Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 24062 - Beding van aanwas en kanscontract Vlaamse Belastingdienst

VB 24062 - Beding van aanwas en kanscontract

Voorafgaande beslissing
Nummer
24062
Datum beslissing
12 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.4. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvragers vragen om volgende bevestiging:

1.1. Bevestiging dat zowel het voorgenomen kanscontract, als de voorgenomen bedingen van aanwas tussen echtgenoten rechtsgeldig zijn en kwalificeren als kanscontracten ten bijzondere en bezwarende titel;

1.2. Bevestiging dat het kanscontract en de bedingen van aanwas niet kwalificeren als schenkingen en bijgevolg niet onderworpen zijn aan schenkbelasting en bevestiging dat aldus de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2, VCF niet van toepassing zijn;

1.3. Bevestiging dat aangezien het kanscontract en de bedingen van aanwas geen schenkingen uitmaken, zij ook niet onderworpen zijn aan erfbelasting overeenkomstig de artikelen 2.7.1.0.3, 3°, 2.7.1.0.4 en 2.7.1.0.5 VCF;

1.4. Bevestiging dat de combinatie van de wijziging van de huwelijksovereenkomst en het afsluiten van de bedingen van aanwas geen aanleiding geeft tot toepassing van de algemene antimisbruikbepaling opgenomen in artikel 3.17.0.0.2 VCF.

2. De aanvragers verzoeken uitdrukkelijk, overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §4, lid 1, VCF, dat, gelet op het voorwerp van de aanvraag, de termijn waarvoor de beslissing wordt getroffen langer zal zijn dan vijf (5) jaar. Meer bepaald verzoeken zij om een geldigheidsduur van de afgeleverde beslissing tot en met het overlijden van één van de echtgenoten, voor zover de voorgenomen verrichtingen worden gesteld binnen een termijn van 5 jaar vanaf de beslissing.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

3. De aanvraag wordt ingediend door […] namens:

3.1. de heer X, met rijksregisternummer […], geboren te […] op xx.xx.xxxx, wonende te […]; en zijn echtgenote

3.2. mevrouw Y, met rijksregisternummer […], geboren te […] op xx.xx.xxxx, wonende te […];

hiervoor en -na ook genoemd: “partijen” of “echtgenoten”.

4. De heer X en mevrouw Y zijn gehuwd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te […] op xx.xx.2015 onder het Belgisch wettelijk stelsel, bij gebrek aan huwelijksovereenkomst.

Een wijziging van hun huwelijksstelsel vond plaats ingevolge akte van xx.xx.2020, verleden voor notaris […] te […], waarbij partijen het stelsel van scheiding van goederen hebben aangenomen en waarvoor de motieven hierna worden uiteengezet.

De huwelijksovereenkomst is door aanvragers aan het dossier toegevoegd.

5. De echtgenoten X-Y hebben samen drie minderjarige kinderen, geboren in […] en in […].

6. Tot slot hebben de echtgenoten X-Y hun fiscale woonplaats reeds meer dan vijf (5) jaar in het Vlaamse Gewest, meer bepaald te […].

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

7. Meer dan vier (4) en een half jaar geleden hebben de heer en mevrouw X-Y hun huwelijksvermogensstelsel gewijzigd van het wettelijk stelsel (bij gebrek aan huwelijksovereenkomst) naar het stelsel van scheiding van goederen.

Ingevolge deze overstap naar het stelsel van scheiding van goederen werd het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten vereffend en verdeeld. Tot het toenmalig gemeenschappelijk vermogen behoorden onder andere: een aantal deelbewijzen van maatschap “A”, aandelen van de besloten vennootschap B, beleggingsportefeuilles, een participatie in een fonds, en een aantal onroerende goederen (voorwerp van het voorgelegde kanscontract en de bedingen van aanwas).

7.1. De echtgenoten zijn overgegaan tot de effectieve verdeling van het gemeenschappelijk vermogen tussen de eigen vermogens van de echtgenoten, met uitzondering van een aantal onroerende goederen en een aantal roerende goederen die omwille van hun specifieke aard niet verdeeld konden worden.

7.2. De roerende goederen die omwille van hun specifieke aard niet konden worden verdeeld, alsook de onroerende goederen bleven in onverdeeldheid tussen de echtgenoten, behoudens de gezinswoning met aanhorigheden en de omliggende onroerende goederen die werden ingebracht in een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen.

