VB 22047 - Zetelverplaatsing - ontbinding vennootschap Hong Kong en oprichting nieuwe vennootschappen in België - Belgisch vastgoed in vennootschap
- Nummer
- 22047
- Datum beslissing
- 24 oktober 2022
- Publicatiedatum
- 9 november 2022
Heffing
- Verkooprecht
Wettelijke basis
- art. 2.9.1.0.1. VCF
- art. 2.9.1.0.2. VCF
- art. 2.9.1.0.3. VCF
- art. 2.9.1.0.4. VCF
- art. 2.9.1.0.5. VCF
- art. 2.9.1.0.6. VCF
- art. 2.9.1.0.7. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag sterkt ertoe bevestiging te krijgen dat de verplaatsing van de statutaire zetel overeenkomstig artikelen 14:28 e.v. WVV van elk van de hierna vermelde vennootschappen van een aziatisch land naar België een fiscaal non-event is en dat bijgevolg het evenredig verkooprecht ingevolge de artikels 2.9.1.0.1 tot en met 2.9.1.0.7 VCF niet van toepassing is
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door Mr. […], advocaat, kantoor houdende te […], namens:
2.1. Vennootschap A, besloten vennootschap met statutaire zetel te […].
2.2. Vennootschap B met statutaire zetel te […] en fiscaal domicilie […], gekend in de Kruispuntbank van Ondernemingen met ondernemingsnummer […];
2.3. Vennootschap C, met statutaire zetel te […] en met fiscaal domicilie te […], gekend in de Kruispuntbank van Ondernemingen met ondernemingsnummer […].
II. B. Beschrijving van de reeds gedane verrichting(en)
3. Historiek
Naar aanleiding van een fiscaal onderzoek van de Bijzondere Belastinginspectie (BBI), werd onder meer door de vennootschappen op xx.xx.2021 een akkoordverklaring inzake vennootschapsbelasting ondertekend (Stuk 1 in bijlage bij de aanvraag – hierna het “Akkoord”).
In het kader van het Akkoord werd overeengekomen dat de vennootschappen vanaf hun oprichting als Belgische vennootschappen zullen worden beschouwd, met fiscale domicilie te […].
In het licht van de fiscale domicilie, zouden de vennootschappen volgens het Akkoord vervolgens het nodige doen om hun statutaire zetel naar België te verplaatsen. De Bijzondere Belastinginspectie heeft in het kader van het Akkoord reeds bevestigd dit voor doeleinden van directe belastingen als een fiscaal non-event te beschouwen.
In het Belgisch recht wordt de grensoverschrijdende omzetting van een buitenlandse vennootschap naar een binnenlandse vennootschap (immigratie) geregeld door artikelen 14:28 - 14:30 WVV.
Het rechtsstelsel van het aziatisch land, waar de vennootschappen momenteel hun statutaire zetel hebben, realiseert zetelverplaatsingen op een andere manier als in Europa gebruikelijk is, met name door alle activa en passiva toe te wijzen aan een vennootschap van het land waarnaar men wenst te verhuizen en vervolgens de vennootschap te ontbinden en door te halen.
Omwille van de atypische manier van werken vanuit het perspectief van Belgische rechtsonderdaan, zal de zetelverplaatsing gerealiseerd worden door een overdracht van alle activa en passiva van de vennootschappen aan twee Belgische vennootschappen in oprichting, gevolgd door de ontbinding van de vennootschappen in het aziatisch land.
Op deze wijze worden alle buitenlandse wettelijke voorschriften voor een zetelverplaatsing nageleefd, overeenkomstig artikel 14:28 WVV.
De vennootschappen geven hiermee louter gevolg aan het Akkoord met de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) en aan haar fiscaalrechtelijk statuut van Belgische vennootschap.
Verzoekers wensen daarom bevestigd te zien dat de verplaatsing van de statutaire zetel overeenkomstig artikelen 14:28 e.v. WVV van elk van beide vennootschappen van het aziatisch land naar België ook op Vlaams niveau een fiscaal non-event is en dat bijgevolg het evenredig verkooprecht overeenkomstig artikels 2.9.1.0.1 tot en met 2.9.1.0.7 VCF niet van toepassing is.
