VB 24025 - Schenking van 25% van de woning door de dochter aan de moeder
- Nummer
- 24025
- Datum beslissing
- 29 juli 2024
- Publicatiedatum
- 2 september 2024
Heffing
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.8.1.0.1. VCF
- art. 2.8.3.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te krijgen dat de overdracht zonder tegenprestatie (dus ten kosteloze titel) van een onverdeeld aandeel in een onroerend goed (één vierde volle eigendom) aan de mede-eigenaar (eigenaar van drie vierden volle eigendom), die tot gevolg zal hebben dat de onverdeeldheid ophoudt te bestaan, onderworpen zal zijn aan de regels van titel 2, hoofdstuk 8 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (schenkbelasting), met name artikelen 2.8.1.0.1 j.° 2.8.3.0.1 j.° 2.8.4.1.1, § 1 VCF, en niet onderworpen zal zijn aan de regels van titel 2, hoofdstuk 10 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (verdeelrecht), met name artikel 2.10.1.0.1 VCF, en dat deze verrichting geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door mevrouw […], notaris met standplaats te […], kantoor houdende te […], in naam van haar cliënten, namelijk:
2.1. Mevrouw X, geboren te […] op xx.xx.1970 (NN […]), wonende te […];
2.2. Mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.2000 (NN […]), wonende te […].
Mevrouw X en mevrouw Y zijn moeder respectievelijk dochter. Zij hebben beiden hun woonplaats te […]. Zij hebben sedert meer dan vijf (5) jaar hun woonplaats in het Vlaamse Gewest. Zij worden hierna gezamenlijk de “partijen” of de “aanvragers” genoemd.
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
3. Mevrouw X is de moeder van mevrouw Y. Beide partijen zijn ongehuwd. Mevrouw X heeft twee kinderen. Mevrouw Y heeft geen kinderen.
Bij akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2019 hebben de partijen volgende onroerende goederen aangekocht:
GEMEENTE […] – 2de afdeling […]
1/ Een woning met aanhorigheden, op en met grond, gelegen […], gekadastreerd volgens titel enige Sectie, nummer […], thans gekend volgens recent kadastraal uittreksel sectie A, nummer […], met een oppervlakte volgens kadaster van tweehonderd éénendertig vierkante meter (231m²).
Niet-geïndexeerd kadastraal inkomen: € 386.
2/ Een perceel tuin, ter plaatse genaamd ‘[…] gekadastreerd volgens titel Enige Sectie, deel van nummer […], thans gekend volgens recent kadastraal uittreksel Sectie A, nummer […], met een oppervlakte volgens kadaster van honderd tweeëntwintig vierkante meter (122m²).
Niet-geïndexeerd kadastraal inkomen: € 1.
Partijen hebben hoger beschreven onroerende goederen aangekocht in onverdeeldheid in de verhouding 75%-25%; mevrouw X kocht aan ten belope van 75% in volle eigendom en mevrouw Y kocht aan ten belope van 25% in volle eigendom. De aankoopprijs bedroeg € 185.000,00.
Om financiële redenen hebben de partijen destijds besloten om een aankoop in onverdeeldheid te doen. Een onverdeelde aankoop versterkte immers de kredietpositie van mevrouw X. Derwijze werd besloten om de aankoop destijds op die manier te structureren.
Kort na de aankoop hebben beide partijen hun intrek genomen in de aangekochte woning en er hun domicilie geplaatst.
Op heden wenst mevrouw Y haar intrek te nemen in een andere woning en zal mevrouw X alleen in de woning verblijven.
Verdere kosten en investeringen zullen in de toekomst uitsluitend door mevrouw X gedragen worden.
Gelet op het voorgaande wenst mevrouw Y haar eigendomsrechten in voormelde onroerende goederen over te dragen aan haar moeder mevrouw X. Het is evenwel zo dat mevrouw Y daarvoor geen tegenprestatie zal ontvangen; met name zal zij daarvoor noch een oplegsom betaald krijgen door mevrouw X, noch zal zij daarvoor enig ander voordeel verkrijgen.
