Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 24033 - Schenking aandelen gevolg door kanscontract met die aandelen Vlaamse Belastingdienst

VB 24033 - Schenking aandelen gevolg door kanscontract met die aandelen

Voorafgaande beslissing
Nummer
24033
Datum beslissing
20 augustus 2024
Publicatiedatum
16 september 2024

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.2. VCF
  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. Onderhavige aanvraag tot voorafgaande beslissing strekt ertoe te vernemen dat het voorgelegde kanscontract tussen de aanstaande echtgenoten X – Y kwalificeert als een kanscontract ten bezwarende titel en dat:

1.1. indien de overeenkomst in België wordt geregistreerd, de artikelen 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1, §2, VCF niet van toepassing zullen zijn en er derhalve geen schenkbelasting zal verschuldigd zijn;

1.2. bij overlijden van één van de echtgenoten de artikelen 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3° en 2.7.1.0.5 VCF evenmin van toepassing zullen zijn, zodat er geen erfbelasting verschuldigd zal zijn;

1.3. deze verrichting geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF en/of van artikel 3.17.0.0.9 VCF, mede rekening houdend met de voorgaande stap van de schenking of verkoop tussen de aanstaande echtgenoten;

2. De echtgenoten X–Y verzoeken uitdrukkelijk, overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §4, lid 1, VCF, dat, gelet op het voorwerp van de aanvraag, de termijn waarvoor de beslissing ter zake zal genomen worden, langer zal zijn dan vijf jaar. Meer bepaald verzoeken zij om een geldigheidsduur van de afgeleverde beslissing tot en met het overlijden van één van hen beiden.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

3. De aanvraag wordt ingediend door de besloten vennootschap […], met zetel te […], BTW BE […] namens:

4. De heer X, geboren te xx.xx.1986 en wonende te […], ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […] (hierna “X” genoemd).

Mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1988 en wonende te […], ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […] (hierna “Y” genoemd).

X en Y zijn wettelijk samenwonend, ingevolge een verklaring van wettelijke samenwoning afgelegd in de stad […] op xx.xx.2012 en hebben twee gemeenschappelijke kinderen, zijnde:

  • Juffrouw A, geboren te […] op xx.xx.2017, wonende te […], ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […] (hierna “kind A” genoemd);
  • Juffrouw B, geboren te […] op xx.xx.2019, wonende te […], ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […] (hierna “kind B” genoemd).

X en Y worden hierna samen de “aanstaande echtgenoten” genoemd.

5. Volgende vennootschap is tevens betrokken bij de verrichting: De Belgische besloten vennootschap “C”, met zetel te […], ingeschreven in het rechtspersonenregister […], afdeling […] het nummer […]. (Hierna “BV C” genoemd).

6. De aandelen in voormelde vennootschap worden heden als volgt aangehouden (participaties in volle eigendom):

  • tachtig (80) aandelen in volle eigendom aan X;
  • twintig (20) aandelen in volle eigendom aan Y.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

Feiten

7. De aanstaande echtgenoten X en Y zijn samen aandeelhouder van vennootschap BV C. De honderd (100) aandelen BV C worden sedert de oprichting (in 2019) als volgt aangehouden:

  • tachtig (80) aandelen in niet-onverdeelde, volle eigendom aan X;
  • twintig (20) aandelen in niet-onverdeelde, volle eigendom aan Y.

8. De activiteit van de BV C bestaat voornamelijk uit: de aanneming van schilderwerken en binneninrichting, van grondwerken en tuinwerken, de algemene onderneming voor het bouwen en schrijnwerkerij in de meest ruime zin van het woord.

Ten tijde van de oprichting van BV C maakten voormelde activiteiten reeds geruime tijd het beroep uit van X. Y daarentegen was initieel werkzaam in het onderwijs, zodat haar beroepsactiviteiten alsdan (hoofdzakelijk) gescheiden waren van Y. Het verschil in beroepsactiviteit werd vertaald in het aandeelhouderschap van BV C, zoals voormeld.