8. Voor wat betreft volgende roerende goederen, die ingevolge de verdeling van het roerend gemeenschappelijk vermogen thans exclusief tot het eigen vermogen van de ene, respectievelijk de andere echtgenoot behoren, wensen de echtgenoten nu een kanscontract af te sluiten:

  • […] deelbewijzen van de maatschap “A”, maatschap naar Belgisch recht, opgericht ingevolge onderhandse akte van xx.xx.xxxx, met zetel te […], met ondernemingsnummer […] (hierna genoemd: “Maatschap A”) op naam van de heer X en […] deelbewijzen van de Maatschap A op naam van mevrouw Y;
  • […] aandelen van de besloten vennootschap B, opgericht op xx.xx.xxxx (onder de vorm van een gewone commanditaire vennootschap, omgevormd naar een besloten vennootschap ingevolge akte van xx.xx.xxxx, verleden voor notaris […] te […]), waarvan de statuten het laatst zijn gewijzigd ingevolge akte van xx.xx.xxxx, verleden voor notaris […] te […] met zetel te […], en met ondernemingsnummer […] (hierna genoemd: “BV B”) op naam van de heer X en […] aandelen van de BV B op naam van mevrouw Y.

Voor de onverdeelde roerende goederen, die omwille van hun specifieke aard niet verdeeld konden worden tussen de eigen vermogens van de echtgenoten, zullen de echtgenoten nu een beding van aanwas afsluiten. Meer specifiek gaat het om:

  • de beleggingsportefeuille met nummer […] bij […];
  • de participatie bij […].;
  • de beleggingsportefeuille bij Bank […], bestaande uit […] onderdelen: […] (Account number: […]).

Het kanscontract en het beding van aanwas met betrekking tot de roerende goederen, zullen worden opgenomen in een eerste overeenkomst.

9. Voor de onroerende goederen, waarvoor de echtgenoten in onverdeeldheid bleven (behoudens degene ingebracht in het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen), zullen zij thans een beding van aanwas afsluiten (in een tweede afzonderlijke overeenkomst). Meer specifiek gaat het om:

  • een onroerend goed te […];
  • een onroerend goed te […];
  • een onroerend goed te […];
  • een appartement te […], inclusief garages […].

Het beding van aanwas met betrekking tot de onroerende goederen zal worden opgenomen in een tweede overeenkomst, gelet op de publiciteitsvereisten voor onroerende goederen.

10. De bepalingen van de eerste overeenkomst en de tweede overeenkomst zijn gelijkaardig.

De ontwerpen van beide overeenkomsten worden als bijlage bij deze aanvraag voorgelegd (Bijlagen 2 en 3).

Gelet op het feit dat het slechts om een terminologisch verschil gaat (bedingen van aanwas zijn een specifiek type van kanscontract), worden de bedingen van aanwas en het kanscontract hierna genoemd: “kanscontracten” of “bedingen van aanwas”.

III. Motivering van de aanvraag

11. De echtgenoten wensen de bevestiging te krijgen dat de voorgenomen kanscontracten rechtsgeldig zijn en evenwichtige overeenkomsten ten bezwarende titel uitmaken, waarop noch schenkbelasting, noch erfbelasting verschuldigd is.

Tevens wensen zij de bevestiging te krijgen dat de combinatie van (voorgenomen) verrichtingen - wijziging huwelijksovereenkomst en kanscontracten - geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

11.1. Het kanscontract en beding van aanwas zijn overeenkomsten ten bezwarende titel

11.1.1. De echtgenoten zijn van mening dat zij overeenkomsten ten bezwarende titel zullen ondertekenen in de vorm van een kanscontract en bedingen van aanwas. De motivering volgt.

Om die reden vragen zij - samengevat - enerzijds dat het kanscontract en de bedingen van aanwas geen aanleiding geven tot de heffing van schenkbelasting (indien de overeenkomsten worden geregistreerd in België). Anderzijds vragen zij de bevestiging dat er bij de uitwerking van deze overeenkomsten geen erfbelasting verschuldigd is.

11.1.1.1. Principe

Kanscontracten en dus ook bedingen van aanwas zijn wederkerige overeenkomsten waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, hetzij voor alle partijen, hetzij voor één van hen, van een onzekere gebeurtenis afhangen (artikel 1964 oud Burgerlijk Wetboek).

De onzekere gebeurtenis is in dit geval niet het overlijden op zich (een overlijden is een zekere gebeurtenis), maar wel de volgorde van het overlijden.

