VB 24027 - Optioneel beding van aanwas onroerend goed
- Nummer
- 24027
- Datum beslissing
- 16 juli 2024
- Publicatiedatum
- 27 augustus 2024
Heffing
- Erfbelasting
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.1.0.1. VCF
- art. 2.7.1.0.2. VCF
- art. 2.8.1.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te verkrijgen dat de voorgelegde overeenkomst van optionele aanwas tussen de heer X en mevrouw Y rechtsgeldig, kwalificeert als een contract onder bezwarende titel en dat de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1 VCF niet van toepassing zullen zijn en er derhalve geen schenkbelasting zal verschuldigd zijn, alsook dat de artikelen 2.7.1.0.1, 2.7.1.0.2 VCF en 3.17.0.0.2 VCF niet van toepassing zullen zijn bij het overlijden van een van hen zodat er geen erfbelasting verschuldigd zal zijn.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door […], namens:
2.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.1971, van Belgische nationaliteit, ingeschreven in het Belgisch rijksregister onder nummer […], uit de echt gescheiden en bevestigend geen verklaring van wettelijke samenwoning te hebben afgelegd, wonende te […].
en
2.2. Mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1985, van Belgische nationaliteit, ingeschreven in het Belgisch rijksregister onder nummer […], uit de echt gescheiden en bevestigend geen verklaring van wettelijke samenwoning te hebben afgelegd, wonende te […].
De heer X en mevrouw Y worden hierna samen ook de “aanvragers” genoemd.
3. De aanvragers zijn op heden feitelijk samenwonende partners en hebben het voornemen om in de loop van kalenderjaar 2024 te huwen. Zij hebben te dien einde reeds een voorhuwelijkse huwelijksovereenkomst gesloten (bijlage 1 van de aanvraag).
4. De heer X heeft afstammelingen uit een vorige relatie, mevrouw Y niet. Uit de relatie van het koppel X-Y zijn geen kinderen geboren.
5. De aanvragers hebben hun fiscale woonplaats reeds meer dan vijf jaar in het Vlaamse Gewest.
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
6. De aanvragers hebben op xx.xx.2024 (akte verleden door notaris […] te […]) een appartement gekocht te […] (hierna genoemd: het “appartement”). De aankoop is in onverdeeldheid gebeurd, elk voor de onverdeelde helft (bijlage 2 van de aanvraag).
7. De partijen zijn de exclusieve eigenaars in onverdeeldheid van het appartement en wensen een optioneel aanwascontract met betrekking tot dit goed te sluiten.
8. Om de langstlevende te beschermen bij het overlijden van één van hen, wenst elk van de partijen voor zichzelf de nodige maatregelen te nemen die hem/haar in staat stellen zijn/haar levenskwaliteit en levensstandaard als langstlevende te garanderen. Met dat doel voor ogen wensen zij inmenging van de erfgenamen van de eerstoverledene te vermijden, in het bijzonder van de afstammelingen van de heer X. Zij beogen met betrekking tot het appartement een regeling waarbij de langstlevende partner gevrijwaard is van dergelijke inmenging.
De partijen kiezen bewust voor een optioneel aanwascontract daar dit een wederzijdse overeenkomst is die hen beiden bindt en bijgevolg niet eenzijdig kan worden opgezegd.
Dit doel kan niet bereikt worden met een testament aangezien dit een eenzijdige en herroepbare rechtshandeling betreft. Bovendien is een testamentaire verkrijging niet reserveproof, waardoor reservataire erfgenamen van de eerstoverledene de erfrechtelijke verrekening zouden kunnen eisen. Om dezelfde reden is overigens een schenking in casu niet aangewezen. Bovendien hebben de aanvragers überhaupt geen intentie om elkaar te begiftigen. Iedere aanvrager wil zichzelf beschermen voor het geval hij/zij de langstlevende is.
9. De ontwerptekst voor het optionele aanwascontract wordt als bijlage bij deze aanvraag gevoegd (bijlage 3 van de aanvraag).
III. Motivering van de aanvraag
10. Principe
10.1. Een aanwascontract betreft een kanscontract ten bezwarende titel dat wordt afgesloten tussen twee contractanten met betrekking tot één of meerdere goederen.
Een aanwascontract heeft een wederkerig karakter. Beide contractanten zullen gezamenlijk tot een besluitvorming moeten komen teneinde hun rechten van beheer en beschikking uit te oefenen. Een wijziging, noch opzegging kan bijgevolg eenzijdig geschieden.
Als compensatie van deze beperking aan hun beheers- en beschikkingsbevoegdheid die de contracten zich vrijwillig opleggen, bekomt elk van hen onder opschortende voorwaarde het recht op het aandeel van de medecontractant in zijn/haar aanspraken op het goed waar het beding van aanwas op gevestigd wordt zo deze medecontractant komt te overlijden. Het zich al dan niet voordoen van de aanwas is verbonden aan de onzekere gebeurtenis van het tijdstip van overlijden van een contractant. De onzekerheid van tijdstip en identiteit van de eerstoverleden contractant maakt dat beide partijen eenzelfde kans hebben op de aanwas van een vermogensbestanddeel.