X en Y zijn echter reeds sinds kort na de oprichting samen werkzaam in de BV C, om samen te werken aan de uitbouw van de onderneming middels voornoemde beroepsactiviteit. Zij werken samen aan de uitbouw van de onderneming en ervaren hun taken als feitelijk verschillend, doch economisch van een gelijke waarde, rekening houdend met hun respectievelijke taken binnen de BV C en hun relatie. Voor de aanstaande echtgenoten zijn de aandelen van BV C opgebouwd middels hun gezamenlijke en gelijkwaardig beoordeelde inspanningen, hetgeen op heden echter niet wordt weergegeven in de aandelenverhoudingen.

Voorgenomen verrichtingen

9. X zal vooreerst een schenking doen van 30 van de aandelen die, op heden, op zijn naam staan, aan Y. De huidige aandelenverhouding zal dan in overeenstemming gebracht worden met de gelijkwaardig beoordeelde inspanningen. De doelstellingen hiervan worden verder nader uiteengezet.

Aan de schenking zullen volgende modaliteiten verbonden worden:

  • schenking volle eigendom
  • last tot levensonderhoud
  • optioneel beding van terugkeer

10. Na de schenking zullen de aanstaande echtgenoten een reservebestendige bescherming bij overlijden inbouwen middels het sluiten van een kanscontract tussen X en Y. De betrokken roerende goederen, onderworpen aan deze reservebestendige bescherming, zijn de vijftig (50) aandelen, die ze elk in volle eigendom zullen aanhouden, na uitvoering van voormelde schenking, in BV C. Het kanscontract zal tevens betrekking hebben op de (niet-afgescheiden) vruchten, opbrengsten en meerwaarden van deze roerende goederen. Alle vruchten bij wijze van (weder)belegging, en goederen die in de plaats treden ingevolge contractuele en wettelijke zaakvervanging, zullen eveneens aan het kanscontract onderworpen zijn. De doelstellingen hiervan worden verder nader uiteengezet.

Aan het kanscontract zullen volgende modaliteiten verbonden worden:

  • zaakvervanging wordt voorzien;
  • het zal mede betrekking hebben op waardevermeerderingen;
  • het zal optioneel bepaald worden: de langstlevende moet er zich op beroepen;
  • de langstlevende zal keuze hebben tussen aanwas in volle eigendom, vruchtgebruik of volle eigendom;
  • geen terugwerkende kracht – beperkte terugwerking optie;
  • vervreemdingsverbod.

Verder, zonder dat dit op zichzelf echter van belang is voor de voorgenomen transacties, wensen de aanstaande echtgenoten ook te huwen, zij het onder het stelsel van scheiding van goederen. Hiermee wensen zij, gelet op hun jonge leeftijd, de mogelijkheden bewaren om, op een later tijdstip, andere vormen van langstlevendebescherming in het leven te roepen op een reservebestendige wijze (opbouw van “aanwinsten”); zonder evenwel hun huidige vermogensrechtelijke autonomie te verliezen. Deze doelstellingen worden verder nader uiteengezet.

Aan de huwelijksovereenkomst worden, op heden, geen bijzondere modaliteiten verbonden.

Terminologisch gezien is er, in casu, sprake van een kanscontract/aanwasbeding op goederen die niet onverdeeld zijn tussen de aanstaande echtgenoten. Elk van de echtgenoten heeft geen onverdeelde aandelen in BV C, maar bezit elk exclusief eigen aandelen, weliswaar in eenzelfde vennootschap. Ondanks de civielrechtelijke mogelijkheid om dergelijke overeenkomsten af te sluiten als zijnde kanscontracten (E. SPRUYT, “Beding van aanwas en terugval – een juridische en fiscale analyse”, 171, nr. 157), wordt dit door uw dienst, terminologisch, onderscheiden van een overeenkomst van aanwas, door het te benoemen als een kanscontract (ten bezwarende en ten bijzondere titel), weliswaar met eenzelfde fiscale gevolgen en voorwaarden daartoe (SP 17044). In het verdere verloop zal dan ook verwezen worden naar een kanscontract om de voorgestelde verrichting aan te duiden.

U kan het ontwerp van de voorgenomen schenking, het kanscontract alsmede de huwelijksovereenkomst terugvinden in bijlage 1.