Teneinde dit te realiseren wenst mevrouw Y een schenking te doen aan haar moeder ten belope van haar eigendomsrechten in voormelde onroerende goederen. De schenking gebeurt onder volgende – beperkte – voorwaarden en modaliteiten:
- in volle eigendom;
- buiten erfdeel;
- ontbindende voorwaarde van vóóroverlijden;
- zaakvervanging;
- erelonen, kosten en schenkbelasting lastens de begiftigde.
4. In antwoord op bijkomende vragen antwoordde de aanvrager het volgende:
4.1. Op xx.xx.2024:
- Wat is het openstaande saldo van het krediet? “+- € 238.000”;
- Wordt het krediet mee overgedragen? “Ja, mits akkoord van de bank”;
- Heeft de dochter al die jaren mee afbetaald of niet? “Ja.”;
- Wordt de dochter geschrapt van de hypothecaire lening? “Ja, mits akkoord van de bank”.
4.2. Op xx.xx.2024:
- Werd het krediet van 65.000 euro voor de verbouwingen opgenomen en volledig aangewend? “Ja, het bedrag werd volledig opgenomen en aangewend”;
- Zijn de verbouwingen beëindigd of zijn er nog werken gepland? “Er zijn op heden geen werken meer gepland”;
- Zullen de eventuele geplande werken nog van het krediet worden betaald? Wie heeft de offerte voor deze werken getekend? “N.v.t.”;
Wat is de verkoopwaarde van de onroerende goederen (na de uitgevoerde verbouwingen) op heden? “De huidige venale waarde bedraagt € 312.000”.
III. Motivering van de aanvraag
5. De aanvragers verzoeken met betrekking tot de voorgenomen schenking door mevrouw Y en mevrouw X bevestiging te krijgen dat deze rechtshandeling ten kosteloze titel zal onderworpen worden aan de schenkbelasting, berekend op de waarde van de geschonken eigendomsrechten, en dat deze rechtshandeling derhalve niet zal worden onderworpen aan de hierna vermelde decretale bepalingen, om de redenen die de aanvragers zullen vermelden, dan wel om de redenen die de Vlaamse Belastingdienst hieromtrent zal uiteenzetten.
5.1. Geen toepassing van artikel 2.10.1.0.1 VCF
Overeenkomstig artikel 2.10.1.0.1 VCF (zie ook artikel 109 Vl.W.Reg.) wordt het verdeelrecht gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende hetzij gedeeltelijke of gehele verdelingen van onroerende goederen, hetzij afstanden onder bezwarende titel onder mede-eigenaars van onverdeelde delen in onroerende goederen, hetzij omzetting van vruchtgebruik zoals bedoeld in het Burgerlijk Wetboek, zelfs als is er geen onverdeeldheid.
Opdat het verdeelrecht opeisbaar kan zijn, zijn er vier constitutieve voorwaarden waaraan voldaan moet zijn (J. ESPEEL, “Verdelingen en gelijkstaande overdrachten”, in W. WERDEFROY (ed.), Registratierechten, deel II, Kluwer, Mechelen, 2022, 453):
- bestaan van een onverdeeldheid;
- overeenkomst ten bezwarende titel;
- met betrekking tot onroerend goed;
- verrichting tussen deelgenoten.
In casu is er sprake van (1) het voorafbestaan van een onverdeeldheid en (2) een verrichting tussen deelgenoten (3) met betrekking tot onroerend goed. Er is evenwel aan één van de vier voorwaarden niet voldaan, met name is er bij de voorgenomen verrichting geen sprake is van een overeenkomst ten bezwarende titel. In tegendeel is er sprake van een overeenkomst ten kosteloze titel.
Een overeenkomst is ten bezwarende titel wanneer het voor elke partij een voordeel oplevert, terwijl het ten kosteloze titel is wanneer een partij die aan de andere partij een voordeel verschaft, in ruil daarvoor geen voordeel krijgt (artikel 5.7 Burgerlijk Wetboek).
