VB 23078 - Schenking met last of verkoop
- Nummer
- 23078
- Datum beslissing
- 16 januari 2024
- Publicatiedatum
- 9 februari 2024
Heffing
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.8.1.0.1. VCF
- art. 2.8.3.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De vraag is de volgende: kan onderstaande voorgenomen handeling aanzien worden als een schenking of is de last te groot waardoor deze handeling aanzien wordt als een handeling onder bezwarende titel?
2. De vraag om voorafgaande beslissing betreft meer bepaald de artikelen 2.8.1.0.1 VCF, 2.8.3.0.1 VCF, 2.8.4.1.1 VCF en 3.17.0.0.2 VCF.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
3. De aanvraag wordt ingediend door notaris […] te […], namens
3.1. de heer X, geboren te […] op xx.xx.1970, (rijksregisternummer […]) en zijn echtgenote
3.2. mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1968 (rijksregisternummer […])
samenwonende te […].
De voornoemde sub 3.1. en 3.2., zijn de ouders en schenkers.
4. De betrokken partijen zijn:
4.1. de zoon A, de begiftigde, geboren te […] op xx.xx.1994, echtgenoot van mevrouw […], wonende te […], rijksregisternummer […];
4.2. de dochter B, die in een latere fase een schenking zou ontvangen, geboren te […] op xx.xx.1996, echtgenote van de heer […], wonende te […], Rijksregisternummer: […].
5. Het betrokken onroerende goed betreft:
5.1. een hoeve gelegen te […], tweede afdeling, […], sectie C (delen van) nummers […]. De juist oppervlakte moet nog bepaald worden door meting maar zal ongeveer 1,50 ha zijn en een waarde hebben van € 600.000,00 (eventueel een klein beetje aan te passen volgens de opgemeten oppervlakte).
Behalve het woonhuis, wordt de rest van de hoeve en de geschonken gronden aangewend voor de familiale onderneming, welke nu nog uitgebaat wordt door de ouders. Hiervoor zal om de vrijstelling van artikel 2.8.6.0.3.§1 VCF verzocht worden met uitzondering van het woonhuis. Het attest hiertoe zal eerstdaags aangevraagd worden.
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
6. De echtgenoten X – Y vermeld onder punt 3. wensen een schenking in volle eigendom te doen van de hoeve vermeld onder punt 5.1.
7. Het goed zou volledig geschonken worden aan hun zoon A (vermeld onder punt 4.1) onder last van de helft van de waarde uit te keren aan zijn ouders.
8. De opleg zou door de heer A betaald worden dmv een krediet.
III. Motivering van de aanvraag
9. Het is de uitdrukkelijke wens van de ouders dat de hoeve in de familie blijft en verder uitgebaat wordt door de zoon maar ze willen ook een zekere financiële marge te behouden voor als ze op pensioen zijn. Zij zullen in een volgende fase een schenking doen aan hun dochter B, zodat de gelijkheid tussen de kinderen behouden blijft.
10. De opgelegde last belet geenszins dat de overeenkomst in haar geheel een schenking is. A zal sowieso een aanzienlijk voordeel verkrijgen door de voorgenomen schenking. Het feit dat A voor de opgelegde last en voor de overname van het landbouwbedrijf een krediet dient aan te gaan belet niet dat hij nog steeds een groot voordeel heeft uit de schenking.
11. Het is uitdrukkelijk de bedoeling van de ouders om te schenken. Zij willen zich onherroepelijk ontdoen van de hoeve en de hoevewoning met omliggende grond om hun kind(eren) te verrijken. Zij beschouwen huidige schenking en de latere schenkingen als één geheel, die ertoe strekt om op een evenwichtige manier hun vermogen ten kosteloze titel over te dragen aan de volgende generatie.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
12. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.
13. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.
14. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:
- Artikel 2.8.1.0.1 VCF, dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;
- Artikel 2.8.3.0.1 VCF, dat luidt als volgt:
Ҥ 1. Voor de schenkingen onder de levenden van roerende en onroerende goederen wordt een schenkbelasting geheven op het aandeel van elke begiftigde, op basis van de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van lasten.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt de belastbare grondslag als volgt vastgesteld:
1° voor de schenking van financiële instrumenten die toegelaten zijn tot verhandeling op Belgische of buitenlandse gereglementeerde markten als vermeld in artikel 2, eerste lid, 5° en 6°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en voor Belgische of buitenlandse multilaterale handelsfaciliteiten als vermeld in artikel 2, eerste lid, 4°, van de voormelde wet, volgens de beurswaarden ervan op datum van de eerste dag van de maand waarin de schenking plaatsvindt. Als er op die datum geen notering is, geldt de beurswaarde op de eerstvolgende dag waarop er opnieuw een notering wordt vastgesteld. Als er op de datum van de eerste dag van de maand waarin de schenking plaatsvindt voor bepaalde van de geschonken waarden wel en voor andere geen notering is, wordt de belastbare grondslag van die laatste waarden vastgesteld volgens de beurswaarden op de eerstvolgende dag waarop er wel een notering is;
2° voor de schenking van het vruchtgebruik of de blote eigendom van een onroerend goed, zoals in artikel 2.9.3.0.4 tot en met artikel 2.9.3.0.7 is bepaald;
3° voor de schenking van het op het leven van de begiftigde of een derde gevestigde vruchtgebruik van roerende goederen, volgens de volgende formule:
belastbare grondslag = a x b, waarbij :
a) a = de jaarlijkse opbrengst van de goederen, forfaitair vastgesteld op 4% van de waarde van de volle eigendom van de goederen;
b) b = de leeftijdscoëfficiënt, vermeld in de tabel van artikel 2.9.3.0.4, § 1, naargelang de leeftijd van de persoon op het hoofd van wie het vruchtgebruik is gevestigd op de datum van de schenking;
4° voor de schenking van het voor een bepaalde tijd gevestigd vruchtgebruik van roerende goederen, door het bedrag van de jaarlijkse opbrengst tegen 4% te kapitaliseren over de duur van het vruchtgebruik, bepaald in de schenkingsakte. De jaarlijkse opbrengst van de roerende goederen wordt forfaitair vastgesteld op 4% van de waarde van de volle eigendom van die goederen. Het aldus verkregen bedrag van de belastbare grondslag mag evenwel niet meer bedragen dan hetzij de waarde, berekend volgens punt 3°, als het vruchtgebruik gevestigd is ten voordele van een natuurlijke persoon, hetzij twintig keer de opbrengst, als het vruchtgebruik gevestigd is ten voordele van een rechtspersoon;
5° voor de schenking van de blote eigendom van roerende goederen waarvan het vruchtgebruik door de schenker is voorbehouden, op basis van de verkoopwaarde van de volle eigendom van de goederen;
6° voor de schenking van de blote eigendom van roerende goederen waarvan het vruchtgebruik door de schenker niet is voorbehouden, op basis van de verkoopwaarde van de volle eigendom van de goederen, verminderd met de waarde van het vruchtgebruik, berekend volgens punt 3° of punt 4° ;
7° voor schenkingen van een lijfrente of een levenslang pensioen, op basis van het jaarlijkse bedrag van de uitkering, vermenigvuldigd met de leeftijdscoëfficiënt, vermeld in de tabel van artikel 2.9.3.0.4, § 1, die op de begiftigde moet worden toegepast;
8° voor schenkingen van een altijddurende rente, op basis van het jaarlijkse bedrag van de rente, vermenigvuldigd met twintig.
