Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 23014 - Inbreng van een woning in een vennootschap gevolgd door schenking van de aandelen Vlaamse Belastingdienst

VB 23014 - Inbreng van een woning in een vennootschap gevolgd door schenking van de aandelen

Voorafgaande beslissing
Nummer
23014
Datum beslissing
22 mei 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe – met oog op transparantie en het bekomen van rechtszekerheid -bevestiging te krijgen dat:

1.1. de voorgenomen schenking onderworpen is aan het tarief van de schenkbelasting voor roerende goederen (vlak tarief van 3% - artikel 2.8.4.1.1, §2, 1e, VCF), en aldus niet onderworpen zal worden aan het (algemene) tarief van de schenkbelasting van onroerende goederen zoals opgenomen in artikel 2.8.4.1.1, §1, VCF;

1.2 de voorgenomen schenking, rekening houdend met het geheel van de verrichtingen, geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door de heer […], bedrijfsrevisor, te […], namens:

2.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.1955, van Belgische nationaliteit, RR […], en zijn echtgenote;

2.2. mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1958, van Belgische nationaliteit, RR […],

samenwonende te […].

De echtgenoten X-Y zijn gehuwd te […] op xx.xx.1979 onder het wettelijk stelsel zonder huwelijkscontract.

Een eerste keer gewijzigd met behoud van stelsel blijkens akte verleden voor notaris […], te […], op xx.xx.1997.

Een tweede maal gewijzigd met behoud van stelsel ingevolge akte verleden voor notaris […], te […], op xx.xx.2003.

3. De betrokken partijen zijn:

3.1. Enerzijds de kinderen van de echtgenoten X-Y:

3.1.1. De heer A, geboren te […] op xx.xx.1980, van Belgische nationaliteit, RR […], echtgenoot van Mevrouw […], wonende te […].

Gehuwd te […] op xx.xx.2007 het Belgische wettelijk stelsel zonder huwelijkscontract; éénmalig gewijzigd (met behoud van het stelsel) bij akte verleden voor notaris […], te […], op xx.xx.2018; ongewijzigd sindsdien.

3.1.2. De heer B, geboren te […] op xx.xx.1982, van Belgische nationaliteit, RR […], echtgenoot van Mevrouw […], wonende te […].

Gehuwd te […] op xx.xx.2018 onder het stelsel van scheiding van goederen, verleden voor notaris […], te […] op xx.xx.2018; ongewijzigd sindsdien.

3.2. En anderzijds de familiale patrimoniumvennootschap:

De besloten vennootschap "C", met zetel te […], met ondernemingsnummer […], afdeling […].

Opgericht bij akte verleden voor notaris […], destijds te […], op xx.xx.2006, gepubliceerd in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad onder nummer […].

De statuten van de vennootschap werden laatst gewijzigd blijkens notulen opgesteld door notaris […], te […] op xx.xx.2017, gepubliceerd in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad op xx.xx.2018 onder nummer […].

De enige actuele aandeelhouders– totaliteit van 100 aandelen:

• De heer X – 100 aandelen in vruchtgebruik

• De heer A – 50 aandelen in blote eigendom

• De heer B – 50 aandelen in blote eigendom

Voormelde aandelenverhouding is al meer dan 15 jaar (sinds 2007) ongewijzigd gebleven.

Bestuurders:

• De heer X

• Mevrouw Y

De vennootschap heeft tot voorwerp:

De vennootschap kan voor eigen rekening, voor rekening van derden, of in deelneming met derden alle verrichtingen die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op het oordeelkundig beheer van onroerende en roerende goederen, onder meer door in België en in het buitenland, de aankoop, de verkoop, de verhuring, de verkaveling de leasing, de overdracht, de ruiling en het beheer van onroerende goederen en roerende waarden.

- Vastgoedpromotie

[…]

In het algemeen zal de vennootschap alle commerciële, industriële, financiële, roerende en onroerende handelingen verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks, geheel of gedeeltelijk verband houden met haar voorwerp of die er de verwezenlijking van vergemakkelijken.

Zij kan meer bepaald bij wege van inbreng, fusie, inschrijving, financiële interventie of op enige andere wijze belangen nemen in vennootschappen, verenigingen of ondernemingen in België of in het buitenland, waarvan het voorwerp geheel of gedeeltelijk samenvalt of verband houdt met het hare of bijdraagt tot de realisatie ervan.

4. Het betrokken onroerende goed betreft:

Een huis op en met grond te […], in de diensten van het kadaster gekend onder […], 2de afdeling, sectie E, nrs. […] en […].

Deze woning is 100% in volle eigendom: de heer X en zijn echtgenote mevrouw Y, die deze woning ook als hoofdverblijfplaats gebruiken.