Een overeenkomst wordt geacht ten bezwarende titel te zijn wanneer elke partij zich ertoe verbindt iets te geven, iets te doen of iets niet te doen en deze wederzijdse prestaties gelijkwaardig zijn. A contrario is een overeenkomst ten kosteloze titel een overeenkomst waarbij slechts één van de partijen zich tot een bepaalde prestatie heeft verbonden of waarbij de wederzijds bedongen prestaties niet gelijkwaardig worden geacht (R. BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2018, 763).
De verdeling van onroerende goederen is een overeenkomst ten bezwarende titel, voor zover de prestaties van de partijen tegenover elkaar opwegen. In casu blijkt uit echter uit de gegeven omstandigheden dat de partij die haar eigendomsrechten wenst over te dragen geen tegenprestatie wenst en zal ontvangen, zodat er geen sprake kan zijn van prestaties van partijen die tegenover elkaar opwegen.
Er is in casu dus ontegensprekelijk sprake van een overeenkomst ten kosteloze titel.
Ten overvloede, maar voor de volledigheid, wordt hier verwezen naar rechtspraak uit het verleden, waarbij werd geoordeeld dat een overdracht van onverdeelde delen tegen bijvoorbeeld een bespottelijk overeengekomen tegenprestatie of prijs niet onderworpen zal zijn aan het verdeelrecht, maar aan het schenkingsrecht (c.q. schenkbelasting) (zie J. ESPEEL, “Verdelingen en gelijkstaande overdrachten”, in W. WERDEFROY (ed.), Registratierechten, deel II, Kluwer, Mechelen, 2022, 486, met verwijzing naar Cass. 11 januari 1917, Pas. 1917, I, 82). A fortiori zal er schenkbelasting verschuldigd zijn, eerder dan het verdeelrecht, wanneer er een overdracht van onverdeelde rechten plaatsvindt aan en in het voordeel van een andere mede-eigenaar ten kosteloze titel en dus onder de vorm van een schenking (zie ook E. SPRUYT, N. GHEELAND DE MERXEM en H. PELGROMS, De registratie- en erfbelasting in de Vlaamse Codex Fiscaliteit – volume 1, Mechelen, Kluwer, 2016, 743).
De voorgenomen verrichting waarbij de ene partij haar eigendomsrechten ten kosteloze titel zal overdragen aan de andere partij kan dus niet onderworpen worden aan de toepassing van het verdeelrecht en dus niet belast worden op grond van artikel 2.10.1.0.1 VCF. De aanvragers verzoeken dit te willen bevestigen.
5.2. Geen toepassing van artikelen 2.10.3.0.1 en 2.10.4.0.1 VCF
Gelet op de hogere uiteenzetting zijn de artikelen 2.10.3.0.1 (belastbare grondslag inzake verdeelrecht) en 2.10.4.0.1 VCF (tarieven inzake verdeelrecht) evenmin van toepassing, vermits de voorgenomen rechtshandeling het verdeelrecht niet opeisbaar maakt. De aanvragers verzoeken dit te willen bevestigen.
5.3. Toepassing van artikel 2.8.1.0.1 VCF
Artikel 2.8.1.0.1 VCF belast met schenkbelasting de akten of geschriften die ter registratie worden aangeboden en die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.
Opdat er sprake zou zijn van een schenking onder de levenden in de zin van de Vlaamse Codex Fiscaliteit is het vereist dat er sprake is van een schenking (of gift) in de burgerrechtelijke betekenis van het woord. De burgerrechtelijke kwalificatie werkt immers door in het fiscaal recht, zolang het fiscaal recht hiervan niet afwijkt (S. VAN CROMBRUGGE, De grondregels van het Belgisch fiscaal recht, Biblo, Antwerpen, 2013, 62-65).
Er is sprake van een rechtshandeling ten kosteloze titel onder de vorm van een gift wanneer aan twee constitutieve voorwaarden voldaan is, met name een materieel element (verarming van de schenker en verrijking van de begiftigde) (infra, nr. 19) en een intentioneel element (vrijgevige bedoeling van de schenker, animus donandi) (infra, nr. 20).