Elke echtgenoot kan de langstlevende van hen beiden zijn. De kans op winst bestaat in de verkrijging van de eigen goederen van de andere echtgenoot of het aandeel van de andere echtgenoot in de onverdeelde goederen. De kans op verlies is bijgevolg het overlijden als eerste van beide partijen, waarbij men zijn/haar eigen goederen of zijn/haar eigen aandeel in de onverdeelde goederen moet afstaan aan de langstlevende.

11.1.1.2. Ten bezwarende titel: een evenwichtig kanscontract

Het voorgenomen kanscontract en de bedingen van aanwas zijn overeenkomsten ten bezwarende titel (conform artikel 5.8 Burgerlijk Wetboek).

De tegenprestatie voor de voorwaardelijke afstand bestaat erin dat iedere overdrager een kans heeft om eigenaar te worden van de (on)roerende goederen die het voorwerp uitmaken van het kanscontract/beding van aanwas van de andere, namelijk wanneer hij of zij het langste leeft.

Het bezwarend karakter vereist evenwel dat de kansen van beide partijen evenwichtig zijn.

In casu zijn de kansen tussen beide echtgenoten evenwichtig:

  • Beide partijen schatten voor zichzelf de kans om te overleven gelijk in, rekening houdende met volgende aspecten:
  • Beide echtgenoten hebben een gelijke overlevingskans, wat aangetoond wordt door hun huidige leeftijd en levensverwachting. De heer X is [...] jaar, en heeft een levensverwachting van 81 jaar. Mevrouw Y is ook [...] en heeft een levensverwachting van 84 jaar. De echtgenoten hebben een gelijke leeftijd, waardoor het in casu gerechtvaardigd is te verdedigen dat hun levensverwachting gelijk is. De jonge leeftijd van de echtgenoten laat in elk geval niet toe te voorspellen wie van hen het meeste kans heeft om de langstlevende te zijn. Ook onder de vigerende rechtspraak kwalificeert een leeftijdsverschil van minder dan één jaar zonder twijfel als een kansengelijkheid.
  • De gelijkaardige overlevingskansen worden niet enkel beoordeeld op basis van de objectieve leeftijd van de partijen, maar ook op basis van hun gezondheidstoestand op het ogenblik van het sluiten van het kanscontract.

De echtgenoten verkeren allebei in goede gezondheidstoestand, hetgeen ook kan gestaafd worden aan de hand van medische attesten (Bijlagen 4 en 5 bij de aanvraag).

  • De inleg van beide echtgenoten is op het moment van het afsluiten van het kanscontract en de bedingen van aanwas gelijkwaardig.
  • De goederen die het voorwerp van het kanscontract zullen vormen, zijn voor beide echtgenoten identiek, waardoor ook de waarde gelijk is.
  • De goederen die het voorwerp zullen zijn van de bedingen van aanwas, behoren ieder van de echtgenoten toe voor de onverdeelde helft, zodat de inleg daarvoor ook gelijkwaardig is.

Het evenwicht en dus het bezwarend karakter van de overeenkomsten zal bijgevolg aanwezig zijn op het moment van het afsluiten ervan.

Het feit dat het kanscontract wordt gesloten voor een bepaalde duur van vijf (5) jaar, waarna het kanscontract automatisch wordt hernieuwd, heeft tot gevolg dat enkel een beoordeling moet gebeuren bij het sluiten van de kanscontracten en niet telkens een herevaluatie van de kansen moet gebeuren op het tijdstip van de vernieuwing.

11.1.1.3. Ten bijzondere titel

Zowel het kanscontract als de bedingen van aanwas zullen in casu ten bijzondere titel afgesloten worden, daar de overeenkomsten betrekking hebben op goederen die er nauwkeurig in worden omschreven.

De echtgenoten anticiperen expliciet op een situatie waarbij goederen in de plaats treden van de goederen waarover zij het kanscontract of beding van aanwas zullen sluiten. De echtgenoten komen immers overeen dat de in de plaats getreden goederen automatisch ook tot het kanscontract of beding van aanwas behoren ingevolge zaakvervanging. De echtgenoten komen tevens overeen dat zaakvervanging schriftelijk zal worden bevestigd (doch dit enkel met het oog op de traceerbaarheid), behoudens bij een feitelijke universaliteit, zoals een effectenportefeuille.

11.1.1.4. Opgenomen in een authentieke akte

Gelet op de publiciteitsvereisten met het oog op de tegenwerpelijkheid, zal het beding van aanwas met betrekking tot onroerende goederen worden opgenomen in een notariële akte.