De geraamde waarde op basis van een schattingsverslag door erkend schatter-expert Vlabel […] (identificatienummer […]) per xx.xx.2022 – vrije verkoopwaarde = 5.300.000 EUR.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

5. Wens en doelstelling van betrokken partijen :

De betrokken partijen, met name zowel de ouders en de kinderen, als de vennootschap, wensen dat het huis deel uitmaakt van de familiale patrimoniumvennootschap en dat de familiale verhoudingen in de vennootschap ongewijzigd blijven en onder meer om volgende redenen:

  • coherent, consistent en eenvoudig beheer van het volledige familiale vastgoed;
  • bescherming van het familiale vastgoed zowel extern tegen eventuele (privé-) schuldeisers van de familieleden als intern tegen eventuele onbekwame of minderjarige familieleden;
  • lange termijn bestemming: beter behoud van en bescherming tegen verkaveling en splitsing van het familiale vastgoed;
  • versterkte controle op het beheer met een bestuur in een eerste fase gecentraliseerd bij de ouders en in latere fase bij de kinderen;
  • uitbouw op termijn van een evenwichtige familiale balans tussen de 2 familiale takken, met name
    • tak A (met zelf 3 kinderen)
    • tak B (met zelf 2 kinderen)

6. De geplande transactie bestaat uit 2 delen:

Stap 1: de inbreng van 100% van de blote eigendom van voormeld huis in de BV C. Deze inbreng zal geschieden aan maximale tarief van 12% registratiebelasting (verkooprechten) op de volle venale waarde van het onroerende goed. In ruil hiervoor krijgen de ouders nieuwe aandelen van de BV C.

Stap 2: de schenking van de blote eigendom van de nieuw gecreëerde aandelen van de ouders aan de kinderen, zodat de eindsituatie opnieuw zal zijn dat de kinderen de blote eigendom van alle aandelen in de vennootschap bezitten, en de ouders het vruchtgebruik van alle aandelen. De schenking is onderhevig aan 3% registratiebelasting; wederom op de waarde van de volle eigendom van de geschonken aandelen. Deze 2e stap is het voorwerp van de aanvraag.

III. Motivering van de aanvraag

7. De familie X beschikt sinds 2006 over een familiale patrimoniumvennootschap, BV C, waar zij hun onroerende beleggingen in ondergebracht hebben. Deze vennootschap is vandaag reeds in het bezit van 4 aanzienlijke onroerende goederen die zij verhuurt. De huuropbrengsten hiervan bedragen ongeveer 350.000 EUR/jaar. Voor het overige heeft deze vennootschap geen activiteiten. De blote eigendom van de aandelen van deze vennootschap ligt bij de kinderen, de vader heeft het vruchtgebruik en de ouders hebben het beheer en bestuur.

De ouders willen nu ook een regeling treffen voor hun laatste onroerend goed. Mede gezien de bestaande structuren, willen zij met name huis te […], met voorbehoud van levenslang vruchtgebruik, mee in de familiale patrimoniumvennootschap onderbrengen. Dit past in het kader van hun familiale geschiedenis, organisatie en successieplanning. Zij streven naar een situatie, waarbij na hun overlijden het volledige opgebouwde vastgoedpatrimonium op lange termijn en over generaties heen binnen de familie “X” behouden zal blijven, en dit op een transparante en eenvoudig te besturen manier via de familiale vastgoedvennootschap. Bovendien willen de ouders hierover controle behouden zolang zij nog in leven zijn.

Zij willen vermijden dat bij hun overlijden dit onroerende goed als enige onroerend goed in onverdeeldheid bij hun 2 kinderen terechtkomt. Of in nog complexere situaties, wanneer ook de derde generatie hierbij betrokken zal worden. Vandaar willen zij ook geen schenking van het onroerende goed aan hun kinderen doorvoeren, gezien dit niet het gewenste effect van centralisatie en eenvoudig beheer via de patrimoniumvennootschap zal hebben. De betrokkenen zijn ook bereid om in dit kader het hoogste tarief van 12% registratiebelasting (verkooprechten) op de venale waarde van de volle eigendom van het onroerende goed onmiddellijk te betalen, net zoals bij een overdracht aan derden.

Voor de vennootschap zelf is dit eveneens een interessante transactie. Haar voorwerp is de exploitatie van en handel in onroerende goederen. Op deze manier verkrijgt de vennootschap de blote eigendom van een interessant onroerend goed, zonder dat er hier een financiering nodig is voor de aanschaffing. Enkel de registratiebelasting (verkooprechten) dienen betaald te worden. In ruil verzekert de vennootschap zich van toekomstige huuropbrengsten en eventueel een meerwaarde bij latere verkoop. Beide soorten opbrengsten zullen belastbaar zijn in de vennootschapsbelasting, en zullen eventueel nogmaals belast worden bij uitbreng naar de aandeelhouders. Dit gezegd zijnde, zijn er momenteel geen plannen om het onroerende goed te vervreemden. Integendeel, deze inbreng versterkt de lange termijnvisie van de familie. Men wil het net in vennootschap onderbrengen, teneinde het langdurig in het familiepatrimonium te kunnen behouden. Dit zodat alle kinderen en kleinkinderen hiervan later nog kunnen genieten, zonder dat persoonlijke omstandigheden of moeilijke familiale situaties hier voor problemen kunnen zorgen.