§ 3. Voor de toepassing van paragraaf 1 wordt de last die bestaat uit een som, een rente of een pensioen, onder kosteloze titel bedongen ten voordele van een derde die aanvaardt, in hoofde van die derde als schenking belast en wordt de last van het aandeel van de hoofdbegiftigde afgetrokken. In de mate dat de schenking betrekking heeft op onroerende goederen, wordt de last in hoofde van de derde als schenking belast volgens de tarieven, vermeld in artikel 2.8.4.1.1, § 1.”;
- Artikel 2.8.4.1.1 VCF, dat luidt als volgt:
Ҥ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen :
TABEL I
verkrijging in rechte lijn en tussen partners | |||
gedeelte van de schenking |
| ||
A | tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in % | totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro | |
Vanaf | tot en met |
|
|
0,01 | 150.000 | 3 | - |
150.000,01 | 250.000 | 9 | 4500 |
250.000,01 | 450.000 | 18 | 13.500 |
450.000,01 | 27 | 49.500 |
TABEL II
tarief tussen alle andere personen | |||
gedeelte van de schenking |
| ||
A schijf in euro | tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in % | totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro | |
Vanaf | tot en met |
|
|
0,01 | 150.000 | 10 | - |
150.000,01 | 250.000 | 20 | 15.000 |
250.000,01 | 450.000 | 30 | 35.000 |
450.000,01 | 40 | 95.000 |
§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 en 2 bedraagt het tarief van de schenkbelasting 0 % voor schenkingen, inclusief inbrengen om niet, aan :
1° het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap;
2° de Vlaamse, de Franse en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;
3° de Franse en de Duitstalige Gemeenschap en aan het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
4° een staat van de Europese Economische Ruimte;
5° provincies en gemeenten in het Vlaamse Gewest;
6° de openbare instellingen van de publiekrechtelijke rechtspersonen, vermeld in de punt 1° tot en met 5° ;
7° erkende woonmaatschappijen als vermeld in artikel 4.36 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
8° het Vlaams Woningfonds;
9° dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen als vermeld in artikel 12, § 2, 2° en 3°, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;
10° verenigingen zonder winstoogmerk, ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen van openbaar nut;
11° openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
In afwijking van paragraaf 1 en 2 bedraagt het tarief van de schenkbelasting 5,5% voor schenkingen, inclusief inbrengen om niet, aan beroepsverenigingen en private stichtingen.
In afwijking van het eerste lid wordt de schenkbelasting, vermeld in paragraaf 1 en 2, gebracht op 100 euro voor de schenkingen, inclusief inbrengen om niet, gedaan aan rechtspersonen als vermeld in het tweede lid, als de schenker zelf een rechtspersoon als vermeld in het tweede lid, is.
Het tarief, vermeld in het eerste, tweede en derde lid, is ook van toepassing op gelijksoortige rechtspersonen die opgericht zijn volgens en onderworpen zijn aan de wetgeving van een andere staat van de Europese Economische Ruimte, en die bovendien hun zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte hebben.”;
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF, dat luidt als volgt
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.
15. Een schenking met last is een schenking waarbij de begiftigde er zich toe verbindt een bepaalde tegenprestatie te leveren.
Deze tegenprestatie wordt aan de begiftigde opgelegd door de schenker en kan zijn bedongen in diens eigen voordeel of in het voordeel van een derde.
16. In casu schenken de ouders aan hun zoon een hoeve met een voorlopig door de partijen geschatte waarde van 600.000 euro onder last van uitkering van de helft van de waarde aan de ouders/schenkers.
Rekening houdende met de opgelegde last zou de hoofdbegiftigde een voordeel van 50% van de schenking verkrijgen.
17. In geval van een schenking met last moet worden uitgemaakt of de overeenkomst nog wel de aard van een schenking heeft, dan wel als een rechtshandeling onder bezwarende titel moet gekwalificeerd worden.
18. De last belet niet dat de overeenkomst in haar geheel een gift is, wanneer de waarde van de last lager is dan die van de geschonken goederen, zodat de verrichting voor de begiftigde nog een voordeel oplevert.
Bovendien moet bij de schenkers de wil aanwezig zijn om zich te verarmen (animus donandi) (subjectief element).
19. Uit de gegevens van de aanvraag blijkt dat de ouders vermeld onder punt 3. het onroerend goed vermeld onder punt 5.1 aan hun zoon, de heer A, wensen te schenken. De begiftigde houdt na uitvoering van de last de helft van de waarde van het geschonken goed over en wordt dus verrijkt.
20. Uit het geheel van de feiten blijkt dat naast de verarming van de schenkers en de verrijking van de begiftigde ook het begiftigingsinzicht bij de schenkers aanwezig is zodat de voorgenomen verrichting, voor zover de waardering van de te schenken goederen met de werkelijkheid zal overeenstemmen en de last de helft van deze waarde is, een schenking is en geen overdracht onder bezwarende titel.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.