Met het oog op het bekomen van een vaste datum (hetgeen van belang is, nu de beoordeling van de kansengelijkheid gebeurt op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst), zal de andere overeenkomst met betrekking tot de (eigen en onverdeelde) roerende goederen worden opgenomen in een onderhandse akte met legalisatie van de handtekening of in een authentieke akte, naar keuze van de echtgenoten.

11.1.1.5. Kanscontract en beding van aanwas: eigen en onverdeelde goederen

Het is mogelijk om een kanscontract af te sluiten voor niet-onverdeelde en dus eigen goederen. Dezelfde regels moeten voor het kanscontract gevolgd worden als degene die gelden voor een beding van aanwas (Standpunt nr. 17044 d.d. 8 januari 2018).

11.1.1.6. Kanscontract en bedingen van aanwas tussen echtgenoten

Het feit dat het kanscontract en de bedingen van aanwas tussen echtgenoten worden afgesloten, maken deze overeenkomsten op zich niet ongeldig, zoals ook is bevestigd door uw Dienst (Standpunt nr. 17044 d.d. 8 januari 2018).

Een beding van aanwas is ook mogelijk tussen echtgenoten (in elk geval voor zover het betrekking heeft op eigen of onverdeelde goederen van de echtgenoten). Dit werd eveneens reeds bevestigd door het Grondwettelijk Hof.

11.1.1.7. Erfovereenkomst

De voorgelegde overeenkomsten zijn kanscontracten ten bezwarende titel, afgesloten onder de opschortende voorwaarde van vooroverlijden van een contractant.

Bijgevolg moeten de voorgenomen verrichtingen in het licht worden geplaatst van de theorie van de erfovereenkomsten.

Overeenkomstig artikel 4.243 van het Burgerlijk Wetboek zijn bedingen onder bijzondere titel en onder bezwarende titel betreffende de eigen toekomstige nalatenschap van een partij een geldige erfovereenkomst.

De vraag of de toegekende rechten al dan niet louter eventuele rechten zijn, is sinds de hervorming van het erfrecht zonder voorwerp geworden met betrekking tot laatstgenoemde overeenkomsten. Meer nog, de beschikker mag zelfs voorzien dat deze nog tijdens zijn/haar leven over de goederen, die het voorwerp uitmaken van het kanscontract, kan beschikken.

Een overeenkomst is ten bijzondere titel wanneer de overeenkomst geen betrekking heeft op:

  • de algemeenheid van de goederen die de partij bij zijn/haar overlijden zal nalaten;
  • een evenredig deel van de goederen die de partij bij zijn/haar overlijden zal nalaten;
  • al zijn/haar onroerende goederen bij zijn/haar overlijden;
  • al zijn/haar roerende goederen bij zijn/haar overlijden;
  • een evenredig deel van al zijn/haar onroerende goederen bij zijn/haar overlijden;
  • een evenredig deel van al zijn/haar roerende goederen bij zijn/haar overlijden.

Het kanscontract en de bedingen van aanwas kwalificeren als overeenkomsten ten bijzondere titel, aangezien ze enkel van toepassing zijn op voornoemde goederen (onverminderd het principe van zaakvervanging).

Aldus vormen zij toegelaten erfovereenkomsten op basis van artikel 4.243 BW.

11.1.2. De wijziging van de huwelijksovereenkomst in 2020 en de veel latere beslissing tot afsluiting van het kanscontract en bedingen van aanwas is geen fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

Er is geen eenheid van opzet die van bij de aanvang aanwezig was bij het stellen van de handelingen , om zo binnen het toepassingsgebied van een belastingvoordeel of buiten het toepassingsgebied van een belastbare bepaling te vallen op een manier die strijdig is met de doelstellingen van de fiscale wetgeving (geen objectief element).

Zelfs indien uw Dienst hierover anders zou oordelen, dan nog zijn er overtuigende niet-fiscale motieven, zodat deze combinatie van rechtshandelingen niet het wezenlijk doel heeft om een belastingvoordeel te bewerkstellingen (geen subjectief element).

11.1.2.1. Geen eenheid van opzet

De echtgenoten hebben hun huwelijksvermogensstelsel op xx.xx.2020 gewijzigd door over te stappen van het wettelijk stelsel naar een stelsel van scheiding van goederen.

Nu, meer dan vier (4) en een half jaar later, wensen zij een kanscontract en bedingen van aanwas af te sluiten ter bescherming van zichzelf als langstlevende, mede gelet op de nog erg jonge leeftijd van hun kinderen, zeker hun jongste dochter, geboren in […].

