliteit is, zodat de in de plaats getreden goederen automatisch ook tot het beding van aanwas behoren. Vruchten en meerwaarden van de betrokken effectenportefeuille maken ook automatisch deel uit van het beding van aanwas.

9.4. Niet-fiscale motieven

Indien en voor zover het besluitvormingsorgaan zou stellen dat er sprake is van fiscaal misbruik, quod non, dan vormt het beding van aanwas nog steeds geen fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF. Er zijn immers niet-fiscale motieven die voldoende opwegen tegen de fiscale overwegingen.

De echtgenoten willen zichzelf beschermen voor het geval zij de langstlevende echtgenoot zijn. Zij wensen meer bepaald de nodige maatregelen te nemen ter garantie van de levenskwaliteit en levensstandaard van de langstlevende. Bovendien wensen zij zich te beschermen tegen eventuele reservataire erfaanspraken van de (niet-gemeenschappelijke) kinderen van de heer X.

Deze doelstellingen kunnen niet via een testament of een schenking bereikt worden. Zij zijn namelijk beiden eenzijdig herroepbaar, waardoor de langstlevende echtgenoot absoluut geen zekerheid heeft. Deze zekerheid kan wel worden bekomen door middel van een beding van aanwas aangezien dit slechts wijzigbaar is mits toestemming van de Partijen.

Bovendien geven noch een testament noch een schenking de garantie dat deze niet zullen worden aangevochten door de kinderen. De kinderen van de heer X zouden immers mogelijke reservataire erfaanspraken kunnen laten gelden. Het beding van aanwas daarentegen is reservebestendig, daar het betrokken goed geen deel uitmaakt van de nalatenschap en zodoende niet onderworpen wordt aan de regels van de reserve.

Gelet op voorgaande, stellen de echtgenoten dat moet worden besloten dat er voldoende niet-fiscale motieven in casu aanwezig zijn en dat de vooropgestelde verrichting geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

9.5. Conclusie

Al deze elementen in acht genomen, dient men te concluderen dat het beding van aanwas dat de echtgenoten voornemens zijn af te sluiten, kwalificeert als een evenwichtig kanscontract onder bezwarende titel en ten gevolge hiervan art. 2.7.1.0.3, 3°, art. 2.7.1.0.5 en art. 2.8.1.0.1 jo 2.8.4.1.1 §2 VCF al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF geen toepassing kunnen vinden.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

10. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

11. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

12. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

  • Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;

  • Artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF dat luidt als volgt:

Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :

1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;

2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;

  • Artikel 2.7.1.0.3, eerste lid, 3° VCF dat luidt als volgt:

Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

.”;

  • Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”.

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.

13. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

14. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

15. Het contract is in casu onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op de roerende goederen die specifiek in de overeenkomst worden omschreven.

16. Een effectenportefeuille wordt beschouwd als een feitelijke universaliteit. Bijgevolg aanvaardt Vlabel dat het contract m.b.t. de effectenportefeuille betrekking heeft op de effectenportefeuille in zijn geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn.

17. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.

Het contract zal dus uitwerking krijgen op de effectenportefeuille zoals deze is samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de partijen ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge transacties van wederbelegging.

18. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

19. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...

20. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

21. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er geen sprake is van een gelijkaardige levensverwachting:

  • de heer X is 75 jaar bij het afsluiten van het contract;
  • mevrouw Y is 61 jaar bij het afsluiten van het contract;
  • de heer X verschilt 14 jaar met mevrouw Y;
  • de levensverwachting in België voor mannen 80 jaar en voor vrouwen 84 jaar is.

Uit het voorgaande komt het besluitvormingsorgaan tot het besluit dat er geen sprake is van een gelijkaardige levensverwachting.

22. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

23. Uit de gegevens vermeld in het kanscontract gevoegd bij de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is. De betrokken effectenportefeuille behoort de aanvragers elk voor de onverdeelde helft toe.

24. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing en haar bijlage kan worden besloten dat het in casu niet om een beding van aanwas gaat.

25. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt in casu geen fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF. Bovendien liggen er ook niet-fiscale motieven aan het contract ten grondslag.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.