A contrario: de enige andere manier om eenzelfde resultaat te bekomen is eerst de schenking van het huis aan het tarief onroerend goed te realiseren, om het daarna door de kinderen te laten inbrengen in de vennootschap. Dit is chronologisch onlogisch en bovendien risicovoller naar controle toe (wat als de kinderen niet inbrengen).

Andere opties zijn er niet. Een verkoop aan de vennootschap is financieel niet haalbaar. Conform het voorwerp is vennootschapsvermogen hoofdzakelijk samengesteld uit onroerend goed. Bij gebrek aan liquide middelen zou de vennootschap verplicht zijn tot een financiering bij de bank, wat in deze tijd van hoge rentes economisch af te raden is.

Kortom de voorgestelde oplossing is dubbel getaxeerd, maar stemt overeen met de wensen en doelstellingen van de familie en de vennootschap en geeft voor de vennootschap én de familie de beste oplossing zonder de fiscaliteit te frustreren, noch op het gebied van registratiebelasting, noch op het gebied van vennootschapsbelasting.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

7. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten/rechtshandelingen op burgerlijk vlak.

8. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

- Artikel 2.8.4.1.1, §1 en §2, VCF, dat luidt:

Ҥ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen :

TABEL I

verkrijging in rechte lijn en tussen partners

gedeelte van de schenking

A
schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

3

-

150.000,01

250.000

9

4500

250.000,01

450.000

18

13.500

450.000,01

27

49.500


TABEL II

tarief tussen alle andere personen

gedeelte van de schenking

A schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

10

-

150.000,01

250.000

20

15.000

250.000,01

450.000

30

35.000

450.000,01

40

95.000


§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.
…”.

- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.“

9. Elke rechtshandeling/geheel van rechtshandelingen, gesteld vanaf 1 juni 2012, kan afgetoetst worden aan de algemene antimisbruikbepaling, thans vervat in artikel 3.17.0.0.2 VCF. De verrichting maakt geen fiscaal misbruik uit indien er ook niet-fiscale motieven aan ten grondslag liggen. Herkwalificatie is mogelijk indien de belastingplichtige niet kan aantonen dat de geviseerde verrichting(en) ook niet-fiscale doelstellingen hebben, en dat deze niet-fiscale doelstellingen voldoende opwegen tegen de fiscale motieven.

10. Er moet worden onderzocht of het daadwerkelijk de bedoeling is van de inbrengers/schenkers om het in te brengen onroerend goed te onderwerpen aan het ondernemingsrisico (affectio societatis) en het niet de bedoeling is te schenken aan de begunstigden van de aandelen.

De inbreng van het onroerend goed in de patrimoniumvennootschap onmiddellijk gevolgd door de schenking met voorbehoud van vruchtgebruik van de als vergoeding verkregen aandelen verschaft onmiskenbaar een fiscaal voordeel aan de partijen aangezien de inbreng slechts wordt belast met het algemeen verkooprecht (12%) en de aandelen kunnen geschonken worden aan het gunstige vlakke tarief van 3% voor schenkingen van roerende goederen in rechte lijn.

Door het onroerend goed kort voor de schenking in te brengen in de patrimoniumvennootschap wordt bovendien ingegaan tegen artikel 2.8.4.1.1, §1, VCF, m.n. de progressiviteit in de schenkbelasting voor onroerende goederen.

Met deze progressiviteit in de schenkbelasting wordt bedoeld dat het tarief van de schenkbelasting voor onroerende goederen wordt bepaald door een dubbel progressievoorbehoud: zowel de band die de schenker heeft met de begiftigde, als de grootte van de schenking bepalen het tarief.

Om deze progressiviteit in de schenkbelasting te kunnen kaderen moeten we teruggrijpen naar het verleden:

Vóór de Wet van 30 augustus 1913 werd het schenkingsrecht berekend volgens een gewoon evenredig tarief met een verschillend percentage naargelang de schenking roerende of onroerende goederen tot voorwerp had, naargelang het ging om schenkingen aan verwanten in de rechte lijn of aan andere personen.

Door de Wet van 30 augustus 1913 werden voor het schenkingsrecht en het successierecht dezelfde tarieven ingevoerd. Hierbij werd de verschillende tarifering van de schenkingen van roerende en van onroerende goederen opgeheven doch werden voor de schenkingen aan andere dan verwanten in rechte lijn verschillende tariefklassen ingevoerd.