Thans wensen zij een onbetwistbare regeling uit te werken zodat - bij het onverhoopt vooroverlijden van de andere echtgenoot - het betrokken vermogen kan toekomen aan zichzelf als langstlevende, nu zij menen dat zij als langstlevende mogelijk het best geplaatst zijn dit vermogen (zonder inmenging) te beheren (veeleer dan de kinderen die (thans nog) niet hiertoe in staat zijn en waarvan ze nog niet weten hoe de relatie met hen zal evolueren). Voormelde regeling is essentieel zodat de economische continuïteit kan worden gegarandeerd. De jongste dochter is nog geen […] jaar (° […]), zij is geboren na de wijziging van het huwelijksvermogensstelsel in xx.2020.

Aangezien er reeds meer dan vier (4) jaar verstreken is sinds de wijziging van het huwelijksvermogensstelsel kan er geen sprake zijn van eenheid van opzet tussen beide rechtshandelingen, die onafhankelijk van elkaar zijn gesteld.

11.1.2.2. Niet in strijd met de doelstelling van een bepaling uit de Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF)

Hoewel artikel 2.7.1.0.4 VCF (oud artikel 5 W.Succ.) niet aan de orde is in het stelsel van scheiding van goederen, moet in elk geval worden vastgesteld dat de doelstellingen van oud artikel 5 W.Succ. (huidig artikel 2.7.1.0.4 VCF) zoals oorspronkelijk tot stand gekomen in 1851 erin bestond te vermijden dat door een welbepaald huwelijksvoordeel (de toebedeling van meer dan de helft van het gemeenschappelijk vermogen) geen erfbelasting op dit meerdere zou betaald worden.

Het is nooit de bedoeling geweest van de wetgever, noch in 1851, noch in 1919, noch in 1936, noch in 2015, om iets anders te belasten.

Dit wordt ook bevestigd door het Hof van Cassatie in haar arrest van 6 januari 2023.

Aldus is het nooit de bedoeling geweest om een beding van aanwas, dat niets te maken heeft met een huwelijksvoordeel, te belasten op grond van oud artikel 5 oud W.Succ. (artikel 2.7.1.0.4 VCF).

Door een kanscontract en bedingen van aanwas af te sluiten wordt die bepaling dus niet ontweken in strijd met de bedoeling ervan.

Ook door de combinatie van een wijziging van huwelijksstelsel en aanwasbeding is er geen strijdigheid met de doelstellingen van art. 2.7.1.0.4 VCF, omdat de wijziging niets verandert aan de situatie: elke echtgenoot is in casu vóór de uitbreng eigenaar van de helft van de goederen; ook na de wijziging is dat het geval. Die wijziging heeft dus geen enkele inhoudelijke betekenis, enkel een formele: het beding van aanwas technisch mogelijk maken.

De echtgenoten zijn dan ook van oordeel dat er geen toepassing kan worden gemaakt van artikel 2.7.1.0.4 VCF (noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks via de algemene antimisbruikbepaling).

11.1.2.3. Niet-fiscale motieven wijziging huwelijksvermogensstelsel

Vermits er geen sprake is van fiscaal misbruik, moeten de belastingplichtigen geen tegenbewijs leveren door aan te tonen dat er niet-fiscale motieven aan de grondslag liggen. Doch worden hierbij enkele niet-fiscale motieven die aan de grondslag liggen opgesomd.

De keuze van de echtgenoten om hun huwelijksvermogensstelsel te wijzigen door over te stappen van het wettelijk stelsel naar een stelsel van scheiding van goederen, was nooit ingegeven om het vermogen onder te brengen in een aanwasbeding, doch wel om volgende niet-fiscale redenen:

● Wederzijdse bescherming tegen aanspraken van schuldeisers

De overgang naar een stelsel van scheiding van goederen was ingegeven vanuit de wens om zichzelf te beschermen tegen het beroepsrisico en eventuele toekomstige beroepsschulden van de andere echtgenoot.

Het is voor de echtgenoten van belang om hun respectieve vermogens veilig te stellen voor beroepsschuldeisers.

● Autonomie

De echtgenoten wensen daarnaast hun vermogen autonoom te besturen. De heer en mevrouw X-Y hebben dit ook uitdrukkelijk zo opgenomen in de intentieverklaring van hun wijzigende huwelijksovereenkomst: "De echtgenoten kiezen thans voor een stelsel van scheiding van goederen. De scheiding van goederen biedt het voordeel van autonomie en (...)".