Het materieel element behoeft in casu weinig verdere toelichting. Door de overdracht van haar eigendomsrechten in het voormeld onroerend goed verarmt mevrouw Y zich met een kapitaalgoed, terwijl mevrouw X zich met datzelfde kapitaalgoed verrijkt, zonder dat zij hiervoor een tegenprestatie moet doen.
Volledigheidshalve wordt hier aan toegevoegd dat de aan de gift gekoppelde last dat de begiftigde zal instaan voor de betaling van de erelonen, kosten en schenkbelasting uiteraard niet kan worden beschouwd als een tegenprestatie die van deze verrichting een rechtshandeling ten bezwarende titel zou kunnen maken (zie R. BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2018, 783).
Het intentioneel element veronderstelt dat de schenker zich op bewuste wijze verarmt en dus met de bedoeling om de begunstigde te verrijken en om die reden afziet van een economisch(e) (gelijkwaardig geachte) tegenprestatie (zie zie R. BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2018, 783 en de verwijzingen aldaar).
In casu staat de bedoeling om de begiftigen, c.q. bevoordelen, vast. De dochter wil immers voor haar afstand van haar onverdeelde eigendomsrechten in hogerbeschreven onroerende goederen geen tegenprestatie van haar moeder. De dochter wil haar moeder verrijken vanuit een intentie van vrijgevigheid. Achterliggend aan die intentie van vrijgevigheid liggen familiale en emotionele motieven, dewelke onder partijen gekend zijn en volstaan om te besluiten tot de aanwezigheid van een animus donandi in hoofde van de schenker.
In concreto betekent e.e.a. dat de schenkbelasting (fiscaal) opeisbaar zal zijn (E. SPRUYT, N. GHEELAND DE MERXEM en H. PELGROMS, De registratie- en erfbelasting in de Vlaamse Codex Fiscaliteit – volume 1, Mechelen, Kluwer, 2016, 461), indien:
- er een overdracht om niet van tegenwoordige goederen plaatsvindt;
- deze kosteloze overdracht gebeurt met begiftigingsoogmerk (animus donandi);
- er een zakelijke verarming is in hoofde van de schenker die gepaard gaat met een verrijking in hoofde van de begiftigde;
- dit alles is vastgelegd is een akte die als titel geldt.
Uit al hetgeen voorafgaat en uit de concrete omstandigheden van deze aanvraag blijkt dat aan alle voorwaarden is voldaan, opdat er sprake zou zijn van een schenking, zowel in de burgerrechtelijke betekenis van het woord, als in de fiscale zin van het woord.
De voorwaarden voor de toepassing van artikel 2.8.1.0.1 VCF zijn derhalve vervuld, zodat de voorgenomen verrichting onderworpen dient te worden aan de schenkbelasting. De aanvragers verzoeken dit te willen bevestigen.
5.4. Toepassing van artikel 2.8.3.0.1 VCF
Gelet op de hogere uiteenzetting is artikel 2.8.1.0.1 VCF van toepassing, zodat ook artikel 2.8.3.0.1, § 1 VCF van toepassing zal zijn. Er zal derhalve schenkbelasting worden geheven op het (concrete) aandeel dat aan de begiftigde zal worden geschonken op basis van de verkoopwaarde van de geschonken goederen.
In concreto zal er dus schenkbelasting worden geheven op de schenking van de over te dragen eigendomsrechten, met name ten belope van één vierde (of 25%). De aanvragers verzoeken dit te willen bevestigen.
4.5. Toepassing van artikel 2.8.4.1.1 VCF
Gelet op de hogere uiteenzetting is artikel 2.8.1.0.1 VCF van toepassing, zodat ook artikel 2.8.4.1.1, § 1 VCF van toepassing zal zijn. De verschuldigde schenkbelasting zal derhalve berekend worden volgens het tarief van toepassing voor onroerende goederen, vermeld in tabel I (verkrijging in rechte lijn en tussen partners). De aanvragers verzoeken dit te willen bevestigen.