Samengevat:

11. De betrokken roerende goederen zijn de aandelen van voormelde BV C.

12. De aanstaande echtgenoten wensen:

(1) de aandelenverhouding gelijk te stellen tussen hen onderling, door middel van een schenking van 30 van de aandelen in de BV door X aan Y;

(2) een kanscontract af te sluiten met betrekking tot de gelijk aangehouden aandelen;

(3) voor zover dit van belang is voorde voorgenomen transacties onder (1) en (2): te huwen onder het stelsel van de zuivere scheiding van goederen.

III. Motivering van de aanvraag

Voorafgaande uiteenzetting doelstellingen

13. De aanstaande echtgenoten X en Y wonen sinds 2012 ononderbroken, wettelijk samen. Gelet op het feit dat hun relatie aldus een vorm van stabiliteit vertoont, mede gelet op de aanwezigheid van (minderjarige) kinderen, wensen X en Y hun relatie verder te formaliseren middels het aangaan van een huwelijk.

14. Volgende aspecten zijn van cruciaal belang voor de aanstaande echtgenoten:

14.1 De huidige aandelenverhouding is niet in overeenstemming met de geleverde inspanningen en de (onder hen bepaalde) economische waardering daarvan, in het verleden en, naar verwachting, tevens in de toekomst, in de uitbouw van de onderneming binnen BV C. Alvorens te huwen, wensen zij dan ook over te gaan tot het gelijk stellen van hun aandelenverhouding in de BV C, overeenkomstig hun beider inspanningen. Op deze manier wensen de echtgenoten te verhelpen aan het “echtscheidingsrisico” dat, in het bijzonder, (potentieel) aanwezig is in hoofde van Y, wiens activiteiten op heden (vermogensrechtelijk) worden ondergewaardeerd in haar aandelenverhouding. Met voormeld echtscheidingsrisico, wordt verwezen naar het risico van de aanstaande echtgenoot Y, die geen recht zal hebben op een deel van het gezamenlijk opgebouwde vermogen in geval van een relatiebreuk.

Het uitvoeren van een schenking vormt daartoe de oplossing. Op deze manier kan op een onmiddellijke en onherroepelijke wijze een rechtzetting gerealiseerd worden van de vermogenswaarde tussen de aanstaande echtgenoten. Met de schenking wordt voormelde ongelijke verhouding rechtgezet en in overeenstemming gebracht met de economische realiteit en de gezamenlijke inspanningen. Gelet op de wens van de aanstaande echtgenoten om te huwen echter, is het belangrijk dat deze schenking plaatsvindt voordat de aanstaande echtgenoten hun huwelijk aangaan. Schenkingen tussen ongehuwde partners zijn namelijk onherroepelijk, in tegenstelling tot het essentieel herroepelijk karakter van schenkingen tussen echtgenoten, dat voormelde oplossing voor het echtscheidingsrisico aldus zou frustreren. Een zuivere verkoop van aandelen wordt niet als opportuun geacht, gelet op het feit dat Y op deze manier, in feite, tot een “dubbele betaling” zou gehouden worden. De eerste betaling middels het uitvoeren door Y van (economisch waardeerbare) handelingen binnen BV C en een tweede betaling middels het aankopen van de aandelenparticipatie van X.

14.2 In het voordeel van de langstlevende van hen, wensen zij elk, voor zichzelf en aldus teneinde zichzelf te beschermen, een bescherming in het leven te roepen ten aanzien van de (op heden minderjarige) gemeenschappelijke kinderen. Zij wensen dat de langstlevende van hen, zo lang mogelijk, de controle en het zeggenschap bewaart over de onderneming uitgebaat binnen BV C op de meest bestendig mogelijke manier, zonder inmenging van de (minderjarige) kinderen, zodat tevens het huidige levenskader kan worden bewaard. Op deze manier wensen de echtgenoten te verhelpen aan het “overlijdensrisico” dat (potentieel) aanwezig is in hoofde van de langstlevende van de aanstaande echtgenoten. Met voormeld overlijdensrisico wordt verwezen naar het risico van de langstlevende, die géén sterke erfrechtelijke aanspraken zou hebben ingeval gewerkt wordt met een herroepelijk testament of een herroepelijke schenking tussen echtgenoten, bovendien in beide gevallen met een inkortingsrisico ten opzichte van de gemeenschappelijke kinderen.