Om die reden kozen zij ervoor dat het roerend gemeenschappelijk vermogen, na de vereffening en verdeling ervan, toebedeeld werd aan de exclusieve eigen vermogens van beide echtgenoten, met uitzondering van de onroerende goederen die tussen hen in onverdeeldheid zijn (behoudens degene ingebracht in het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen) en de roerende goederen die omwille van hun specifieke aard niet konden worden verdeeld.

11.1.2.4. Niet-fiscale motieven beding van aanwas

Zoals eerder uiteengezet, was de overschakeling naar een stelsel van scheiding van goederen de enige manier om tegemoet te komen aan de huwelijksvermogensrechtelijke wensen van de echtgenoten (cfr. Niet-fiscale motieven wijziging huwelijksvermogensstelsel).

Dit doet echter geen afbreuk aan het feit dat zij nu (meer gepaste (*)) maatregelen wensen te nemen om zichzelf als langstlevende te beschermen. Zij wensen namelijk de nodige (en gepaste (*)) maatregelen te nemen ter garantie van de levenskwaliteit en levensstandaard van zichzelf als langstlevende, zonder aan flexibiliteit in te boeten. Hierbij mede rekening houdende met de nog erg jonge leeftijd van hun kinderen, zeker hun jongste dochter.

(*) Bij de wijziging van hun huwelijksovereenkomst in 2020 hebben de echtgenoten ook een billijke regeling getroffen voor het geval van overlijden.

In 2020 werd reeds een finaal en facultatief verrekenbeding bij overlijden aan het stelsel toegevoegd.

Deze huwelijksvermogensrechtelijke regeling voldoet evenwel niet volledig aan de wensen van de echtgenoten (zoals hierna zal worden uiteengezet inzake de bescherming in natura).

Bovendien is met deze huwelijksvermogensrechtelijke regeling nog niet voldaan aan alle wensen van de echtgenoten. Echter heeft de notaris hen destijds nooit ingelicht over het beding van aanwas.

Bovendien wensen zij thans een onbetwistbare regeling uit te werken zodat - bij het onverhoopt vooroverlijden van de andere echtgenoot - het betrokken vermogen kan toekomen aan zichzelf als langstlevende, nu zij menen dat zij als langstlevende mogelijk op heden het best geplaatst zijn dit vermogen in natura (zonder inmenging) te beheren (veeleer dan de kinderen die (thans nog) niet hiertoe in staat zijn en waarvan ze nog niet weten hoe de relatie met hen zal evolueren) zodat de economische continuïteit kan worden gegarandeerd. De jongste dochter is nog geen […] jaar […], zij is […] jaar jonger dan de oudste dochter en […] jaar jonger dan de andere dochter.

Daartoe beogen de echtgenoten een kanscontract te sluiten met betrekking tot een aantal roerende goederen die ingevolge de verdeling van het roerend gemeenschappelijk vermogen exclusief tot hun respectieve eigen vermogens behoren, met name de deelbewijzen en aandelen, waarbij de mogelijkheid behouden blijft om eenzijdig om de vijf (5) jaar het kanscontract te beëindigen.

Tevens beogen zij een beding van aanwas te sluiten met betrekking tot de onroerende goederen die tussen hen in onverdeeldheid zijn (behoudens degene ingebracht in het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen) en de roerende goederen die omwille van hun specifieke aard niet konden worden verdeeld. Waarbij de mogelijkheid behouden blijft om eenzijdig om de vijf (5) jaar het beding van aanwas te beëindigen.

Het kanscontract en de bedingen van aanwas werden als bijlage bij deze aanvraag gevoegd.

i) Afwijken van het wettelijk erfrecht / Uitbreiden van de aanspraken van de langstlevende

De wet voorziet dat indien één van de echtgenoten overlijdt en deze echtgenoot afstammelingen nalaat, aan de langstlevende slechts het vruchtgebruik van de nalatenschap toekomt, waarbij de kinderen tevens de omzetting van het vruchtgebruik kunnen vragen. Daarenboven hebben de kinderen een reservatair erfdeel dat hen niet kan worden ontnomen, bestaande uit de helft van de rekenboedel in blote eigendom.

De echtgenoten vinden het wettelijk erfrecht voor de langstlevende echtgenoot te beperkt en wensen een bijkomende bescherming in te bouwen. Zij wensen thans namelijk een onbetwistbare regeling uit te werken zodat - bij het onverhoopt vooroverlijden van de andere echtgenoot - het betrokken vermogen (in volle eigendom) kan toekomen aan zichzelf als langstlevende, nu zij menen dat zij als langstlevende mogelijk het best geplaatst zijn dit vermogen in natura (zonder inmenging) te beheren (veeleer dan de kinderen die (thans nog) niet hiertoe in staat zijn en waarvan ze nog niet weten hoe de relatie met hen zal evolueren) zodat de economische continuïteit kan worden gegarandeerd. De jongste dochter is nog geen […] jaar , zij is […] jaar jonger dan de oudste dochter en […] jaar jonger dan de andere dochter.

