Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 22062 - Afstand vruchtgebruik Vlaamse Belastingdienst

VB 22062 - Afstand vruchtgebruik

Voorafgaande beslissing
Nummer
22062
Datum beslissing
9 januari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2023

Heffing

  • Verdeelrecht
  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.10.3.0.1. VCF
  • art. 2.9.3.0.4. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. Deze aanvraag strekt ertoe bevestiging te krijgen dat op voorgenomen verrichting overeenkomstig artikelen 2.10.3.0.1. en 2.9.3.0.4. VCF het verdeelrecht op de verkoopwaarde van het ganse vruchtgebruik geheven moet worden en geen schenkbelasting overeenkomstig artikel 2.8.3.0.1 VCF.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door notaris […], met standplaats te […], namens:

2.1. Mevrouw X, echtgescheiden, geboren te […] op xx.xx.1972, rijksregisternummer […], identiteitskaartnummer […], wonende te […].

2.2. Mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1972, rijksregisternummer […], identiteitskaartnummer […], echtgenote van de heer […], wonend te […].

2.3. De heer Z, ongehuwd, geboren te […] op xx.xx.1967, rijksregisternummer […], identiteitskaartnummer […], wonende te […].

Hierna samen aangeduid als aanvragers, broer, en twee zussen van elkaar.

3. De betrokken onroerende goederen zijn:

STAD […]. Zesde afdeling - […].

- Een feestzaal, op en met grond en alle aanhorigheden, gelegen […] volgens voorgaande titel), volgens recent kadastraal uittreksel en titel is voormeld goed gelegen in de zesde afdeling, sectie B, nummer […], voor een oppervlakte van veertien are (14a).

Voorheen gekadastreerd wijk B nummer […] voor een zelfde oppervlakte.

- Een perceel bouwland, gelegen ter plaatse […], volgens recent kadastraal uittreksel en titel is voormeld gelegen in de zesde afdeling, sectie B, nummer […], voor een oppervlakte van twaalf are negenentwintig centiare (12a29ca).

Voorheen gekadastreerd sectie B nummer […] voor een grotere oppervlakte.

Aanvragers zijn samen eigenaar.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. De aanvragers bezitten thans 1/3 in volle eigendom.

De twee zussen, X en Y, vermeld onder punt 2.1 en punt 2.2, wensen hun aandeel in vruchtgebruik af te staan aan hun broer, vermeld onder punt 2.3, welke aldus eigenaar van de geheelheid in vruchtgebruik zal worden. Elk van de kinderen zal 1/3 in naakte eigendom blijven bezitten. De akte zal worden verleden voor notaris […], te […], op basis van het ontwerp van akte dat in bijlage bij de aanvraag werd gevoegd.

De broer, Z woont immers in de woning, en de zussen (X en Y) wensen:

- niet de lasten van onderhoud en taksen van de woning te dragen zoals wettelijk opgelegd aan de vruchtgebruiker, en

- wensen voornamelijk een zekerheid in te bouwen voor hun broer dat bij vooroverlijden van één of de beide zussen, hun kinderen niet de gedwongen vereffening-verdeling kunnen vorderen jegens de broer en hem uit de woning kunnen zetten. Als het volledige vruchtgebruik bij de broer Z komt, is er immers wat het vruchtgebruik betreft geen onverdeeldheid tussen zussen (of hun erfgenamen) en de broer en kan hiervoor dus geen gerechtelijke vereffening-verdeling voor gevorderd worden.

Ingevolge de voorliggende akte zal het vruchtgebruik dus volledig toekomen aan de broer, waardoor er geen onverdeeldheid meer bestaat tussen de zussen en broer dienaangaande, en gezien naakte eigendom en vruchtgebruik sowieso geen onverdeeldheid inhoudt zullen de neven en nichten van de broer dus geen vereffening meer kunnen vorderen, noch een omzetting van vruchtgebruik zoals wel het geval is zo de zussen het probleem louter zouden willen oplossen met een testament in het voordeel van de broer.

Een oplegsom dient niet te worden betaald bij de akte, gezien de twee zussen en de broer dit beoordelen als een geven en nemen jegens elkaar:

- De broer draagt alle taksen en lasten, de zussen dienen deze niet langer te dragen, en

- de afstand gebeurt evenwel niet “om niet” of met een inzicht om te begiftigen, gezien het ontwerp van akte wel volgende bijzondere voorwaarde bevat:

“Partijen verklaren te zijn overeengekomen dat bij vervreemding van voormelde onroerende goederen, de verkoopprijs alsdan verdeeld zal worden onder partijen, waarbij van de verkoopprijs aan elk der partijen, te weten Z, X en Y, alsdan één/derde zal toekomen.”

Bij eventuele verkoop zal aldus geen rekening worden gehouden met het feit dat het vruchtgebruik enkel bij de broer zit, doch zullen de zussen hun effectief aandeel wel ontvangen. De prijs zal onder hen 3 worden verdeeld in gelijke mate. Er is dus geen schenking.