Het uitvoeren van een schenking is, naast een oplossing voor het echtscheidingsrisico, tevens een belangrijk deel van de oplossing voor het overlijdensrisico. Zoals hoger uiteengezet, wordt met de schenking duidelijk een onmiddellijke en onherroepelijke vermogensverschuiving tot stand gebracht. Deze vermogensverschuiving middels schenking vertoont, op heden, nog een beperkte waarde en is dan ook, naar alle waarschijnlijkheid, reservebestendig. Een schenking van 30 procent van de aandelen op heden, op een moment waarop de onderneming nog niet dermate gegroeid is dat zij een substantieel deel van het vermogen van de aanstaande echtgenoten uitmaakt, belast het beschikbaar deel namelijk in minimale mate. De schenking vormt aldus reeds een gedeeltelijke rechtzetting van de ongelijke vermogensverhouding, met een aanvaardbaar (beperkt) overlijdensrisico ingevolge de mogelijke inkortingsvordering door de kinderen. Bovendien zou de alternatieve oplossing in toepassing van huwelijksvoordelen, bijvoorbeeld middels inbreng in een toegevoegd intern gebonden gemeenschappelijk vermogen van de 30 aandelen op naam van X gekoppeld aan een keuzebeding, evenmin geheel reservebestendig zijn. De 30 aandelen op naam van X zijn namelijk voorhuwelijks en zullen, bijgevolg, kwalificeren als “niet-aanwinsten”. In zoverre de toebedeling van deze aandelen (niet-aanwinsten) aan de langstlevende zou plaatsvinden, zou er bijgevolg sprake zijn van een (gedeeltelijk) onvolkomen huwelijksvoordeel, dat eveneens inkortbaar is. Het grote verschil bij beide benaderingen (schenking VS huwelijksvoordeel) is terug te vinden in de waardering voor berekening van de rekenboedel. Bij een schenking zal gewaardeerd worden op datum van de schenking, geïndexeerd tot op moment van het overlijden. Bij een huwelijksvoordeel zal gewaardeerd worden op datum van toekenning van het huwelijksvoordeel, zijnde aldus het moment van overlijden. De aanstaande echtgenoten beoordelen het inkortingsrisico als zijnde “groter” in dat laatste geval, gelet op hun jonge leeftijd en de beroepsactieve jaren die hen nog rest, waarbij zij veronderstellen een grotere “aangroei” van vermogen te zullen bewerkstelligen dan de indexering van de schenking met zich zou meebrengen. In conclusie, zorgt de schenking op heden, aan een huidige waarde, ervoor dat de toekomstig te creëren waarde, in hoofde van en mede door inspanning van de begiftigde, niet langer zal moeten worden aangerekend ten opzichte van de kinderen. Bij toepassing van een huwelijksvoordeel bestaat minstens enige onduidelijkheid over de waardering van het genoten voordeel en rijst de vraag naar wat moet gebeuren met de, door de begiftigde echtgenote Y, mee gerealiseerde (meer)waarde(n).