De echtgenoten wensen er uitdrukkelijk voor te zorgen dat zij als langstlevende aanspraak kunnen maken op de volle eigendom van de goederen die voorwerp uitmaken van het kanscontract en de bedingen van aanwas.

De echtgenoten wensen om die reden een kanscontract en bedingen van aanwas te sluiten, opdat de betrokken goederen geen deel uitmaken van de nalatenschap en zodoende niet onderworpen worden aan de regels van de wettelijke devolutie.

Daarnaast wensen de echtgenoten een regeling te treffen die niet vatbaar is voor inkorting door hun kinderen als reservataire erfgenamen (‘reserveproof’).

(ii) Finaal verrekenbeding vs. flexibele en onbetwistbare aanspraken in natura?

De echtgenoten verkiezen een kanscontract boven huwelijksvoordelen (in de vorm van een finaal verrekenbeding), aangezien het verrekenbeding slechts een verbintenisrechtelijke vordering doet ontstaan tussen de echtgenoten.

Het verrekenbeding in geval van overlijden biedt de langstlevende echtgenoot comfort, maar dit is beperkt tot een obligatoire vordering, zonder rechtstreekse zakelijke aanspraken op goederen van de echtgenoot die als eerste overlijdt.

Zoals gezegd, wensen zij als langstlevende de mogelijkheid te hebben om de betrokken goederen te beheren - zonder inmenging. Aldus willen zij een bescherming in natura (het recht op goederen zelf).

Een andere reden waarom de echtgenoten tenslotte een kanscontract verkiezen boven een huwelijksvoordeel is gelegen in het feit dat de echtgenoten voor zichzelf de mogelijkheid wensen te behouden om eenzijdig terug te komen op deze overeenkomst (met gevolgen voor beide echtgenoten), door het kanscontract dat zij zullen aangaan (voor een bepaalde duur van 5 jaar met een automatische hernieuwing voor een periode van 5 jaar) niet te verlengen. Echter, indien de echtgenoten gebruik maken van een huwelijksvoordeel is het akkoord van beide echtgenoten altijd vereist.

(iii) Alternatieven

Een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen (TIGV) beschouwen de echtgenoten eveneens als suboptimaal, nu in de interne verhouding tussen echtgenoten met betrekking tot dit TIGV de regels uit het wettelijk stelsel naar analogie van toepassing zijn (bijvoorbeeld inzake bestuursregeling, hetgeen zij net wensen te vermijden). Bovendien aanvaardt een deel van de rechtsleer niet dat het TIGV in de externe verhouding 'schuldeiserproof' is, zodat in die opvatting helemaal aan de doelstelling van de overstap naar een scheidingsstelsel zou worden voorbijgegaan.

Toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen

Voor de volledigheid geven de aanvragers nog mee dat aan hun stelsel van scheiding van goederen een intern gemeenschappelijk vermogen (TIGV) is toegevoegd. Met betrekking tot dat intern gemeenschappelijk vermogen is een keuzebeding (beding van vooruitmaking en ongelijke verdeling) voorzien.

Voor de goederen ingebracht in het TIGV menen de echtgenoten dat deze regeling wel optimaal is, nu het gaat om de gezinswoning met aanhorigheden/omliggende onroerende goederen.

De langstlevende echtgenoot geniet immers van een bijzondere bescherming voor wat betreft dit onroerend goed. Bovendien is er met betrekking tot dit onroerend goed minder bezorgdheid omtrent het optimaal beheer.

De echtgenoten wensen een regeling uit te werken die geldt in de twee richtingen en die niet vatbaar is voor inkorting door hun kinderen als reservataire erfgenamen (‘reserveproof’).

De wensen van de echtgenoten kunnen daarom niet gerealiseerd worden door middel van een schenking tussen echtgenoten of door middel van een testament. Een schenking noch een testament biedt de garantie dat deze niet zullen worden aangevochten door één van de kinderen wegens schending van hun reserve.

De kwalificatie als overeenkomst onder bezwarende titel heeft als voordelig gevolg dat hetgeen de langstlevende verkrijgt ingevolge het kanscontract, geen gift, en bijgevolg reserveproof is.