4. Beschrijving van de voorgenomen verrichtingen
In navolging van de fiscale domiciliëring van de vennootschappen in België zoals overeengekomen met de Bijzondere Belastinginspectie (BBI), wensen de vennootschappen hun statutaire zetel te verplaatsen van het aziatisch land naar België door overdracht van alle activa en passiva van de vennootschappen aan twee Belgische vennootschappen in oprichting, gevolgd door de ontbinding van de vennootschappen in het aziatisch land.
III. Motivering van de aanvraag
5. De zetelverplaatsing gebeurt onder fiscale en boekhoudkundige continuïteit
Door het Akkoord met de BBI van xx.xx.2021, bevestigen de FOD FINANCIËN en de vennootschappen dat zij sinds hun oprichting hun fiscale domicilie hebben gehad in België, meer bepaald op het adres […].
Vanuit fiscaalrechtelijk perspectief zijn de vennootschappen bijgevolg reeds Belgische vennootschappen.
De verplaatsing van de statutaire zetel van het aziatisch land naar België geeft louter feitelijke uitvoering aan het bestaande fiscaalrechtelijk statuut van de vennootschappen. De zetelverplaatsing gebeurt bijgevolg onder fiscale continuïteit.
CBN-advies 2018/03 omschrijft de boekhoudkundige continuïteit in het kader van een zetelverplaatsing als volgt:
“Een zetelverplaatsing wijzigt in geen enkel opzicht de vermogenssituatie van de vennootschap. Een dergelijke overdracht geeft immers geen aanleiding tot een resultaat in het Belgisch boekhoudrecht; deze overdracht betekent in principe dat de verschillende elementen van de activa en passiva van de vennootschap, met inbegrip van de verschillende elementen van het eigen vermogen, de afschrijvingen, de waardeverminderingen en de voorzieningen die de vennootschap heeft gevormd, de rechten en verplichtingen alsook de opbrengsten en kosten van het boekjaar worden overgedragen naar de boekhouding die wordt opgesteld overeenkomstig de Belgische wetgeving, aan de waarde waartegen deze elementen voorkomen in de boekhouding die is opgesteld overeenkomstig het buitenlands recht op het moment van de zetelverplaatsing.”.
In casu vloeit uit het bestaande fiscaalrechtelijke statuut van de vennootschappen bijgevolg ook de boekhoudkundige continuïteit van de zetelverplaatsing voort, nu de vennootschappen heden reeds een boekhouding voeren overeenkomstig de Belgische wetgeving.
Daarnaast beschikken de vennootschappen al jaar en dag over een Belgisch ondernemingsnummer aangezien zij beiden vastgoed in België aanhouden en dus beschikken over een Belgische vaste inrichting.
De zetelverplaatsing wordt aldus voltrokken onder fiscale en boekhoudkundige continuïteit.
6. De zetelverplaatsing gebeurt onder juridische continuïteit
In het Belgisch recht wordt de juridische omzetting van een buitenlandse vennootschap naar een Belgische vennootschap geregeld door artikelen 14:28-14:30 WVV.
Opdat de omzetting bij authentieke akte zou worden vastgesteld door de notaris, is volgens artikel 14:28 WVV vereist dat de nodige stukken worden voorgelegd waaruit blijkt dat de buitenlandse voorschriften van toepassing op de zetelverplaatsing werden nageleefd.
In het rechtsstelsel van het aziatisch land ontbreekt echter een regeling voor emigrerende vennootschappen, zoals in België vervat in artikelen 14:18 e.v. WVV.
Zoals bevestigd in het hoger geciteerde CBN-advies 2018/03, vereist een grensoverschrijdende zetelverplaatsing de overdracht “van de activa en passiva van de vennootschap, met inbegrip van de verschillende elementen van het eigen vermogen, de afschrijvingen, de waardeverminderingen en de voorzieningen die de vennootschap heeft gevormd, de rechten en verplichtingen alsook de opbrengsten en kosten van het boekjaar.”[1].