Een verdere, volkomen reservebestendige bescherming voor de overige 50 aandelen wordt geboden door het aangaan van een kanscontract. Voor het geval van overlijden, wenst de langstlevende zichzelf, zoals hoger uiteengezet zoveel als mogelijk te beschermen. Deze bescherming zal reeds, deels, uitgevoerd worden middels de schenking van de aandelen. Zowel voor X als voor Y is het echter van groot belang om in een sluitende en reservebestendige, maximale bescherming te voorzien. Met het kanscontract kan hieraan worden voldaan. De huidige aandelen betreffen namelijk voorhuwelijks vermogen, dat opgebouwd werd door hun gezamenlijke inspanningen (zie hoger), maar dat huwelijksvermogensrechtelijk, niet als aanwinsten zal worden aanzien. Voor deze niet-aanwinsten vormt het kanscontract bijgevolg een sluitende, reservebestendige oplossing. De langstlevende van hen ontvangt de aandelen van BV C, zonder dat de kinderen hierop enige inkortingsvordering kunnen laten gelden. Eenzelfde opzet kan niet bereikt worden middels toepassing van de theorie van de huwelijksvoordelen en een toekenningsbeding in een huwelijksovereenkomst. In dat geval zal er namelijk steeds sprake zijn van een niet-aanwinst, hetwelk slechts voor de helft met zekerheid als “reservebestendig” zal worden gekwalificeerd. Bovendien biedt het kanscontract de mogelijkheid om te kiezen voor een aanwas in vruchtgebruik in hoofde van de langstlevende, indien bij overlijden rekening zou moeten gehouden worden met de reserve vanwege de kinderen. Tot slot biedt het kanscontract, met een vervreemdingsverbod en het daaruit volgend “gezamenlijk bestuur” een, door partijen gewenste, afwijking van het principe van concurrentieel bestuur (waarbij elk van de echtgenoten afzonderlijk zou kunnen optreden) indien de goederen zouden worden ingebracht in een toegevoegd intern gebonden gemeenschappelijk vermogen (TIGV). Ondanks de keuze voor een vermogensrechtelijke autonomie, verkiezen de echtgenoten, voor wat de vennootschap betreft, uitdrukkelijk voor een gezamenlijk bestuur, en dit omwille van de heel concrete en op maat uitgewerkte verzoening van animo maritalis en animo societatis.

Ondanks het feit dat het huwelijk geen stap uitmaakt in voormelde verrichtingen van schenking en aanwas, is het aangaan van een huwelijk evenwel een belangrijk deel van de oplossing voor het overlijdensrisico, voor wat de toekomst betreft. Door het aangaan van het huwelijk wordt namelijk een onderscheid gemaakt tussen aanwinsten en niet-aanwinsten, hetgeen van cruciaal belang is in de bescherming ten opzichte van de kinderen. De aanwinsten (inkomsten voortkomende uit beroepsactiviteit sinds huwelijkssluiting, beleggingen daarmee en besparingen daarop) kunnen namelijk voor het geheel worden toegekend aan de langstlevende, zonder enige aanspraak daarop voor de kinderen. De niet-aanwinsten (voorhuwelijks vermogen (tegenwoordige goederen) en vermogen verkregen uit/te verkrijgen uit erfenis of schenking (toekomstige goederen)) kunnen voor de helft worden toegekend aan de langstlevende, zonder enige aanspraak daarop voor de kinderen. De andere helft maakt mogelijk het voorwerp uit van een inkorting ingevolge aanrekening op het (vrij te vermaken) beschikbaar deel. Ondanks het feit dat de aanstaande echtgenoten hun inspanningen op heden economisch waarderen als gelijkwaardig, geldt een redenering van aanwinsten op heden niet in het huidig stelsel van “scheiding van goederen”, gekoppeld aan de wettelijke samenwoning. Het aangaan van een huwelijk, vormt hiervoor een oplosing. Gelet op de jonge leeftijd van de aanstaande echtgenoten, is het dan ook nuttig, zo spoedig mogelijk, de aangroei van de “aanwinsten” te kunnen aanvatten, om voormelde doelstelling, zo veel als mogelijk, te bereiken en, belangrijker, latere mogelijkheden om een vermogensdeling op een reservebestendige wijze tot stand te brengen, te vrijwaren. Ondanks voormelde keuze om een bepaalde “vermogensopbouw” met elkaar te delen, wensen de aanstaande echtgenoten evenwel hun huwelijksvermogensrechtelijke autonomie te bewaren, zoals dat vandaag het geval is. De enige, beperkte, uitzondering die zij daarop wensen te maken, is deze in toepassing van hun gezamenlijk aandeelhouderschap in de BV C. Tot slot biedt een stelsel van scheiding van goederen “flexibiliteit” om te kiezen voor latere, huwelijksvermogensrechtelijke beschermingsmaatregelen, aangezien het vermogen in eigen naam zal worden aangehouden. (kanscontract – huwelijksvoordelen – schenkingen – testamentaire bepalingen – overgang naar een gemeenschapsstelsel met weinig formaliteiten…)

Juridische onderbouwing van de aanvraag

15. Wat de schenking betreft, is het duidelijk dat er sprake is van een gemeenrechtelijke schenking tussen niet-echtgenoten, teneinde de onherroepelijkheid daarvan te bekomen, om tegemoet te komen aan voormeld echtscheidingsrisico. Verder behoeft de voorgestelde schenking weinig tot geen verdere toelichting, aangezien de fiscale behandeling van deze transactie, op zichzelf, weinig vragen oproept. Het toepasselijke tarief van de schenkbelasting zal betaald worden, zij het dat mogelijk evenwel toepassing gemaakt zal worden van het nul procent tarief voor schenkingen van familiale vennootschappen. Daartoe zal tevens een testattest worden voorgelegd aan uw bevoegde diensten.