III. Motivering van de aanvraag

5. Toepasselijk tarief:

Overeenkomstig artikelen 2.10.3.0.1. en 2.9.3.0.4. VCF moet volgens de aanvrager het verdeelrecht op de verkoopwaarde van het ganse vruchtgebruik geheven worden op basis van een jaarlijkse bruto huurwaarde van 12.500 € vermenigvuldigd met coëfficient 13 gezien de broer 54 jaar is, wat een verdeelrecht geeft van 4.062,50 €.

Het betreft hier immers een afstand van vruchtgebruik, en geen schenking, gezien de afstand door de zussen t.a.v. hun broer niet “om niet” gebeurt. De zussen doen immers niet zomaar afstand van hun vruchtgebruik, doch doen dit om te voorkomen dat zij zouden instaan voor de lasten die wegen op de vruchtgebruiker, en bepalen uitdrukkelijk dat, bij verkoop van het goed, alsnog de prijs ten bedrage van de volle eigendom voor hun deel aan hen toekomt, wat impliceert dat de vermogenswaarde aan de broer niet toekomt en deze hem dus niet “geschonken” wordt waardoor dus geen schenkbelasting overeenkomstig artikel 2.8.3.0.1 geheven kunnen worden.

IV. Beslissing

6. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

7. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

8. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

9. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

- Artikel 2.8.3.0.1 VCF dat luidt als volgt:

§ 1. Voor de schenkingen onder de levenden van roerende en onroerende goederen wordt een schenkbelasting geheven op het aandeel van elke begiftigde, op basis van de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van lasten.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt de belastbare grondslag als volgt vastgesteld :

1° voor de schenking van financiële instrumenten die toegelaten zijn tot verhandeling op Belgische of buitenlandse gereglementeerde markten als vermeld in artikel 2, eerste lid, 5° en 6°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en voor Belgische of buitenlandse multilaterale handelsfaciliteiten als vermeld in artikel 2, eerste lid, 4°, van de voormelde wet, volgens de beurswaarden ervan op datum van de eerste dag van de maand waarin de schenking plaatsvindt. Als er op die datum geen notering is, geldt de beurswaarde op de eerstvolgende dag waarop er opnieuw een notering wordt vastgesteld. Als er op de datum van de eerste dag van de maand waarin de schenking plaatsvindt voor bepaalde van de geschonken waarden wel en voor andere geen notering is, wordt de belastbare grondslag van die laatste waarden vastgesteld volgens de beurswaarden op de eerstvolgende dag waarop er wel een notering is;

2° voor de schenking van het vruchtgebruik of de blote eigendom van een onroerend goed, zoals in artikel 2.9.3.0.4 tot en met artikel 2.9.3.0.7 is bepaald;

3° voor de schenking van het op het leven van de begiftigde of een derde gevestigde vruchtgebruik van roerende goederen, volgens de volgende formule :

belastbare grondslag = a x b, waarbij :

a) a = de jaarlijkse opbrengst van de goederen, forfaitair vastgesteld op 4% van de waarde van de volle eigendom van de goederen;

b) b = de leeftijdscoëfficiënt, vermeld in de tabel van artikel 2.9.3.0.4, § 1, naargelang de leeftijd van de persoon op het hoofd van wie het vruchtgebruik is gevestigd op de datum van de schenking;

4° voor de schenking van het voor een bepaalde tijd gevestigd vruchtgebruik van roerende goederen, door het bedrag van de jaarlijkse opbrengst tegen 4% te kapitaliseren over de duur van het vruchtgebruik, bepaald in de schenkingsakte. De jaarlijkse opbrengst van de roerende goederen wordt forfaitair vastgesteld op 4% van de waarde van de volle eigendom van die goederen. Het aldus verkregen bedrag van de belastbare grondslag mag evenwel niet meer bedragen dan hetzij de waarde, berekend volgens punt 3°, als het vruchtgebruik gevestigd is ten voordele van een natuurlijke persoon, hetzij twintig keer de opbrengst, als het vruchtgebruik gevestigd is ten voordele van een rechtspersoon;

5° voor de schenking van de blote eigendom van roerende goederen waarvan het vruchtgebruik door de schenker is voorbehouden, op basis van de verkoopwaarde van de volle eigendom van de goederen;

6° voor de schenking van de blote eigendom van roerende goederen waarvan het vruchtgebruik door de schenker niet is voorbehouden, op basis van de verkoopwaarde van de volle eigendom van de goederen, verminderd met de waarde van het vruchtgebruik, berekend volgens punt 3° of punt 4° ;

7° voor schenkingen van een lijfrente of een levenslang pensioen, op basis van het jaarlijkse bedrag van de uitkering, vermenigvuldigd met de leeftijdscoëfficiënt, vermeld in de tabel van artikel 2.9.3.0.4, § 1, die op de begiftigde moet worden toegepast;

8° voor schenkingen van een altijddurende rente, op basis van het jaarlijkse bedrag van de rente, vermenigvuldigd met twintig.