Gelet op het gebrek aan wettelijk kader in het aziatisch land, zullen de vennootschappen bijgevolg al hun activa en passiva overdragen aan twee Belgische vennootschappen in oprichting. Bij voltooiing van deze algehele overdracht, zullen de vennootschappen vervolgens ontbonden worden in overeenstemming met de wettelijke voorschriften van het aziatisch land.
Gelet op de overdracht van alle activa en passiva van de vennootschap naar Belgische vennootschappen (in oprichting), gebeurt de zetelverplaatsing onder juridische continuïteit.
7. De artikels 2.9.1.0.1 tot en met 2.9.1.0.7 VCF zijn niet van toepassing
Gelet op het voorgaande is het evenredig verkooprecht ingevolge de artikels 2.9.1.0.1 tot en met 2.9.1.0.7 VCF niet van toepassing, aangezien het geen overdracht of inbreng ten bezwarende titel betreft, noch een verdeling aan de vennoten, maar een loutere immigratie conform het WVV.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
8. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.
9. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.
10. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:
- Artikel 2.9.1.0.1 VCF, dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt het verkooprecht gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende overdracht onder bezwarende titel van eigendom of vruchtgebruik van onroerende goederen, met uitsluiting van de inbrengen, vermeld in artikel 115bis van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten.”.
- Artikel 2.9.1.0.2 VCF., dat luidt als volgt:
“Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden de volgende overeenkomsten gelijkgesteld met een overeenkomst houdende overdracht onder bezwarende titel van eigendom van onroerende goederen :
1° een overdragende overeenkomst onder bezwarende titel, waarbij de eigendom wordt verkregen van, hetzij hout op stam onder beding van het te vellen, hetzij gebouwen onder beding van ze te slopen, als de eigendom van de grond nadien wordt verkregen voor het hout helemaal geveld is of de gebouwen helemaal gesloopt zijn;
2° een overeenkomst onder de levenden onder bezwarende titel, waarbij de eigendom wordt verkregen van hetzij hout op stam, hetzij gebouwen, als die bewuste overdracht ten voordele van de eigenaar van de grond wordt toegestaan.
Het eerste lid is niet van toepassing als bewezen wordt dat de belasting over de toegevoegde waarde is voldaan voor de levering van de goederen die in de overeenkomst begrepen zijn.”.
- Artikel 2.9.1.0.3 VCF, dat luidt als volgt:
“Met behoud van de toepassing van artikel 2.9.1.0.1, wordt, behoudens vestiging van de belasting, vermeld in hoofdstuk 10 en 11, het verkooprecht gevestigd op een inbreng van onroerende goederen als vermeld in artikel 115bis van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten in een Belgische vennootschap naarmate die inbreng anders vergoed wordt dan bij toekenning van maatschappelijke rechten.
Als een inbreng als vermeld in het eerste lid meteen onroerende goederen als vermeld in artikel 115bis van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten en goederen van een andere aard omvat, worden, niettegenstaande elk strijdig beding, de maatschappelijke rechten en de andere lasten die de vergoeding van de vermelde inbreng uitmaken, geacht evenredig verdeeld te zijn tussen de waarde die aan de onroerende goederen is toegekend en de waarde die aan de andere goederen is toegekend, bij de overeenkomst. De te vervallen huurprijzen van de huurcontracten waarvan de rechten worden ingebracht, worden evenwel geacht alleen op de laatstvermelde rechten betrekking te hebben.
Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de inbreng van de universaliteit van de goederen of van een bedrijfstak, vermeld in artikel 117, § 1 en § 2, van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten.
Dit artikel is ook van toepassing op de oprichting van nieuwe vennootschappen, als vermeld in artikel 118 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten.”.
- Artikel 2.9.1.0.4 VCF, dat luidt als volgt:
“Het verkooprecht wordt ook gevestigd op de verkrijging, op welke wijze ook, anders dan bij inbreng in een vennootschap, door een of meer vennoten van onroerende goederen die in België liggen en die voortkomen van een vennootschap onder firma, van een commanditaire vennootschap, van een besloten vennootschap of van een coöperatieve vennootschap.