5.5. Geen fiscaal misbruik
5.5.1. Algemeen
De algemene antimisbruikbepaling kan slechts worden toepast indien de gewone interpretatiemethode, de technische bepalingen van het wetboek, de simulatieleer en de specifieke fiscale misbruikbepalingen (de zgn. fictiebepalingen) geen toepassing vinden. Ook het Grondwettelijk Hof heeft reeds gesteld dat de algemene antimisbruikbepaling niet kan worden ingeroepen indien bepaalde verrichtingen al vallen onder een specifieke antimisbruikbepaling.
De aanvraag door de aanvragers frustreren echter geen enkele specifieke en mogelijke toepasselijke antimisbruikbepaling(en).
Evenmin kan daarentegen de algemene antimisbruikbepaling worden aangewend. Om de algemene antimisbruikbepaling zoals vervat in artikel 3.17.0.0.2 VCF te kunnen aanwenden, moet de Vlaamse Belastingdienst enerzijds aantonen dat de belastingplichtige een rechtshandeling of een geheel van rechtshandelingen stelt dat eenzelfde verrichting tot stand brengt (objectief element) en anderzijds dat het doorslaggevende, zo niet exclusieve, motief erin bestaat belasting te ontwijken (subjectief element).
In casu zijn de omstandigheden vrij duidelijk. Er vindt namelijk een schenking plaats, waarbij aan alle constitutieve elementen is voldaan, opdat er sprake zou zijn van een beschikking ten kosteloze titel die de schenkbelasting opeisbaar maken. In de concrete omstandigheden van deze aanvraag is het overigens het één of het ander: ofwel is de schenkbelasting opeisbaar, ofwel is het verdeelrecht opeisbaar. De onderliggende verrichting die het ene dan wel het andere recht opeisbaar maakt, is een wezenlijk verschil. Dat de partijen ervoor kiezen om geen tegenprestatie te stellen tegenover de overdracht van de onverdeelde eigendomsrechten is een eigen keuze en behoort tot de contractuele vrijheid van de partijen. Hoger werd aangetoond dat de aanvragers duidelijk de intentie hebben om een schenking tot stand te brengen door dochter aan moeder.
De aanvragers verzoeken om te bevestigen dat er geen sprake is van fiscaal misbruik, zodat de antimisbruikbepaling niet zal worden toegepast.
5.5.2. Niet-fiscale motieven
De omstandigheid dat de beschikker geen tegenprestatie wenst voor de overdracht van de door haar aangehouden eigendomsrechten en dat zij dit doet vanuit vrijgevigheid, volstaat om deze verrichting te kwalificeren als een schenking op grond waarvan de schenkbelasting opeisbaar zal zijn. Hiermee ligt onmiddellijk ook het niet-fiscaal motief van de aanvragers bloot: de intentie om te begiftigden.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
6. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.
7. Volgende artikelen uit de VCF wordt onderzocht:
- Art. 2.8.1.0.1 VCF, dat luidt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”.