§ 3. Voor de toepassing van paragraaf 1 wordt de last die bestaat uit een som, een rente of een pensioen, onder kosteloze titel bedongen ten voordele van een derde die aanvaardt, in hoofde van die derde als schenking belast en wordt de last van het aandeel van de hoofdbegiftigde afgetrokken. In de mate dat de schenking betrekking heeft op onroerende goederen, wordt de last in hoofde van de derde als schenking belast volgens de tarieven, vermeld in artikel 2.8.4.1.1, § 1.”;

- Artikel 2.9.3.0.4 VCF dat luidt als volgt:

“§ 1. Als bij een overeenkomst als vermeld in artikel 2.9.3.0.1, een levenslang vruchtgebruik op een onroerend goed wordt gevestigd, wordt de verkoopwaarde (vkw), vermeld in artikel 2.9.3.0.1, § 2, berekend volgens de volgende formule : vkw = a x b.

De parameters, vermeld in het eerste lid, worden als volgt gedefinieerd :

1° a = de jaarlijkse bruto-opbrengst of, bij gebrek daaraan, de brutohuurwaarde van het goed;

2° b = de leeftijdscoëfficiënt, vermeld in de onderstaande tabel, naargelang de leeftijd van de persoon op het hoofd van wie het vruchtgebruik is gevestigd op de dag van de akte :

leeftijdscoëfficiënt

leeftijd van degene op het hoofd van wie de rente gevestigd is, in jaar

18

≤ 20

17

> 20-30

16

> 30-40

14

> 40-50

13

> 50-55

11

> 55-60

9,5

> 60-65

8

> 65-70

6

> 70-75

4

> 75-80

2

> 80

§ 2. Als bij een overeenkomst als vermeld in artikel 2.9.3.0.1, een vruchtgebruik voor beperkte tijd op een onroerend goed wordt gevestigd, wordt de verkoopwaarde, vermeld in artikel 2.9.3.0.1, § 2, berekend door de jaarlijkse opbrengst tegen 4% te kapitaliseren, rekening houdend met de bij de overeenkomst gestelde duur van het vruchtgebruik.

De verkoopwaarde, verkregen in het eerste lid, mag niet hoger zijn dan een van de volgende bedragen :

1° de waarde, vermeld in paragraaf 1, als het gaat om een ten voordele van een natuurlijke persoon gevestigd vruchtgebruik;

2° het bedrag van twintig keer de opbrengst van het onroerend goed, als het gaat om een ten voordele van een rechtspersoon gevestigd vruchtgebruik.

§ 3. In geen geval mag de verkoopwaarde van het vruchtgebruik meer bedragen dan vier vijfde van de verkoopwaarde van de volle eigendom van het onroerend goed.”;

- Artikel 2.10.3.0.1 VCF dat luidt als volgt:

§ 1. Het verdeelrecht wordt vastgesteld op basis van de overeengekomen waarde van de goederen, zoals ze blijkt uit de bepalingen van de akte, zonder dat de belastbare grondslag lager dan de verkoopwaarde mag zijn.

In voorkomend geval wordt de verkoopwaarde van het vruchtgebruik of van de blote eigendom overeenkomstig artikel 2.9.3.0.1 tot en met artikel 2.9.3.0.7 vastgesteld.

§ 2. Voor de goederen waarvan de akte de onverdeeldheid doet ophouden onder al de mede-eigenaars, wordt de belasting geheven op de waarde van die goederen.

Voor de goederen waarvan de akte de onverdeeldheid niet doet ophouden onder al de mede-eigenaars, wordt de belasting geheven op de waarde van de afgestane delen.”.

10. De afstand aan het recht van vruchtgebruik tegen een vergoeding maakt het verdeelrecht van toepassing.

In casu verkregen de partijen bij de overeenkomst elk 1/3 volle eigendom van de onroerende goederen onder punt 3 uit de nalatenschap van hun vader.

De vergoeding voor het bekomen van de geheelheid vruchtgebruik door de broer, vermeld onder punt 2.3. bestaat er in dat de zussen, vermeld onder punt 2.1 en punt 2.2, elk 1/3 van de verkoopprijs van het vruchtgebruik zullen ontvangen bij verkoop van de onroerende goederen, vermeld onder punt 3.

11. Door de overdracht van het vruchtgebruik houdt de onverdeeldheid op voor wat het vruchtgebruik betreft. Het verdeelrecht zal bijgevolg geheven worden op basis van de overeengekomen waarde van de geheelheid vruchtgebruik, zonder dat de belastbare grondslag lager dan de verkoopwaarde mag zijn. De verkoopwaarde zal forfaitair worden berekend in overeenstemming met artikel 2.9.3.0.4, §1, VCF. Er zal rekening gehouden met de leeftijdscoëfficiënt van de broer-overnemer (de heer Z).

12. Het besluitvormingsorgaan kan zich niet uitspreken over de verschuldigde registratiebelasting, vermits het overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §3, 2° VCF niet bevoegd is om een beslissing te nemen over de berekening van de belasting.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.