10.2. Het beding van aanwas moet volgens het standpunt nr. 17044 van VLABEL:
(1) opgenomen zijn in een authentieke akte als het beding betrekking heeft op onroerende goederen;
(2) beperkt zijn, via beschikking onder bijzondere titel; en
(3) ten bezwarende titel zijn.
In casu voldoet het optioneel aanwascontract aan alle voorwaarden, zoals uiteengezet in het standpunt nr. 17044 van VLABEL, zodat het moet worden beschouwd als een kanscontract ten bezwarende titel. Dit wordt hieronder nader toegelicht.
11. Authentiek en ten bijzondere titel
11.1. Het voorgenomen optioneel aanwascontract zal, aangezien het betrekking heeft op een onroerend goed, in een notariële akte worden opgenomen.
11.2. Het optioneel aanwascontract is onder bijzondere titel aangezien het contract “niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden".
In casu heeft het optioneel aanwascontract enkel betrekking op een specifiek omschreven onroerend goed (het appartement) en de goederen die er ingevolge zakelijke subrogatie in de plaats van zullen komen.
12. Ten bezwarende titel
12.1. Het optioneel aanwascontract betreft een contract ten bezwarende titel, wat verklaard wordt door het gegeven dat beide partijen een gelijke kans hebben om zakelijke aanspraken op de totaliteit van het appartement te verkrijgen door de aanwas (in volle eigendom, vruchtgebruik of blote eigendom) van het aandeel van de overleden contractant in het appartement. Deze gelijkheid van kansen wordt beoordeeld op het moment van het sluiten van de overeenkomst. Dat de aanwas optioneel wordt bedongen, verandert niets aan het voorgaande.
Voor de goede orde stippen de aanvragers aan dat de optie, indien deze door de langstlevende wordt gelicht, terugwerkt tot het ogenblik van het overlijden van de eerstoverledene.
12.2. De kwalificatie als overeenkomst ten bezwarende titel tussen partijen wordt aangetoond d.m.v. de inbreng door de partijen en d.m.v. hun overlevingskansen. Het bezwarende karakter sluit de taxatie in de erf- of registratiebelasting op grond van de artikelen 2.7.1.0.1, 2.7.1.0.2, art. 2.8.1.0.1 j. 2.8.4.1.1 VCF al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF uit. Wij verwijzen dienaangaande naar de voorafgaande beslissingen van VLABEL.
13. Met betrekking tot artikel 4.242 e.v. BW
13.1. Een aanwascontract betreft een kanscontract ten bezwarende titel onder de opschortende voorwaarde van vooroverlijden van een contractant en ten bijzondere titel. Het is derhalve geen verboden erfovereenkomst. Dat de aanwas optioneel wordt bedongen, verandert niets aan het voorgaande.
14. Toepassing in casu
14.1. Het contract van aanwas dat de heer X en mevrouw Y wensen af te sluiten, kwalificeert als een kanscontract ten bezwarende titel. Het bezwarende karakter wordt ondersteund door de volgende feitelijke gegevens, waaruit blijkt dat de partijen een evenwichtig kanscontract voor ogen hebben en animo speculandi wensen te handelen:
- Inzake de inbreng: De heer X en mevrouw Y zijn ieder eigenaar van de onverdeelde helft van het appartement.
- Een gelijke overlevingskans bij het afsluiten van de overeenkomst, wat aangetoond wordt door beider jonge leeftijd, zijnde 53 jaar voor de heer X en 39 jaar voor mevrouw Y en eenzelfde goede gezondheidstoestand, wat aangetoond wordt door een medisch attest (zie bijlagen 4 en 5 van de aanvraag). Het leeftijdsverschil tussen beiden laat an sich niet toe om te besluiten dat de ene een grotere kans op vooroverlijden zou hebben dan de andere (zie ook hierna).
- Het leeftijdsverschil tussen de partijen kwalificeert onder de vigerende rechtspraak als een kansengelijkheid aangezien deze moet beoordeeld worden in de feiten en niet enkel mag gesteund worden op een objectieve leeftijd.
- De zakenrechtelijke gelijkwaardigheid: beide partijen zijn elk volle eigenaar van de onverdeelde helft van het appartement.
- Het aanwascontract bevat een strikt vervreemdingsverbod. Het is de partijen niet toegestaan eenzijdig het contract stop te zetten, te wijzigen, de goederen te hypothekeren, te vervreemden etc., tenzij met onderlinge toestemming.