De schenking wordt in deze aanvraag mee betrokken, teneinde duidelijkheid te bekomen van de fiscale behandeling in verband met het later voorgenomen kanscontract.

16. Wat het kanscontract betreft, blijkt dat volgende aspecten van belang zijn voor de fiscale behandeling, waarbij geen onderwerping aan de erfbelasting of de schenkbelasting voorligt, overeenkomstig standpunt 17044 van uw Belastingdienst (laatste versie 11/05/2023):

(1) Verrichting onder bijzondere titel;

(2) Verrichting onder bezwarende titel, waarbij:

  • de kansen evenwichtig zijn;
  • een gelijkwaardige inleg;
  • tussen echtgenoten: het betrekking heeft op goederen voortkomende uit het huwelijksvermogensrechtelijk eigen vermogen.

17. De vooropgestelde overeenkomst betreft een kanscontract ten bezwarende titel, dat afgesloten wordt tussen twee contractanten met betrekking tot bepaalde goederen (ten bijzondere titel).

18. Vooreerst is er sprake van een kanscontract, gelet op het feit dat elk van de aanstaande echtgenoten, onder opschortende voorwaarde, het recht krijgt op het aandeel van de medecontractant in zijn aanspraken op het goed, zo deze komt te overlijden. Het vooroverlijden betreft een toekomstige en onzekere gebeurtenis, gelet op de gelijkwaardige kansen, zoals lager uiteengezet. De onzekerheid van tijdstip van overlijden en, aldus, het vooroverlijden, maakt dat beide partijen een gelijke kans hebben op de verkrijging van een vermogensbestanddeel.

De overeenkomst zal optioneel voorzien worden. Deze krijgt geen automatische uitwerking bij het overlijden van de eerststervende, maar slechts na uitoefening van de keuze door de langstlevende binnen een welbepaalde termijn na het overlijden. Deze optie geeft de mogelijkheden om de gerechtigdheden te kiezen, zowel naar aard als hoeveelheid (vruchtgebruik/blote eigendom; alle of bepaalde aandelen). De uitoefening van de optie zal (beperkt) retroactief bedongen worden, met terugwerkende kracht tot het moment van het overlijden van de eerststervende voor wat de optie betreft, of net daarvoor, in afwijking van artikel 5.147 van het Burgerlijk Wetboek.

19. Daarnaast betreft het duidelijk een overeenkomst onder bijzondere titel: het heeft betrekking op bepaalde, specifiek aangeduide goederen, (te weten een bepaald aantal aandelen in BV C). De overeenkomst zal niet worden gesloten voor alle, noch een bepaald breukdeel van het vermogen van de aanstaande echtgenoten.

20. Het kanscontract betreft een overeenkomst ten bezwarende titel, gelet op het feit dat beide partijen de gelijke kans hebben op eigendomsaanspraken van de goederen van de andere en gelet op de gelijke inleg.

Deze gelijkheid van kansen moet beoordeeld worden op moment van het sluiten van de overeenkomst en wordt beoordeeld in functie van de gelijke overlevingskans, alsmede een gelijke inleg. Dit bezwarend karakter sluit net de belastingheffing in de erf- of schenkbelasting uit. Dienaangaande wordt verwezen naar de diverse voorafgaande beslissingen van uw belastingdienst.