Kortom, het verkregen voordeel wordt niet opgenomen in de rekenboedel om het reservatair deel van de nalatenschap te berekenen. Evenmin wordt het aangerekend op het beschikbaar deel.

De echtgenoten verkiezen daarnaast een kanscontract en bedingen van aanwas met de nodige beschermingsmodaliteiten boven een schenking of testament, omwille van het precair karakter van deze laatste technieken. Geen van beide echtgenoten wil het risico lopen dat het testament van de andere echtgenoot (zonder medeweten) wordt aangepast, zonder dat hij/zij zelf zijn/haar testament aanpast of dat de schenking wordt herroepen.

12. PUBLICATIE

Met betrekking tot de publicatie van de voorafgaande beslissing overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, § 5 VCF, en in het bijzonder met betrekking tot het anonimiseren van de voorafgaande beslissing, verzoeken de partijen de Vlaamse Belastingdienst niet alleen de persoonsgegevens van de partijen te anonimiseren, maar hetzelfde te doen voor alle concrete gegevens die via publiek toegankelijke databanken, en in het bijzonder de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) en het Belgisch Staatsblad, te consulteren zijn. Partijen denken daarbij onder meer, zonder echter exhaustief te zijn, aan: alle gegevens met betrekking tot de notariële akten, de gegevens van de betrokken vermogensbestanddelen en de bedragen/waarden vermeld in onderhavige aanvraag.

Deze vraag tot het anonimiseren van alle feitelijke informatie waarvan sprake in onderhavige aanvraag gebeurt met het oog op de bescherming van de echtgenoten hun persoonlijke levenssfeer, en rekening houdende met het feit dat via opzoeking van deze gegevens via één of meerdere databanken de identiteit van de aanvragers makkelijk kan worden achterhaald.

13. Wij vragen uw Dienst om te bevestigen dat het kanscontract en de bedingen van aanwas (zoals hierboven opgenomen) kwalificeren als een kanscontracten ten bijzondere en bezwarende titel, zodanig dat dit niet rechtstreeks valt onder de toepassing van:

  • artikel 2.7.1.0.3, lid 1, 3° VCF;
  • artikel 2.7.1.0.4 VCF;
  • artikel 2.7.1.0.5 VCF;
  • artikel 2.8.1.0.1 VCF; en
  • artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF;

noch onrechtstreeks wegens de toepassing van de algemene antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

14. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

15. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

16. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

  • Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;

  • Artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF dat luidt als volgt:

Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :

1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;

2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;

  • Artikel 2.7.1.0.3, eerste lid, 3° VCF dat luidt als volgt:

Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

.”;

  • Artikel 2.7.1.0.4 VCF dat luidt als volgt:

De langstlevende echtgenoot die ingevolge een huwelijksovereenkomst die niet aan de regels voor de schenkingen is onderworpen, meer dan de helft van de gemeenschap toegekend krijgt, wordt voor de heffing van de erfbelasting gelijkgesteld met de langstlevende echtgenoot die, als niet wordt afgeweken van de gelijke verdeling van de gemeenschap, het deel van de andere echtgenoot krachtens een schenking onder de levenden of een uiterste wilsbeschikking geheel of gedeeltelijk verkrijgt.”;

  • Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”.

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.

17. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

18. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

19. Het contract is in casu onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op de onroerende en roerende goederen die specifiek in de overeenkomsten worden omschreven.

20. Een effectenportefeuilles wordt beschouwd als een feitelijke universaliteit. Bijgevolg aanvaardt Vlabel dat het contract m.b.t. de effectenportefeuilles betrekking heeft op elke effectenportefeuille in zijn geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn.

21. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.

Het contract zal dus uitwerking krijgen op de effectenportefeuilles zoals deze zijn samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de partijen ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge transacties van wederbelegging.

22. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

23. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...

24. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

25. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De aanvragers hebben beiden een leeftijd van 41 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren conform hun leeftijd wat wordt gestaafd met de voorlegging van medische attesten.

26. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

27. Uit de gegevens vermeld in het kanscontract gevoegd bij de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is. De betrokken goederen, vermeld in punt 8 en 9 behoren de aanvragers voor een gelijkwaardig deel toe.

28. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing en haar bijlage kan worden besloten dat het in casu om een beding van aanwas gaat en er bijgevolg noch erfbelasting, noch schenkbelasting geheven zal worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.3, eerste lid; 3°, VCF, 2.7.1.0.4 VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2, VCF.

29. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt in casu geen fiscaal misbruik uit in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF. Bovendien liggen er ook niet-fiscale motieven aan het contract ten grondslag.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.