15 Niet fiscale motieven
15.1. De aanvragers beklemtonen dat zij het optioneel aanwascontract wensen te sluiten om civielrechtelijke redenen.
Dat zij geen fiscale motieven hebben, en in het bijzonder de voorgenomen verrichting geen fiscaal voordelige manier is om een bevoordeling van mevrouw Y te organiseren, blijkt uit het volgende:
- De aanvragers hebben het appartement op xx.xx.2024 aangekocht voor de prijs van 575.000 euro (bijlage 3 van de aanvraag).
- De aanvragers hebben de intentie om er hun hoofdverblijfplaats te vestigen en dus van het appartement hun gezinswoning te maken. Dit blijkt reeds uit het feit dat de heer X zijn deel heeft verkregen met toepassing van het verlaagd tarief verkoopbelasting.
- Indien mevrouw Y de langstlevende zou zijn, is zij verkoopbelasting verschuldigd indien zij opteert voor de aanwas. Dit zou tot een heffing van 12% op de waarde van de onverdeelde helft van het appartement leiden, i.e. (12% x 287.500 =) 34.500 euro, gesteld dat de aanwas in volle eigendom gebeurt.
- Indien de heer X de bedoeling zou hebben om mevrouw Y bij leven te begiftigen (quod non), en hij haar een schenking van zijn onverdeeld aandeel in het appartement zou doen in volle eigendom, is de schenkbelasting (progressieve tarieven ex art. 2.8.4.1.1 VCF op 287.500 =) 20.250 euro.
- Indien de heer X de bedoeling zou hebben om mevrouw Y bij overlijden te begiftigden (quod non), en hij haar een legaat van zijn onverdeeld aandeel in het appartement zou doen in volle eigendom, is de erfbelasting hetzij nul (als het appartement bij zijn overlijden de gezinswoning is), hetzij (progressieve tarieven ex art. 2.7.4.1.1 VCF op 287.500 =) 29.625 euro (als het appartement bij zijn overlijden niet de gezinswoning is).
- Indien de heer X en mevrouw Y in een huwelijksovereenkomst een toebedelingsbeding m.b.t. hun onverdeelde goederen zouden overeenkomen, zou de langstlevende het aandeel van de eerstoverledene in het appartement kunnen verkrijgen aan verdeelbelasting, i.e. (2,5% op 575.000 =) 14.375 euro.
- Dat het optioneel aanwascontract niet bedoeld is om mevrouw Y op een fiscaal voordelige wijze het aandeel van de heer X in het appartement te laten toekomen, blijkt uit het feit dat, in de hiervoor vermelde scenario’s, zowel de verdeelbelasting, de schenkbelasting als de erfbelasting die mevrouw Y zou moeten betalen, lager zijn dan de verkoopbelasting!
- Door tijdens het huwelijk een stapsgewijze schenking aan mevrouw Y te doen, zou de schenkbelasting overigens nog lager kunnen zijn. Maar civielrechtelijk is een schenking aan de partner hoe dan ook ‘buiten erfdeel’, dus aan te rekenen op het beschikbaar deel en bijgevolg bestaat het risico op inkorting door de afstammelingen van de heer X. Dit risico is er ook bij een legaat én bij een huwelijksvermogensrechtelijk toebedelingsbeding. Het is net dit risico dat de aanvragers willen vermijden, zelfs indien dit tot een hogere fiscale kost zou leiden.
16. Gelet op het voorgaande dient men te concluderen dat het optioneel aanwascontract dat de heer X en mevrouw Y voornemens zijn af te sluiten, kwalificeert als een evenwichtig kanscontract ten bezwarende titel en ten gevolge hiervan art. 2.7.1.0.1, art. 2.7.1.0.2 en art. 2.8.1.0.1 jo 2.8.4.1.1 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, geen toepassing kunnen vinden.
De aanvragers zijn zich ervan bewust dat de langstlevende die opteert voor de uitwerking van het aanwascontract, wel verkoopbelasting verschuldigd is indien de aanwas betrekking heeft op een onroerend goed.
De verzoekers vragen dat de geldigheid van de voorafgaande beslissing zich in de tijd zou uitstrekken tot aan het overlijden van één van de partijen.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
17. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.
18. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerrechtelijk vlak.
19. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:
- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;
- Artikel 2.8.4.1.1 VCF dat luidt als volgt:
Ҥ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen:
TABEL I
verkrijging in rechte lijn en tussen partners | |||
gedeelte van de schenking |
| ||
A | tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in % | totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro | |
Vanaf | tot en met |
|
|
0,01 | 150.000 | 3 | - |
150.000,01 | 250.000 | 9 | 4500 |
250.000,01 | 450.000 | 18 | 13.500 |
450.000,01 | 27 | 49.500 |
TABEL II
tarief tussen alle andere personen | |||
gedeelte van de schenking |
| ||
A schijf in euro | tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in % | totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro | |
Vanaf | tot en met |
|
|
0,01 | 150.000 | 10 | - |
150.000,01 | 250.000 | 20 | 15.000 |
250.000,01 | 450.000 | 30 | 35.000 |
450.000,01 | 40 | 95.000 |
§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt:
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 en 2 bedraagt het tarief van de schenkbelasting 0 % voor schenkingen, inclusief inbrengen om niet, aan:
1° het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap;
2° de Vlaamse, de Franse en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;
3° de Franse en de Duitstalige Gemeenschap en aan het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
4° een staat van de Europese Economische Ruimte;
5° provincies en gemeenten in het Vlaamse Gewest;
6° de openbare instellingen van de publiekrechtelijke rechtspersonen, vermeld in de punt 1° tot en met 5°;
7° erkende woonmaatschappijen als vermeld in artikel 4.36 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
8° het Vlaams Woningfonds;
9° dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen als vermeld in artikel 12, § 2, 2° en 3°, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;
10° verenigingen zonder winstoogmerk, ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen van openbaar nut;
11° openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
In afwijking van paragraaf 1 en 2 bedraagt het tarief van de schenkbelasting 5,5% voor schenkingen, inclusief inbrengen om niet, aan beroepsverenigingen en private stichtingen.
In afwijking van het tweede lid wordt de schenkbelasting, vermeld in paragraaf 1 en 2, gebracht op 100 euro voor de schenkingen, inclusief inbrengen om niet, gedaan aan rechtspersonen als vermeld in het tweede lid, als de schenker zelf een rechtspersoon als vermeld in het eerste lid, 10°, of het tweede lid, is.
Het tarief, vermeld in het eerste, tweede en derde lid, is ook van toepassing op gelijksoortige rechtspersonen die opgericht zijn volgens en onderworpen zijn aan de wetgeving van een andere staat van de Europese Economische Ruimte, en die bovendien hun zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte hebben.”;
- Artikel 2.7.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 3, 4°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten wordt het successierecht en het recht van overgang gevestigd op de goederen die overgaan ingevolge het overlijden.”;
- Artikel 2.7.1.0.2 VCF dat luidt als volgt:
“De erfbelasting is verschuldigd ongeacht of de verkrijging gebeurt ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.
Naast het geval, vermeld in het eerste lid, is de erfbelasting ook verschuldigd op een verkrijging van vruchtgebruik met toepassing van artikel 4.18 van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende voor het overlijden van de schenker aan het vruchtgebruik heeft verzaakt conform het derde lid van het voormelde artikel.”.
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”
20. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.
21. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.
22. In casu gaat het om de beoordeling van een beding van aanwas m.b.t. de onverdeelde helft in een appartement gelegen te […].
23. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.
24. Het contract wordt aanzien als een beding van aanwas ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.
25. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...
26. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.
27. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De partijen hebben respectievelijk een leeftijd van 53 jaar en 39 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren wat wordt gestaafd met de voorlegging van medische attesten.
28. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).
29. Uit de gegevens vermeld in het contract blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is, nl. de onverdeelde helft van het voormelde appartement.
30. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing en haar bijlage kan worden besloten dat het in casu om een beding van aanwas gaat en er bijgevolg noch erfbelasting, noch schenkbelasting geheven zal worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.1 VCF, 2.7.1.0.2 VCF, 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1 VCF. Indien evenwel uit de feiten bij overlijden van één van de partijen blijkt dat de kansen bij het sluiten van het contract uiteindelijk niet gelijkwaardig waren omdat één van de partijen kort na het sluiten van het contract niet onverwacht is komen te overlijden zal de erfbelasting van toepassing zijn.
31. Een optioneel beding van aanwas is een beding onder opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van één van de partijen en van het lichten van de optie door de langstlevende van de partijen (cf. Hof van Cassatie 24 maart 2017, F.16.0067.N). Een beding onder opschortende voorwaarde heeft, als het is opgesteld na 1 januari 2023, bij vervulling van de voorwaarde uitwerking voor de toekomst (art. 5.147 van het Burgerlijk Wetboek). Het onroerend goed dat het voorwerp uitmaakt van het optioneel beding van aanwas waarbij de optie wordt gelicht na het overlijden is bijgevolg onderworpen aan de erfbelasting bij gebrek aan terugwerkende kracht van het optioneel beding van aanwas.
Indien het beding van aanwas evenwel voorziet in een terugwerking tot op het ogenblik van overlijden van de eerststervende zal er bij dit overlijden geen erfbelasting geheven worden. Het onroerend goed komt de langstlevende toe ingevolge de toepassing van een geldig beding van aanwas en dus ten bezwarende titel.
32. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt in casu geen fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF. Bovendien liggen er ook niet-fiscale motieven aan het contract ten grondslag.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.