Uit volgende feitelijke gegevens blijkt dat een overeenkomst ten bezwarende titel voorligt:

  • Een gelijke overlevingskans: aanstaande echtgenoten X en Y hebben een leeftijdsverschil van net iets meer dan twee jaar en verkeren in eenzelfde, goede gezondheidstoestand. Indien uw diensten dit wensen, kan een medisch attest worden voorgelegd.
  • Financiële gelijkwaardigheid: beide partijen zullen een gelijke waarde aan goederen betrekken in het kanscontract, zodoende dat hun respectievelijke vermogens gelijk verdeeld worden. Deze gelijkwaardigheid wordt voorafgaand tot stand gebracht, zij het omwille van een belangrijk, niet-fiscaal motief, zijnde: indekking tegen het echtscheidingsrisico.
  • Vervreemdingsverbod: Voor de duur van het kanscontract, is het de echtgenoten niet toegestaan de goederen eenzijdig te vervreemden. Zo kan geen van de echtgenoten, op eenzijdige wijze, afbreuk doen aan de gelijkheid van kansen om de goederen te verwerven. Dit geeft verder ook aanleiding tot een “gezamenlijk bestuur”, gelet op het feit dat de aandelen niet kunnen vervreemd worden zonder instemming van de andere, hetgeen wél het geval zou zijn indien de aandelen zouden worden ingebracht in een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen, gelet op het principe van concurrentieel bestuur dat alsdan in dergelijk stelsel zou gelden.
  • Geen vrijwillige onverdeeldheid met onmiddellijke verdeling mogelijk: Overeenkomstig artikel 3.77, laatste lid, van het Burgerlijk Wetboek, is het bovendien niet mogelijk de overeenkomst eenzijdig op te zeggen op eenvoudige wijze, zonder het naleven van een opzegtermijn. Ook dit leidt ertoe dat geen van de echtgenoten, op eenzijdige wijze, afbreuk doen aan de gelijkheid van kansen om de goederen te verwerven.

21. Voor zoveel als nodig, is ook duidelijk dat het kanscontract betrekking zal hebben op goederen voortkomende uit het huwelijksvermogensrechtelijk eigen vermogen, gelet op de keuze voor een stelsel van scheiding van goederen, alsmede het feit dat de aandelen voorhuwelijks zijn én, voor aanstaande echtgenoot Y, verkregen zijn ingevolge schenking.

22. Al deze elementen in acht genomen, dient men te concluderen dat de overeenkomst tussen de aanstaande echtgenoten kwalificeert als een evenwichtig kanscontract onder bijzonder een bezwarende titel, zodoende dat voormelde artikelen 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1, 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3° en 2.7.1.0.5 niet van toepassing zijn.

23. Niet-fiscale motieven

Uit bovenstaande “voorafgaande uiteenzetting doelstellingen” blijken duidelijk volgende niet-fiscale motieven:

  • wat de schenking betreft: teneinde het echtscheidingsrisico af te dekken
  • wat de schenking betreft: om een gelijke vermogensopbouw tot stand te brengen, althans voor de vennootschap, in overeenstemming met reeds geleverde prestaties;
  • elke partij wenst voor zichzelf bescherming te voorzien en bewaring van de levenskwaliteit en levensstandaard bij echtscheiding (zie schenking) alsmede overlijden (zie kanscontract);
  • het feit dat de bescherming “reserveproof” is voor wat het kanscontract betreft (of minstens zoveel mogelijk gelet op de voorgaande schenking), hetgeen de enige mogelijkheid is om een reserveproof bescherming in te bouwen voor niet-aanwinsten;
  • dit reserveproof karakter is, in onderhavige feitenconstellatie, waarschijnlijk groter ingevolge een schenking dan de toekenning van een huwelijksvoordeel, gelet op het verschillend tijdstip voor waardering van de toegekende goederen. Minstens biedt de schenking het voordeel van een duidelijke waardering van het genoten “voordeel”.
  • het kanscontract biedt voor de aanstaande echtgenoten de enige onherroepelijke oplossing naar wederzijdse bescherming, zowel in geval van overlijden, als in geval van echtscheiding. Een testament biedt geen sluitende oplossing gelet op de essentiële herroepbaarheid. Ook een latere schenkingen tussen echtgenoten biedt die oplossing niet, omwille van eenzelfde precaire karakter van de bevoordeling.
  • het kanscontract biedt de nodige flexibiliteit, terwijl de goederen huwelijksvermogensrechtelijk eigen blijven. Zo vrijwaren de echtgenoten latere mogelijkheden om hun bescherming voor het echtscheidingsrisico of overlijdensrisico te voorzien, door middel van wijzigingen aan het beding van aanwas, huwelijksovereenkomsten, (alsnog) schenkingen of het wijzigen van het stelsel zonder bijzondere, uitgebreide formaliteiten.
  • door het vervreemdingsverbod in het kanscontract, worden de aandelen van BV C onder gemeenschappelijke besluitvorming geplaatst, als enige uitzondering op de vermogensrechtelijke autonomie en in tegenstelling tot het concurrentieel bestuur aangaande roerende goederen bij een (toegevoegd intern) gemeenschappelijk vermogen;
  • tot slot biedt dit de mogelijkheid dat de langstlevende het bedrijf van verderzetten, zonder inmenging van de kinderen. Dit laatste leidt er overigens toe dat het bedrijf verder soepel en gedegen beheerd kan worden door de langstlevende, ongeacht de eventuele latere verhouding met de kinderen, gelet op de relatie, hun interesses of andere, van belang zijnde aspecten, in hoofde van de, mogelijk nog zeer jonge, kinderen-erfgenamen.