De verkrijging zal evenwel belast worden volgens haar gemeenrechtelijke aard als het gaat om :
1° onroerende goederen die in de vennootschap zijn ingebracht, als ze verkregen zijn door de persoon die de inbreng gedaan heeft;
2° onroerende goederen die door de vennootschap met betaling van het verkooprecht verkregen zijn, als het vaststaat dat de vennoot die eigenaar van die onroerende goederen wordt, deel uitmaakte van de vennootschap toen laatstgenoemde de goederen verkreeg.
In geval van verkrijging van maatschappelijke onroerende goederen door al de vennoten door een gehele of gedeeltelijke vereffening conform boek 2, titel 8, hoofdstuk 1, afdeling 2, van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, is, naargelang van het geval, de registratiebelasting die met toepassing van het eerste of het tweede lid is gevestigd, van toepassing op de latere toebedeling van de goederen aan een of meer vennoten.”.
- Artikel 2.9.1.0.5 VCF, dat luidt als volgt:
“Het verkooprecht wordt ook gevestigd op de verkrijging, op welke wijze ook, door een of meer vennoten van onroerende goederen die in België liggen en die voortkomen van een naamloze vennootschap, van een Europese vennootschap of van een Europese coöperatieve vennootschap.
Het eerste lid is niet van toepassing bij een verkrijging bij wijze van inbreng in een vennootschap.”.
- Artikel 2.9.1.0.6 VCF, dat luidt als volgt:
Ҥ 1. Vonnissen en arresten die tot bewijs strekken van een overeenkomst waarop de bepalingen van deze afdeling van toepassing zijn, maar die nog niet aan het verkooprecht onderworpen is, geven aanleiding tot de heffing van het verkooprecht.
Het eerste lid is ook van toepassing als de rechterlijke beslissing die tot bewijs van de overeenkomst strekt, de ontbinding of herroeping ervan uitspreekt of vaststelt voor om het even welke reden, tenzij uit de beslissing blijkt dat ten hoogste één jaar na de overeenkomst een eis tot ontbinding of herroeping, zelfs bij een onbevoegde rechter, is ingesteld.
§ 2. Exequaturs van scheidsrechterlijke uitspraken en in het buitenland gewezen rechterlijke beslissingen worden, voor de toepassing van dit hoofdstuk, als een geheel met de desbetreffende akte beschouwd. Als de desbetreffende akte tot bewijs strekt van een overeenkomst houdende overdracht onder bezwarende titel van eigendom of vruchtgebruik van in het Vlaamse Gewest te lokaliseren onroerende goederen en niet aan het verkooprecht onderworpen is, geeft ze aanleiding tot de heffing van het verkooprecht.
Dat geldt ook als de scheidsrechterlijke uitspraak of in het buitenland gewezen rechterlijke beslissing die tot bewijs van de overeenkomst strekt, de ontbinding of herroeping ervan uitspreekt of vaststelt voor om het even welke reden, tenzij uit de beslissing blijkt dat ten hoogste één jaar na de overeenkomst een eis tot ontbinding of herroeping, zelfs bij een onbevoegde rechter, is ingesteld.
Het verkooprecht is ook van toepassing in geval van aanbieding ter registratie van een in het buitenland gewezen rechterlijke beslissing die van rechtswege in België uitvoerbaar is.”.
- Artikel 2.9.1.0.7 VCF, dat luidt als volgt:
“In afwijking van artikel 2.10.1.0.1 wordt in geval van toebedeling bij verdeling of van afstand van onverdeelde delen aan een derde die bij overeenkomst een onverdeeld deel heeft verkregen van goederen die toebehoren aan een of meer personen, het verkooprecht geheven op de delen waarvan de derde ten gevolge van de overeenkomst eigenaar wordt, met toepassing van artikel 2.9.3.0.1 en artikel 2.9.3.0.4 tot en met artikel 2.9.3.0.7.
Het eerste lid is van toepassing als de toebedeling van goederen of de afstand van onverdeelde delen gedaan wordt aan de erfgenamen of legatarissen van de overleden derde verkrijger.