- Art. 2.8.3.0.1 VCF, dat luidt:
Ҥ 1. Voor de schenkingen onder de levenden van roerende en onroerende goederen wordt een schenkbelasting geheven op het aandeel van elke begiftigde, op basis van de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van lasten.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt de belastbare grondslag als volgt vastgesteld :
1° voor de schenking van financiële instrumenten die toegelaten zijn tot verhandeling op Belgische of buitenlandse gereglementeerde markten als vermeld in artikel 2, eerste lid, 5° en 6°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en voor Belgische of buitenlandse multilaterale handelsfaciliteiten als vermeld in artikel 2, eerste lid, 4°, van de voormelde wet, volgens de beurswaarden ervan op datum van de eerste dag van de maand waarin de schenking plaatsvindt. Als er op die datum geen notering is, geldt de beurswaarde op de eerstvolgende dag waarop er opnieuw een notering wordt vastgesteld. Als er op de datum van de eerste dag van de maand waarin de schenking plaatsvindt voor bepaalde van de geschonken waarden wel en voor andere geen notering is, wordt de belastbare grondslag van die laatste waarden vastgesteld volgens de beurswaarden op de eerstvolgende dag waarop er wel een notering is;
2° voor de schenking van het vruchtgebruik of de blote eigendom van een onroerend goed, zoals in artikel 2.9.3.0.4 tot en met artikel 2.9.3.0.7 is bepaald;
3° voor de schenking van het op het leven van de begiftigde of een derde gevestigde vruchtgebruik van roerende goederen, volgens de volgende formule :
belastbare grondslag = a x b, waarbij :
a) a = de jaarlijkse opbrengst van de goederen, forfaitair vastgesteld op 4% van de waarde van de volle eigendom van de goederen;
b) b = de leeftijdscoëfficiënt, vermeld in de tabel van artikel 2.9.3.0.4, § 1, naargelang de leeftijd van de persoon op het hoofd van wie het vruchtgebruik is gevestigd op de datum van de schenking;
4° voor de schenking van het voor een bepaalde tijd gevestigd vruchtgebruik van roerende goederen, door het bedrag van de jaarlijkse opbrengst tegen 4% te kapitaliseren over de duur van het vruchtgebruik, bepaald in de schenkingsakte. De jaarlijkse opbrengst van de roerende goederen wordt forfaitair vastgesteld op 4% van de waarde van de volle eigendom van die goederen. Het aldus verkregen bedrag van de belastbare grondslag mag evenwel niet meer bedragen dan hetzij de waarde, berekend volgens punt 3°, als het vruchtgebruik gevestigd is ten voordele van een natuurlijke persoon, hetzij twintig keer de opbrengst, als het vruchtgebruik gevestigd is ten voordele van een rechtspersoon;
5° voor de schenking van de blote eigendom van roerende goederen waarvan het vruchtgebruik door de schenker is voorbehouden, op basis van de verkoopwaarde van de volle eigendom van de goederen;
6° voor de schenking van de blote eigendom van roerende goederen waarvan het vruchtgebruik door de schenker niet is voorbehouden, op basis van de verkoopwaarde van de volle eigendom van de goederen, verminderd met de waarde van het vruchtgebruik, berekend volgens punt 3° of punt 4° ;
7° voor schenkingen van een lijfrente of een levenslang pensioen, op basis van het jaarlijkse bedrag van de uitkering, vermenigvuldigd met de leeftijdscoëfficiënt, vermeld in de tabel van artikel 2.9.3.0.4, § 1, die op de begiftigde moet worden toegepast;
8° voor schenkingen van een altijddurende rente, op basis van het jaarlijkse bedrag van de rente, vermenigvuldigd met twintig.
§ 3. Voor de toepassing van paragraaf 1 wordt de last die bestaat uit een som, een rente of een pensioen, onder kosteloze titel bedongen ten voordele van een derde die aanvaardt, in hoofde van die derde als schenking belast en wordt de last van het aandeel van de hoofdbegiftigde afgetrokken. In de mate dat de schenking betrekking heeft op onroerende goederen, wordt de last in hoofde van de derde als schenking belast volgens de tarieven, vermeld in artikel 2.8.4.1.1, § 1.”;
- Art. 2.8.4.1.1, §1, VCF, dat luidt:
Ҥ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen :
TABEL I
verkrijging in rechte lijn en tussen partners | |||
gedeelte van de schenking |
| ||
A | tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in % | totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro | |
Vanaf | tot en met |
|
|
0,01 | 150.000 | 3 | - |
150.000,01 | 250.000 | 9 | 4500 |
250.000,01 | 450.000 | 18 | 13.500 |
450.000,01 | 27 | 49.500 |
TABEL II
tarief tussen alle andere personen | |||
gedeelte van de schenking |
| ||
A schijf in euro | tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in % | totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro | |
Vanaf | tot en met |
|
|
0,01 | 150.000 | 10 | - |
150.000,01 | 250.000 | 20 | 15.000 |
250.000,01 | 450.000 | 30 | 35.000 |
450.000,01 | 40 | 95.000 |
“;
- Art.2.10.1.0.1 VCF, dat luidt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt het verdeelrecht gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende :
1° gedeeltelijke of gehele verdelingen van onroerende goederen;
2° afstanden onder bezwarende titel, onder mede-eigenaars, van onverdeelde delen in onroerende goederen;
3° omzetting als vermeld in artikel 4.61 en 4.62 van het Burgerlijk Wetboek, zelfs als er geen onverdeeldheid is.”;
- Art. 2.10.3.0.1 VCF, dat luidt:
Ҥ 1. Het verdeelrecht wordt vastgesteld op basis van de overeengekomen waarde van de goederen, zoals ze blijkt uit de bepalingen van de akte, zonder dat de belastbare grondslag lager dan de verkoopwaarde mag zijn.