Door artikel 19 van de Wet van 11 oktober 1919 (B.S. 13 november 1919, 6025) brengende wijzigingen in de wetten op de successie-, registratie- en overschrijvingsrechten werd de parallelle tarifering van de schenkingsrechten en de successierechten verbroken door de invoering van een progressief successierecht per schijf. Het schenkingsrecht bleef gewoon evenredig.

In de memorie van toelichting (Kamer, 1918/19 , 109) is het volgende te lezen:

“Bij art. 19 wordt de nieuwe bepaling der tarieven vastgesteld.

Hierin het voorbeeld van het merendeel der Europeesche landen en, inzonderheid, dat onzer Noorder- en Zuiderburen volgende, wordt door het ontwerp eene belasting gevestigd, die bij schijven klimt te gelijkertijd als de hoegrootheid van het aan elken erfgenaam of legataris opgekomen aandeel.

Indiener eene belasting is, die zich leent aan trapsgewijze verhooging volgens het vermogen van den belastingplichtige, zoo is dat onmiskenbaar wel het successierecht, omdat deze belasting volgens de bewoordingen van de Heer Raymond Poinearé “atteint le redevable au moment où il s’enrichit, sans effort, sans travail, souvent d’une manière inesperée”.…”.

Deze maatregel gaf geen bevrediging.

Voor belangrijke schenkingen lieten de percentages nog in belangrijke mate de ontwijking toe van de successierechten. Bovendien werden schenkingen voor een klein of middelmatig bedrag door de toepasselijke percentages gehinderd.

Met het K.B. nr. 9 van 3 juli 1939 (BS 5 juni 1939, 4544) werd zowel voor de successierechten als voor de schenkingsrechten dezelfde progressieve tarieven ingevoerd.

In het verslag aan de koning valt te lezen:

“Twee verwijten werd in den laatsten tijd gericht tot het huidig heffingsstelsel der evenredige registratierechten op de schenkingsakten.

Het eerste is dat, om reden van hun hoog bedrag … deze rechten doorgaans van aard zijn de giften onder levenden tusschen personen van lage of middelbaren stand te verhinderen, hetgeen bijzonder betreurenswaardig is wanneer het gaat om verdeelingen gedaan door bloedverwanten in de opgaande lijn.

Het tweede is dat de niet-progressiviteit van de belasting het bedrog aanmoedigt dat er voor rijke personen in bestaat, aan den vooravond van hun dood, door geregistreerde akte, de geheelheid of een deel van hun goederen aan hun vermoedelijke erfgenamen of legatarissen te schenken, en zulks derwijzen dat deze het hoog bedrag niet hoeven te betalen van de progressieve successierechten, die berekend worden op alles wat zij in de nalatenschap van den schenking mochten verkrijgen.

Ten einde aan die nadeelen te verhelpen, belast artikel 8 de schenkingen onder levenden met dezelfde progressieve rechten als de nalatenschappen …”.

Deze aangenomen progressieve tarieven werden overgenomen in het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en griffierechten.

Na de regionalisering van de successie- en de schenkingsrecht is er in de meeste gewesten opnieuw een verschil tussen beiden tarieven.

In het licht van de vroegere activering van vermogen en het zichtbaar maken van overdrachten van vermogen werd het progressief tarief voor de schenking van roerende goederen afgeschaft en vervangen door een vast tarief. Voor onroerende goederen bleef dit evenwel bestaan met dezelfde ratio legis, nl. de waarde van het geschonken onroerend goed bepaalt de hoogte van de belasting.

Het is in casu duidelijk dat door de voorgenomen rechtshandelingen die elkaar opvolgen binnen een korte termijn de doelstelling van het artikel 2.8.4.1.1, §1, VCF wordt gefrustreerd, met name wordt doelbewust vermeden dat de onroerende goederen aan artikel 2.8.4.1.1, §1, VCF kunnen worden onderworpen. Gelet op de waarde van het desbetreffende onroerend goed (5.300.000 EUR) is duidelijk dat het in casu gaat om een aanzienlijke belastingbesparing. Elk kind zou een schenking ontvangen van 2.650.000 EUR waarbij op de schijf van 250.000-450.000 het tarief van 20% en boven 450.000 EUR het tarief van 27% zou verschuldigd zijn.

Bovendien wegen de niet-fiscale motieven die aan de rechtshandelingen ten grondslag liggen onvoldoende op tegen de fiscale motieven:

  • De schenkers/inbrengers hadden reeds veel eerder het desbetreffende onroerend goed kunnen inbrengen om het familiaal vastgoed te beschermen;
  • De affectio societatis ontbreekt aangezien het onroerend goed de gezinswoning is voor de schenkers/inbrengers en er geen opbrengsten door de vennootschap worden gegenereerd.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.