Het eerste lid is niet van toepassing als de derde, aan wie de toebedeling of de afstand gedaan wordt, met anderen het geheel van een of meer goederen heeft verkregen.”.
11. In het Lamot-arrest van het Hof van Cassatie[2] werd geoordeeld dat de overbrenging naar België van de zetel van een in het buitenland opgerichte vennootschap, niet de ontbinding van deze vennootschap (gevolgd door een wederoprichting in België) voor gevolg heeft indien:
– de zetel naar België is overgebracht volgens de wetgeving van het land van waaruit de zetel overgebracht wordt;
– deze buitenlandse wetgeving het voortbestaan van de vennootschap als rechtspersoon erkent;
– de vennootschap wegens haar statuten (eventueel in overeenstemming gebracht met het Belgische recht) de voorwaarden vervult om als vennootschap erkend te worden door het Belgisch recht, en om de rechtsbekwaamheid te kunnen genieten die uit deze rechtspersoonlijkheid voortvloeit.
De continuïteit van de rechtspersoonlijkheid is vastgelegd in artikel 14:16 WVV. Na de immigratie naar België (eventueel gevolgd door een aanpassing van de statuten naar Belgisch recht), kan de vennootschap slechts één van de vennootschapsvormen hebben die opgesomd zijn in artikel 1:5, § 2 WVV.
De immigratie van een buitenlandse vennootschap naar België kan dus naargelang het geval gebeuren met continuïteit van de rechtspersoonlijkheid (mits de wetgeving van het land van oprichting dit toelaat) of zonder continuïteit van de rechtspersoonlijkheid (indien de wetgeving van het land van oprichting dit niet toelaat).
12. In casu erkent, volgens de aanvraag, Hong Kong waar de statutaire zetel van de vennootschappen waarvan de zetel naar België wordt verplaatst gevestigd is de continuïteit van de rechtspersoonlijkheid niet.
De zetelverplaatsing gaat gepaard met de ontbinding van de vennootschap. De activa en passiva van de vennootschap zullen worden ingebracht in twee nieuwe op te richten vennootschappen.
13. Op het vlak van de registratiebelasting is artikel 118 W.Reg. van toepassing wanneer de zetelverplaatsing naar België gebeurt vanuit een staat van buiten de EER[3].
Dit federale artikel 118 W.Reg. luidt:
“Voor de toepassing van dit Wetboek worden beschouwd als oprichtingen van nieuwe vennootschap:
1° de overbrenging naar België van de zetel der werkelijke leiding van een vennootschap waarvan de statutaire zetel in het buitenland is;
2° de overbrenging naar België van de statutaire zetel van een vennootschap waarvan de zetel der werkelijke leiding in het buitenland is;
3° de overbrenging van het buitenland naar België, van de statutaire zetel en van de zetel der werkelijke leiding van een vennootschap.
In deze gevallen omvat de inbreng de goederen van elke aard die aan de vennootschap toebehoren op het tijdstip van de overbrenging.”.
De federale administratieve beslissing van 29 april 1998[4] in dat verband luidt als volgt:
“Nummer R 118/01-01
01. – Overbrenging van de zetel van een vennootschap van een niet E.G.-land naar België.
01. - Voor de toepassing van het Wetboek der registratierechten wordt, overeenkomstig artikel 118, de overbrenging van het buitenland naar België van de zetel van werkelijke leiding en/of de statutaire zetel van een vennootschap als oprichting van een nieuwe vennootschap beschouwd.
De inbreng wordt geacht alle goederen die aan de vennootschap op het tijdstip van de overbrenging toebehoren, tot voorwerp te hebben (art. 118, laatste lid). Deze inbreng kan bijgevolg beschouwd worden als de inbreng van de universaliteit van de goederen van een vennootschap.
Bij de overbrenging van de zetel van een vennootschap van een niet-E.G.-land naar België zijn artikel 117, § 1 en artikel 120, 3de lid niet van toepassing. De overbrenging van de zetel van de vennootschap, die zowel actieve als passieve elementen bevat, wordt bijgevolg geacht een gemengde inbreng tot voorwerp te hebben, waarop de heffingsregels vervat in de artikelen 119 en 120, 1ste en 2de leden van toepassing zijn.