In voorkomend geval wordt de verkoopwaarde van het vruchtgebruik of van de blote eigendom overeenkomstig artikel 2.9.3.0.1 tot en met artikel 2.9.3.0.7 vastgesteld.
§ 2
Voor de goederen waarvan de akte de onverdeeldheid doet ophouden onder al de mede-eigenaars, wordt de belasting geheven op de waarde van die goederen.
Voor de goederen waarvan de akte de onverdeeldheid niet doet ophouden onder al de mede-eigenaars, wordt de belasting geheven op de waarde van de afgestane delen.”;
- Art. 2.10.4.0.1, dat luidt:
“Het verdeelrecht bedraagt 2,5 %.
Het recht wordt op 1 % gebracht als de verdeling of de afstand, vermeld in artikel 2.10.1.0.1, 1° of 2°:
1° tussen ex-echtgenoten plaatsvindt na of uitwerking heeft door de echtscheiding;
2° tussen ex-wettelijke samenwonenden plaatsvindt binnen een termijn van drie jaar die volgt op de beëindiging van de wettelijke samenwoning conform artikel 1476, § 2, van het Burgerlijk Wetboek en op voorwaarde dat de personen op de dag van deze beëindiging ten minste een jaar ononderbroken met elkaar wettelijk samenwoonden.”;
- Art. 3.17.0.0.2 VCF, dat luidt:
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.
8. In casu draagt de dochter 1/4de volle eigendom van de vermelde onroerende goederen waarvoor een krediet werd aangegaan over aan de moeder. Het krediet waarvoor ook de dochter voor haar deel mee betaalt, wordt, indien de bank toestemming geeft, overgedragen aan de moeder.
In casu betreft het dus een schenking met last. In geval van een schenking met last moet worden uitgemaakt of de overeenkomst nog wel de aard van een schenking heeft dan wel als een rechtshandeling onder bezwarende titel moet gekwalificeerd worden.
In casu wordt het deel van de dochter (1/4de) in de woning met tuin met een waarde van 312.000 euro (312.000 x 4 = 78.000 euro) aan de moeder overgedragen. De last bestaat er in dat de moeder (begiftigde) het openstaand bedrag van het krediet dat betrekking heeft op het overgedragen deel verder moet dragen, zijnde 59.500 euro (238.000 euro / 4).
Rekening houdende met de opgelegde lasten zou de begiftigde een voordeel van 18.500 euro verkrijgen, hetzij 23,7% (afgerond) van de schenking.
De last belet in casu dus niet dat de overeenkomst in haar geheel een gift is. De waarde van de last immers lager is dan die van de geschonken goederen, zodat de verrichting voor de begiftigde nog een voordeel oplevert (23,7% van de schenking).
9. Uit het geheel van de feiten blijkt dat naast de verarming van de schenker en de verrijking van de begiftigde ook het begiftigingsinzicht bij de schenker aanwezig is zodat de voorgenomen verrichting voor zover de waardering van de te schenken goederen met de werkelijkheid overeenstemt een schenking is en geen overdracht onder bezwarende titel. De artikelen 2.10.1.0.1 VCF, 2.10.3.0.1 VCF en 2.10.4.0.1. VCF zijn in dat geval niet van toepassing.
10. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt in casu geen fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF. Bovendien liggen er aan het contract ook niet-fiscale motieven ten grondslag die opwegen tegen de fiscale motieven.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.