24. Om bovenstaande redenen vernemen wij graag uw bevestiging dat:

  • het kanscontract kwalificeert als een kanscontract onder bijzondere en bezwarende titel;
  • indien de overeenkomst in België wordt geregistreerd, de artikelen 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1, §2, VCF niet van toepassing zullen zijn en er derhalve geen schenkbelasting zal verschuldigd zijn;
  • bij overlijden van één van de echtgenoten de artikelen 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3° en 2.7.1.0.5 VCF evenmin van toepassing zullen zijn, zodat er geen erfbelasting verschuldigd zal zijn;
  • deze verrichting geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF, mede rekening houdend met de voorgaande stap van de schenking of verkoop tussen de aanstaande echtgenoten en gelet op de niet-fiscale motieven;

Dat, ten slotte, de beslissing van de Vlaamse Belastingdienst geldig blijft tot aan het overlijden van een van de aanstaande echtgenoten.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

25. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

26. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

27. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

  • Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”

  • Artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF dat luidt als volgt:

§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :

1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;

2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.

  • Artikel 2.7.1.0.2 VCF dat luidt als volgt:

“De erfbelasting is verschuldigd ongeacht of de verkrijging gebeurt ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.

Naast het geval, vermeld in het eerste lid, is de erfbelasting ook verschuldigd op een verkrijging van vruchtgebruik met toepassing van artikel 4.18 van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende voor het overlijden van de schenker aan het vruchtgebruik heeft verzaakt conform het derde lid van het voormelde artikel.”

  • Artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF dat luidt als volgt:

“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.”

  • Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”

  • Artikel 3.17.0.0.9 VCF dat luidt als volgt:

“Tegenbrieven zijn niet tegenstelbaar aan het Vlaamse Gewest als ze een vermindering van het actief of een vermeerdering van het passief van de nalatenschap tot gevolg hebben.”

28. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

29. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

30. Het contract is in casu onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op de roerende goederen die specifiek in de overeenkomst worden omschreven.

31. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.

32. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

33. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...

34. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

35. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De aanvragers hebben respectievelijk een leeftijd van 38 jaar en 36 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren.

36. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

37. Uit de gegevens vermeld in het kanscontract gevoegd bij de aanvraag blijkt dat het voorwerp van de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is. De betrokken partijen zetten elk 50 aandelen van dezelfde vennootschap in.

38. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing en haar bijlage wordt besloten dat het in casu om een kanscontract gaat en er bijgevolg noch erfbelasting, noch schenkbelasting geheven zal worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.2 VCF, 2.7.1.0.3, 3° VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF, 2.8.4.1.1, §2, VCF.

39. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt in casu geen fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF uit aangezien er ook niet-fiscale motieven aan het contract ten grondslag liggen, tenzij uit de feiten blijkt dat de kansen uiteindelijk niet gelijkwaardig waren omdat één van de partijen kort na het sluiten van het contract niet onverwacht is komen te overlijden.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.