De heffingsgrondslag van het recht van inbreng is de verkoopwaarde van de goederen die op het ogenblik van de overbrenging aan de vennootschap toebehoren, onder aftrek van het passief van de vennootschap.
In de mate van dit passief wordt de inbreng bij toepassing van artikel 120, belast als een overdracht onder bezwarende titel en kan, in voorkomend geval, aanleiding geven tot het onroerend verkooprecht (art. 44), het registratierecht van overdracht van huur (art. 83) of het registratierecht van overdracht van hypotheek (art. 92²).
De voormelde verkoopwaarde moet het voorwerp uitmaken van een schattende verklaring overeenkomstig artikel 168.
(Beslissing d.d. 29.04.1998 - EE/96.686).”.
De overbrenging van de zetel die zowel activa als passiva bevat, wordt volgens de geciteerde federale beslissing geacht een gemengde inbreng te zijn.
Het standpunt van de federale administratie van 29 april 1998 werd opgenomen in de VCF. Het laatste lid van artikel 2.9.1.0.3 VCF bepaalt dat de regels van de gemengde inbreng van toepassing zijn bij de oprichting van een nieuwe vennootschap overeenkomstig artikel 118 W.Reg.
Er wordt rekening gehouden met de actuele verkoopwaarde van de onroerende goederen die in het Vlaamse Gewest zijn gelegen en die op het ogenblik van de overbrenging van de zetel aan de vennootschap toebehoren. In de mate dat deze inbreng anders wordt vergoed dan door de toekenning van maatschappelijke rechten is het verkooprecht van toepassing[5]. Dit is bijvoorbeeld het geval bij overname van het passief door de vennootschap. In dat geval wordt de inbreng onderworpen aan de regels van de gemengde inbreng, met een belasting op basis van een overdracht ten bezwarende titel als gevolg.
Overeenkomstig artikel 2.9.6.0.5, eerste lid, 2° VCF geldt er evenwel een vrijstelling van het Vlaamse verkooprecht voor de overbrenging van de zetel van werkelijke leiding of van de statutaire zetel vanuit een EER-lidstaat naar België. Deze vrijstelling is in casu niet van toepassing.
Aangezien de inbreng van de activa en passiva van Vennootschap B en Vennootschap C in twee nieuw opgerichte vennootschappen niet volledig wordt vergoed door maatschappelijke rechten (maar ook door een overname van schulden) en er geen vrijstelling op grond van artikel 2.9.6.0.5, eerste lid, 2° VCF geldt zijn de regels voor de gemengde inbreng van toepassing. Dit heeft tot gevolg dat in de mate dat deze inbreng anders wordt vergoed dan door de toekenning van maatschappelijke rechten het verkooprecht van toepassing is.
De vennootschap zal middels een aanvullende verklaring (art. 3.13.1.2.1 VCF) aan de Vlaamse Belastingdienst de nodige elementen moeten bezorgen om de heffing van het verkooprecht (art. 2.9.1.0.3 VCF) mogelijk te maken.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.
Voetnoten
[1] Uit de toelichting van de meester […] bleek dat de vennootschappen enkel nog onroerende goederen (in Belgiê gelegen) aanhouden en deze verhuren. De huurgelden worden geïnd door vennootschap A.
[2] Cass. 12 november 1965, RW 1965-1966, 911; Pas. 1966, I, 336; Rec.Gén.Enr.Not. 1966, 147, noot M. DONNAY, Ann.Not. 1967, 113, noot F. SPETH
[3] Besliss. 23 juni 2008, gewijzigd bij Besliss. 3 mei 2011, Rep.RJ, R 44/46-01; cfr. nr. 61.
[4] Besliss. 29 april 1998, Rep.RJ, R 118/01-01 en Rec.gén.enr.not. 1998, nr. 24.856.
[5] De artikelen 2.10.1.0.3 en 2.11.1.0.2 VCF kunnen ook van toepassing zijn indien het gaat om respectievelijk een verdeling of hypotheekvestiging.